Startpagina Actueel

Aquacultuur, voer voor specialisten?

Enige tijd geleden vond de kick-off van het Interreg-project Aquavlan2 plaats in Inagro te Roeselare. Aquacultuur in Vlaanderen en Nederland dus: hiermee wordt de teelt van vissen en schaal- en schelpdieren bedoeld, aan land of in zee. Aquavlan1 richtte zich vooral op het ontwikkelen van de aquacultuursector. In de voortzetting ervan wil Inagro de bestaande bedrijven ondersteunen met onderzoek. Maar kan aquacultuur ook iets betekenen voor onze landbouwer?

Leestijd : 5 min

A l in 2009 ontstond het Aquavlan1 project. Afgevaardigd bestuurder van Inagro, Mia Demeulemeester vertelde dat op dat moment Inagro al twee jaar actief was in de aquacultuur, met financiële middelen van het visserijfonds van de provincie West-Vlaanderen. “Het richtte zich op het ontwikkelen van een nieuwe aquasector. In de grensregio werd de zilte groenteteelt onderzocht en ontwikkeld. Aan Vlaamse zijde werd de zoetwatervisteelt geïnitieerd, met onder andere omegabaars, lotta lotta, snoekbaars en de integratie van visteelt in serreteelt. Aan Nederlandse zijde werd onderzoek verricht naar kingfish. Inagro zette in op de snoekbaarsteelt, met als belangrijke thema’s teelttechniek, het verzamelen van kengetallen en duurzame productie via integratie en circulaire economie. Dit gaf een stevige basis voor het ontwikkelen van Aquavlan2, waarvan Inagro wederom coördinator is.”

Hierin wil Inagro de bestaande bedrijven ondersteunen met specifiek onderzoek, samen met hun partners Ugent, HZ, Odisee, PCG, ILVO, Empro... Zo zal er onderzoek gedaan worden naar het sluiten van kringlopen binnen de zoetwater aquacultuur (vb tuinbouw combineren met vis) en het sluiten van kringlopen in de maricultuur. Verder wordt naar opties gezocht voor nieuwe voeders voor schelpdieren en vissen. Projectleider Stefan Teerlinck: “Die wordt gedragen door een Oost-Vlaams bedrijf die van pluimenmeel visvoeder maken. Daarnaast gaat het ook onder andere over copepodenkweek.” Ten slotte wordt naar manieren gezocht om grondsmaak te vermijden.

“Want daar struikelen bedrijven nog veel over. Slechte bittere nasmaak is mogelijk bij geproduceerde zoetwater- of zeevis, maar kan ook bij vissen uit een afgesloten vijver. Het is een risico als je vis op de markt brengt die niet smaakt”, besluit Stefan.

Aquacultuur

met nadelen

Aquacultuur in Vlaanderen is eerder intensief, in een recirculatiesysteem kweken. En een gesloten recirculatiesysteem heeft zijn nadelen. Een gesloten recirculatiesysteem is namelijk niet gesloten want iedere dag moet 10 % verbruikt worden. Wil je 100 ton snoekbaars produceren, dan betekent dat 50 kuub water per dag. En dat moet kwalitatief water zijn: grondwater. Verder vraagt het energie voor warmte en verpompen: de technische uitdaging bestaat erin om het energieverbruik zo laag mogelijk te maken. Een ander punt is dat het hoogtechnologische kennis vraagt en je die kennis moet inkopen of jezelf moet bijscholen.

Een vierde element handelt over de hoge visdensiteit die alles sneller doet gaan: vissen worden vlugger ziek, de zuurstof is vlugger kritiek, enz. Daarbij komt het probleem dat het vaak om exotische warmwater vissoorten gaat. Snoekbaars is gekozen omdat het een goeie prijs geeft, een goed product is, en er een bestaande markt voor bestaat. Duurzaamheid is echter minder omdat de korrel 50% vismeel bevat: snoekbaar is namelijk een roofvis. Omegabaars heeft het voordeel vegetarisch te zijn, maar is dan weer een nieuw product waardoor het moeilijk is de prijs ervan te bepalen. Iedere vis heeft uiteindelijk zijn uitdaging. Ten slotte vraagt aquacultuur een hoge investering; het blijft een risico.

