Startpagina Veeteelt

Meer (melkvee)mest naar mestverwerking

De evolutie in de mestverwerkingssector heeft altijd nauw samengehangen met de evolutie in de regelgeving. De effecten van Map 5 voor de Vlaamse mestverwerking worden pas nu echt duidelijk. Vooral melkveehouders lijken nu definitief de weg naar mestverwerking te (moeten) vinden.

Leestijd : 5 min

D e resultaten van de enquête die het Vlaams Coördinatiecentrum voor de Mestverwerking (VCM) jaarlijks bij haar leden uitvoert, werden voorgesteld tijdens de officiële opening van de biologische mestverwerkingsinstallatie bij D’Haeye-Cleaning te Avelgem. Het gaat om een installatie die jaarlijks 25.000 m3 mest per jaar (of ongeveer 60 kuub per dag) kan verwerken.

De mest wordt er eerst gescheiden via een centrifuge. Opmerkelijk naast de loods waarin het scheiden gebeurt is het biobed, dat alle afgezogen lucht nog eens extra ontdoet van enige geur. Het is een maatregel die op zich misschien niet eens echt nodig was, maar loonwerker en cleaning-bedrijf D’Haeye wilde de verstandighouding met de buurtbewoners zo optimaal mogelijk houden.

Opvolgen op afstand

Na de scheiding verlaat de dikke fractie het bedrijf richting een composteringsbedrijf. Die dikke fractie heeft op dat moment een drogestofgehalte van om en bij de 30 %. Ze bevat ook 70 tot 75 % van alle fosfor uit de mest.

De dunne fractie bevat zowat alle stikstof en wordt opgeslagen. Van daaruit gaat het naar de biologische reactor. Via een proces van nitrificatie en denitrificatie zetten bacteriën de ammoniakale stikstof om naar het klimaatneutrale stikstofgas. Wat overblijft is een kaliumrijk effluent en wat restslib dat op het land kan gevoerd worden. De opvolging van het gehele proces kan van op afstand gebeuren.

Biologie is varkensmest

De techniek van de biologische mestverwerking bewijst met deze installatie nog steeds alive and kicking te zijn, ondanks de kritiek die af en toe opduikt over de weinig circulaire praktijk om stikstof de lucht in de blazen. Het is een problematiek waar de leden van het VCM zich in een recente visienota over gebogen hebben (zie Landbouwleven van 14 juli).

Maar voorlopig ziet het er niet naar uit dat we zonder de biologie kunnen. “Er zijn geen alternatieven die voor dezelfde kostprijs hetzelfde doen”, vatte Dieter Van Parys van Bioarmor, installateur van mestverwerkingsinstallaties, mooi samen (zie kader). Vandaag wordt iets meer dan een derde van alle stikstof die verwerkt wordt, verwerkt via de biologie. Van de totale hoeveelheid stikstof die verwerkt werd in een biologie was vorig jaar omtrent 90 % afkomstig van varkensmest.

Het grotere plaatje

Die totale hoeveelheid stikstof die verwerkt is, neemt elk jaar nog toe. Afgelopen jaar was die stijging opvallend groot, met een sprong van 10 % naar 41,5 miljoen kg stikstof. Als verklaring hiervoor wijst het VCM naar het vijfde MestActiePlan, waarvan de gevolgen pas in 2016 goed zichtbaar werden in de mestverwerking. “Ook was het voorjaar van 2016 erg nat, waardoor er mogelijk minder mest is uitgereden”, gaf Thomas Vannecke, adviseur bij VCM een bijkomende verklaring.

Van alle verwerkte mest, los van de techniek, is de verwerking en export van varkensmest en die van pluimveemest samen goed voor 86 % van de verwerkte stikstof. Beide mestsoorten zijn ongeveer even populair bij de verwerking. Vooral de verwerking en export van pluimveemest nam nog toe vorig jaar. De sterke stijging in pluimveestallen heeft daar zeker iets mee te maken.

In 2016 zijn er twee nieuwe installaties opgestart, twee biologieën. Vlaanderen telt in totaal 121 operationele mestverwerkingsinstallaties. Niet toevallig bevinden deze installaties zich vooral in die gebieden waar veel varkens zitten: de helft van de operationale verwerkingscapaciteit bevindt zich in de provincie West-Vlaanderen, gevolgd door de provincie Antwerpen (18 %).

Biothermisch droen

Zoals eerder gezegd is de biologische mestverwerking zonder twijfel de meest gebruikte techniek. Meer dan vier op vijf van de mestverwerkingsinstallaties is een ‘biologie.’ Toch is die biologie ‘maar’ goed voor 36 % (gedaald met 3 %) van de verwerkte hoeveelheid stikstof. Opvallende stijger is de techniek van het biothermisch drogen, goed voor 38 % van de verwerkte stikstof (stijging met 8 %). Het is de eerste keer dat er meer stikstof wordt verwerkt via biothermisch drogen dan via de biologie.

Thomas Vannecke ziet twee verklaringen voor die stijgende populariteit. Op de eerste plaats is het een techniek die zich prima leent om te gebruiken in de verwerking van stikstofrijke pluimveemest. Die mest is al van nature vrij droog, en de hoveelheid ervan nam afgelopen jaar door uitbreidingen in die sector flink toe.

Een tweede verklaring zag adviseur Vannecke in de zeer sterke stijging van de verwerking van de dikke fractie van rundermest. Deze hoeveelheid ging afgelopen jaar maal zeven (van 0,16 ton N voor 2015 naar 1,2 ton N voor 2016). Op een totale hoeveelheid verwerkte stikstof van 41,5 ton gaat het om een relatief kleine hoeveelheid en het is vooral het werk van twee importerende Nederlandse bedrijven vlak aan de grens. Toch is de evolutie opmerkelijk. “Door het nieuwe MAP, en het wegvallen het melkquotum is er meer rundveemest die verwerkt moet worden. Maar boeren doen ook zelf aan mestsscheiding op het bedrijf: de dunne fractie gebruiken ze op eigen gronden, en de dikke factie gaat richting een droger. Op die manier kan meer rundveemest op het land worden gebracht, zonder tegen de P-limiet aan te botsen”, zo klonk de analyse.

Naar Frankrijk

Er is maar sprake van mestverwerking wanneer de nutriënten niet op de Vlaamse landbouwbodem belanden. Naast een deel dat in Vlaamse tuinen terechtkomt, gaat het overgrote deel vooral richting export. De grootste markt is daarbij Frankrijk, waar bijna zes op de tien kilo geëxporteerd mestverwerkingsproduct naar toe gestuurd wordt. Het gaat hoofdzakelijk om de biothermisch gedroogde mest waarvan sprake en ook om bekalkte mest. In beide gevallen wordt de temperatuur in de mest in die mate opgedreven dat het product gehygiëniseerd wordt, en export mogelijk is.

In bekalkte mest zorgt de kalk via een chemische reactie voor die hogere temperatuurstijging. Het eindproduct blijft daarbij kalkrijk, wat het voor klanten een extra interessant product maakt. Nederland is de tweede grootste exportmarkt voor Vlaamse mestverwerkingsproducten, al is die maar half zo groot als de Franse markt. Ook gaat het daarbij vooral om champignonsubstraat.

En de toekomst?

Er werd in 2016 10 % meer mest verwerkt dan het jaar daarvoor. Dit heeft als direct gevolg dat de nog vrije beschikbare capaciteit daalt. Die in theorie vrij beschikbare capaciteit (gemiddeld 23,5 % in 2016) is bovendien meestal het gevolg van technische tekortkomingen of omwille van administratieve redenen. Toch waren er ook 20 mestverwerkers die een onvoldoende aanbod van inputstromen als oorzaak vermelden. Wat er ook van zij, het VCM ziet een 11-tal nieuwe mestverwerkingsinstallaties in de pijplijn zitten.

De meerderheid van de bevraagde mestverwerkers ziet de hoeveelheid verwerkte mest gelijk blijven of stijgen. Ook de export wordt verwacht gelijk te blijven of nog te stijgen, net als de kostprijs voor mestverwerking.

IDC

Lees ook in Veeteelt

Doordacht maaibeheer: waar let ik op?

Akkerbouw Er zijn dit jaar grote verschillen in grasstand waar te nemen tussen verschillende percelen. Dat is niet verwonderlijk, gezien de grote verschillen in beheer, waartoe we gedwongen werden door deze zeer natte winter en door de natte voorjaarsperiode.
Meer artikelen bekijken