Weet hoe je teelt: spruiten

Een demoplatform werd aangelegd met demorassenproef, bemestingsproeven en IPM gewasbeschermingsproeven.
Een demoplatform werd aangelegd met demorassenproef, bemestingsproeven en IPM gewasbeschermingsproeven.

Vorig jaar werd weer een demoplatform aangelegd in spruitkool. Boerenbond, het departement Landbouw en Visserij, Ingro, Taco, Inagro en PCG namen het initiatief om op 2,5 hectare een demorassenproef, een ziektegevoeligheidsproef, bemestingsproeven en IPM gewasbeschermingsproeven aan te leggen. De zaadhuizen Syngenta, Sanac, Bejo en Hazera voorzagen de rassen en waren ook van de partij om het publiek van adequate informatie te voorzien.

Rassenproef

Voor de rassenproef werden de spruiten geplant op 6 mei 2017. Ze kregen een basisbemesting en werden ondertussen ook bijgemest. De beoordeling van het aantal spruiten, glazigheid en de hoeveelheid bladval gebeurde op 26 oktober 2017. De droogte had het meeste invloed op de vroegste rassen, dan vroege zetting en een moeilijkere lengtegroei.

Minder groeikrachtige rassen:

Gladius (Syngenta): dit vroege ras heeft donkergroene, mooie spruiten op de stam, en kent weinig glazigheid. Het ras is sterk tegen slijtage en kwam vrij gezond uit de ziekteproef (insecticiden). Het kende 75 % bladval.

Crispus (Syngenta): dit ras is knolvoetresistent. Het is sterker tegen geel blad en kende 60 % bladval (dus later in bladval). Verder is het een ras dat gevoelig is voor droogte en echte meeldauw. Ook hier was er weinig glazigheid. Het ras is voornamelijk bedoeld voor industrie, maar ook voor de versmarkt.

Cobus (Syngenta): het is een stevig gewas met cilindrische zetting en heeft veel spruiten op de stam. Toppen is niet echt nodig hier. Het is iets gevoeliger voor glazigheid dan Crispus of Gladius. Het is lang houdbaar als er een goede bladval is. Bij een goede lengte behoudt het lang zijn industriesortering tussen de 25 en 32 mm.

Aurelius (Syngenta) heeft in grote lijnen dezelfde kenmerken als Cobus, maar groeit door op sortering: het blijft minder lang de industriesortering behouden en wordt groffer. Het is een ras dat gevoeliger is voor glazigheid, maar sterker tegen ziekten. Het schakelt iets ruimer dan Cobus.

Helios (Bejo) is een vrij open gewas. Het is matig glazig, maar heeft weinig rotte spruiten door glazigheid. De planten kennen al een vroege bladval, van 80 %. Het heeft een cilindrische zetting en het zaadhuis geeft aan dat het voor de oogst geschikt is van 15 november tot begin december. Uit de ziekteproef blijkt het vrij gezond.

Steadia (Sanac) heeft bijna geen glazigheid en kent 60 % bladval. Het heeft meer bemesting nodig dan Sofia. Verder wordt het ras gekenmerkt door een iets lossere spruit maar is heel sterk tegen plukschade. Het heeft minder spruiten: 95 per plant.

Sofia (Sanac) heeft grove spruiten. Een kenmerk is dat het ras altijd ruim geschakeld is, ook in stressomstandigheden. Echter bij een weelderige groei kan de schakeling te ruim zijn en kan legering ontstaan. Het ras vraagt een lagere startstikstof en is daarom op het eind gevoeliger voor geel blad. Daarom moet men dan N bijgeven. Het is sterk tegen glazigheid en vorstschade. Het is een hoofdras in de novemberoogst voor industrie.

Cryptus (Syngenta) is knolvoetresistent, maar is redelijk gevoelig voor glazigheid en heeft een latere bladval (60 % bladval op 26/10). Het ras is vrij donkergroen en sterk tegen ziekten. Het wordt vooral voor de industrie gebruikt, tweede helft december - begin januari. De spruiten zijn fijner dan bij Aurelius.

Lewitus (Syngenta) heeft veel spruiten op de stam. Het kent een latere bladval dan Cryptus en is het best te oogsten in december - begin januari. Het ras is gevoelig aan het vormen van zijknopjes op licht land en is weinig glazig.

Brenden (Hazera) wordt gekenmerkt door veel spruiten (120 spruiten per plant). Er was geen sprake van glazigheid, hoewel dat in de praktijk wel zo kan zijn. Ook dit ras kent een latere bladval (60 % bladval). Het kent een fijne sortering, en het best is te oogsten in december, omdat het in de januariteelt gevoelig is voor slijtage. In dit ras is het goed te toppen.

Groeikrachtige rassen:

Neptuno (Bejo) maakt te weinig spruiten aan voor de industrie, en worden daarom gebruikt in de vers-markt. Verder heeft het een gladde spruit. Het kent een ruime schakeling met een goede bladval, en kende weinig glazigheid. Verder is het dankbaar te toppen. De oogst is voor half december - begin januari.

Profitus (Syngenta) is ook ruim schakelend. Het ras is geschikt voor de industrie en voor de versmarkt. Het is sterk tegen stress en kent een goede bladval. In de proef was er weinig tot geen glazigheid. Verder is het ook dankbaar voor te toppen. Het heeft een ruim oogsttraject, van eind november tot 20 december. Best is niet te vroeg planten omdat de plant gevoelig is voor te schieten. Het ras geeft een gladde spruit.

Bronson (Hazera) ontwikkelt veel spruiten. Het is een industrieras, met nooit te groffe spruiten. Het behoudt ook lang de sortering. Het is dankbaar om te toppen, om de stevigheid te verbeteren, meer kopvullig te bekomen en constant te groeien. Het moet constant groeien anders is er sprake van een te dichte schakeling, wat de plant gevoeliger maakt voor Botrytis of smet. Het kende 70 % bladval en weinig glazigheid.

Marte (Bejo) maakt de grofste spruiten aan, die goed zijn voor de versmarkt, maar te grof zijn voor de industrie. Het ras kent een ruime schakeling. Dit ras mag men niet te vroeg planten (later dan 5 mei) want dan verkrijgt men een lagere kwaliteit en is er kans op schot.

Octia (Sanac) is een van de vroegste rassen in de proef. Het is ruim geschakeld. Het is matig tegen glazigheid: de stam kan was glazig staan, maar dat is minder het geval bij de spruiten zelf. Het heeft bijbemesting gehad omdat het gevoelig is voor geel blad. De planten kenden hier een piramidale zetting. De spruiten zijn goed voor de versmarkt voor half oktober - half november. Het kan0ook voor de industrie, maar het heeft een minder aantal spruiten en is vaak groffer. Verder is het gevoelig voor echte meeldauw.

Abacus (Syngenta) is het vroegste ras in de proef. Het wordt gekenmerkt door veel spruiten, maar heeft ook meer rotte spruiten. Het is matig glazig. Verder is toppen nodig voor de kopvulling. Ten slotte is het ras ook legergevoelig.

Gewasbescherming

De grootste problemen in spruiten zijn koolvlieg, rupsen, bladluizen en witte vlieg. Het doel van de gewasbeschermingsproef was om vijf spuitschema’s te vergelijken: twee IPM schema’s, een Goede Agrarisch Praktijkschema (GAP), een niet GAP schema (het gebruik van breed werkende middelen werden ingezet en pyrethroïden) en een proefmiddelenschema.

Naar bladluizen toe waren de meeste objecten wel goed beschermd. Bij de eindbeoordeling eind oktober zag men dat het proefmiddelenschema (met Confidor, Benevia, Decis en twee nog niet erkende producten) het beste deed, met het kleinst aantal perzikluis op de onderste spruiten. Het tweede slechtste object is het niet GAP schema omdat ook de nuttigen werden afgedood: de bladluizen kregen dus vrij spel.

Witte vlieg was in 2017 in veel velden aanwezig. Ook de koolmotdruk was lager in de proef. Voor koolmot en witte vlieg was het dus moeilijk om conclusies te trekken omdat er geen significante verschillen waren. Qua rupsen zag men vooral grote rupsen van klein koolwitje en kooluil. Men kon wel zien dat de Verimark plantbakbehandeling langer beschermd bleef. Pyrethroïden doen het wel goed tegen grote rupsen, in tegenstelling tot Steward, Xentari en Affirm.

Bemesting

In een eerste bemestingsproef wou men nagaan wat het effect is van een late bijbemesting. De objecten met bijbemesting zijn: eenmaal 40 E N begin oktober; tweemaal 40 E N begin en eind oktober; eenmaal 80 E met ureum begin oktober; eenmaal 80 E met sulfammo begin oktober. Deze vier objecten werden vergeleken met een object ‘enkel basisbemesting’ en ‘geen bemesting’. Blijkt dat zelfs een late bijbemesting in oktober een hogere productie geeft en minder geel blad.

In een tweede proef wou men nagaan of men glazigheid kan verminderen of voorkomen door bemesting. Het object met ammoniumnitraat vertoonde het meeste glazigheid: dit was het enige object waar geen potas op werd toegepast. Toepassing van chloorpotas 60 (250 of 350 kg/ha), landbouwzout of kainiet verbeterde de glazigheid, met het beste resultaat bij chloorpotas 60 in dosis 350 kg/ha.

M.V.

Meest recent

Meest recent