... maar ook voordelen

Een eerste voordeel is dat de productieparameters erg controleerbaar zijn. Je kan bij wijze van spreke in de stad gaan produceren. Daarnaast kan je jaar rond produceren. De hogere productie per m² kan je als voordeel beschouwen, maar is eerder een noodzaak. Een ander positief punt is dat je nooit invloeden hebt van buitenaf, zoals ziekten, klimaat of roofdieren zoals de reiger bij vijvers. Een ander duidelijk voordeel is de lagere impact op het milieu.

De keuze van de locatie is zeer belangrijk, om te beginnen al voor transport. Voor goed transport zijn veel kleine straatjes bijvoorbeeld niet optimaal. Verder kan je aquacultuur koppelen aan bijvoorbeeld een tomatenserre op regenwater. Dat regenwater zou dan eerst gebruikt kunnen worden door de vis, en daarna kan je het regenwater met zijn nutriënten terug naar de serre sturen. Vissenmest kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de aanmaak van biogas. Biogas kan dan weer warmte geven aan de vis.

Ondersteuning

vanuit overheden

In Vlaanderen wordt je sterk ondersteund. Zo kan je de aquaconsulent contacteren (stefan.teerlinck@inagro.be) bij vragen. Hij kan je op weg helpen naar de geschikte kennispartners. Deze helpen bij het uitwerken van het idee, zoeken mee een geschikte locatie, helpen bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning, het opmaken van het businessplan, en de subsidieaanvraag. Ook kan er verder contact gelegd worden, om het idee te versterken.

In Vlaanderen wordt vooral ingezet op hoogtechnologische technieken, nicheproducten, integratie van aquacultuur met andere sectoren en clustering op bedrijventerreinen, zoals Agropolis. Zo kent Vlaanderen onder andere al ondernemingen in nicheproducten als kaviaar, levende garnalen, omegabaars en snoekbaars. Hierdoor is er ook geen competitie met de bulkproducten van bijvoorbeeld Azië. Ten slotte wordt sterk ingezet in onderwijs, onderzoek en praktijkkennis.

Waarom (niet) investeren?

De visserij stagneert en de vraag naar vis stijgt wereldwijd. Dat zou al één reden kunnen zijn om ermee te starten. Verder wordt 243.000 ton per jaar vis en schelpdieren geconsumeerd, en maar 10 % daarvan komt van de eigen visserij. De rest moet worden geïmporteerd uit landen zoals uit Azië: er is dus een groot gat in de markt. Het is ook het moment om te investeren: het beleid zit mee, de wetenschappers zijn er en je krijgt voldoende ondersteuning. Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) is een fonds dat voor 30 à 40 % uw investering afdekt met subsidie.

Wie is de

potentiële viskweker?

Stefan Teerlicnk waarschuwt echter met de verschillende tips: “Allereerst moet men een risicokapitaal op tafel kunnen leggen. Een miljoen euro bijvoorbeeld. Je kan ervan uitgaan dat die miljoen twee miljoen kan worden en dat de winstmarge boven water kan komen na 5 of 10 jaar. Je moet dus erg flexibel zijn, wat moeilijk is voor de landbouwer nu. Verder moet men inzicht hebben in dierlijke productie en duurzaamheid.” Een goede marketing kennis en weten hoe een businessplan te maken zijn ook belangrijke punten, naast het hoogtechnologisch inzicht dat de aquacultuur vraagt. Het is misschien veel dat wordt gevraagd, maar toch zijn er in Vlaanderen succesverhalen. Aquabio bijvoorbeeld, die bekend staat voor de kaviaarkweek.

M.V.

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken