Startpagina Akkerbouw

Jagen met roofvogels als kunst en passie

Jagen met roofvogels, weet u hoe het in zijn werk gaat? Men heeft geen wapens nodig. De hond spoort het wild op, de vogel jaagt erop en de mens is toeschouwer. Wat is er normaler dan dat? Sébastien Gihoul, François Lorrain en Alex Druet, twee gepassioneerde valkeniers en hun leerling, laten ons kennismaken met deze vorm van jagen.

Leestijd : 7 min

Zolang als hij zich weet te herinneren, is Sébastien Gihoul steeds gepassioneerd geweest door vogels. “Toen ik 15 jaar was ontmoette ik een valkenier, die me onder zijn vleugels heeft genomen. Dat was een echte openbaring voor mij. Op 18 jaar deed ik mijn jachtexamen en sedertdien maakt de valkerij integraal deel uit van mijn leven”, zo legt hij uit.

Niet alleen een hobby, maar een levenswijze

Valkerij is de kunst om wild te vangen in zijn natuurlijk milieu, met behulp van een getrainde vogel. Dat kan gebeuren met verschillende soorten vogels, zoals haviken, woestijnbuizerds (ook Harris buizerd genoemd) of ook nog arenden. “Er zijn weinig professionele valkeniers en diegenen die ervoor betaald worden zijn nog zeldzamer. De twee manieren om van deze activiteit zijn beroep te maken zijn het jagen op schadelijke dieren door middel van roofvogels ofwel door roofvogelparken open te houden. In het eerste geval worden roofvogels ingezet om populaties van schadelijke vogels, zoals bv. duiven, of konijnen onder controle te houden. In het tweede geval worden met de roofvogels shows opgevoerd om het publiek te ontspannen, maar dat kan op geen enkele manier in verband worden gebracht met de valkerij die gebaseerd is op de jacht”, zo legt Sébastien uit.

In het geval van Sébastien en zijn ‘jachtgenoot’ François is de valkerij geen beroep, maar een passie die ze combineren met hun beroep. Dat is bij de ene werk in een psychiatrische kliniek en bij de andere piloot. “Het gaat om een zeer tijdrovende bezigheid die een belangrijke impact heeft op ons dagelijks leven. We komen gemiddeld drie tot vier keer per week buiten met onze vogels. Dat is noodzakelijk voor hun gezondheid en hun fysische paraatheid, maar professioneel vraagt dat een zekere flexibiliteit”, aldus François.

Voor elke vogel zijn prooi

Sébastien jaagt met een havik, terwijl François een woestijnbuizerd bezit. “Het zijn twee roofvogels die volledig verschillend vliegen en jagen. De havik werkt met een doelwit in plaats van hersenen. Het is een echte predator en hij is zeer explosief. De buizerd heeft minder fysieke superioriteit ten opzichte van zijn prooien, maar compenseert dat door een bijzondere intelligentie. Zo is het bv. mogelijk om hem vrij in een boom te plaatsen, zodat hij de omgeving in het oog kan houden en zelf over zijn kansen om een prooi te vangen kan oordelen”, aldus Sébastien.

De vogels hebben ook verschillende voorkeuren voor prooien. Die hangen af van de soort roofvogel, maar ook het geslacht. “Bij de roofvogels zijn de mannetjes (ook wel tarsels genoemd) ongeveer een derde kleiner dan de vrouwtjes (wijven genoemd). Dit verschil tussen de geslachten laat de vrouwtjes toe om hun jongen te verdedigen in geval van een aanval door een mannetje en biedt aan het koppel een breder spectrum aan prooien, waardoor de overlevingskansen van het nest groter worden. Persoonlijk werk ik het liefst met mannetjes want in de natuur zijn zij het die het nest jongen en het wijfje moeten voeden en zij zijn dan ook meer geneigd om te jagen. De wijfjes zijn ook uitstekende jagers, maar zij zijn iets humeuriger”, zo legt François uit.

Buizerds zijn in het bijzonder geïnteresseerd in konijnen, terwijl de haviken polyvalenter zijn en zowel op konijnen, kraaien, duiven, eekhoorns of fazanten kunnen jagen. “Toch kunnen de vogels speciaal getraind zijn om op één soort prooi te jagen. Omdat ik meer toegang heb tot gebieden waarop konijnen zitten is mijn mannetje vooral getraind op het vangen van konijnen”, aldus Sébastien.

Om efficiënt te zijn bij het jagen moet ook het gewicht van de vogel in het oog worden gehouden. Dat moet een evenwicht vormen tussen de fysieke kracht van de vogel, de bespiering en zijn honger om te jagen. “De roofvogel zal niet jagen wanneer hij geen honger heeft, maar anderzijds moet hij ook niet uitgehongerd worden omdat hij anders geen kracht meer heeft om zich te verdedigen tegenover zijn prooi”, zo legt François uit. “Er bestaat ook een rechtstreeks verband tussen de vetheidsgraad en de schrik. Hoe zwaarder een vogel is, hoe minder risico hij zal nemen. Daarentegen zal een magere vogel veel sneller een prooi aanvallen, ook al houdt dit meer risico in voor de vogel in kwestie, zoals bv. een hond of een mens”, zo vervolgt hij.

Ten slotte kan ook de opvoeding een invloed hebben op de keuze van de prooien. De jonge vogels kunnen inderdaad vanaf 10 dagen door de mens worden opgevoed, ofwel nadat ze door de ouders gedurende meerdere weken zijn grootgebracht (natuurbroed). In het eerste geval spreken we van imprint vogels. “Vermits hij slechts met de mens contact heeft gehad, vergeet de vogel in dat geval dat hij een vogel is en is hij veel toleranter tegenover de aanwezigheid van de mens. Veel mensen hebben liever de imprint vogels in plaats van de natuurbroeden, omdat ze veel tammer zijn, eerder jagen en grotere prooien aanvallen. Niettemin kan dat een risico meebrengen, want een vogel die denkt dat hij is zoals jou heeft geen schrik om een prooi van dezelfde grootte aan te vallen. Sommige soorten, zoals de sperwer, hebben er voordeel bij als ze imprint zijn, maar voor andere soorten kan dat gevaarlijk zijn”, aldus nog François.

Vogel, hond en valkenier: een team

In algemene regel is het doel van de valkeniers niet om de populatie aan wild te doen afnemen - behalve indien men hen dat vraagt (zie kaderstuk) - maar om aan de behoeften van de vogels te voldoen en uit zorg om het territorium waartoe ze toegang hebben zo goed mogelijk te beheren. “Het doel is niet om een maximaal aantal prooien te vangen, maar de vogels toe te laten om te jagen. Soms doen ze zelfs geen vangst, maar het is altijd beter om de dag te beëindigen op een positieve noot”, zo legt Sébastien uit.

De jacht met roofvogels wordt uitgevoerd volgens dezelfde territoriale regels als de jacht met het geweer. Wel is de jachtperiode iets soepeler en strekt ze zich uit van september tot februari, en zelfs gedurende het ganse jaar voor jacht op konijnen en bosduiven. “Wanneer de jacht gesloten is kan de wildstapel zich herstellen en de roofvogel ruien (verlies van pluimen). Het is in elk geval beter om de vogel in deze periode gerust te laten om te vermijden dat hij zich aan zijn vleugels kwetst”, aldus de valkenier.

Over het algemeen werkt de roofvogel goed met een hond aan zijn zijde. Deze kamt het terrein uit en jaagt het wild op voor de vogel. “Men spreekt van een team: vogel, hond en valkenier vormen een hecht team en stemmen hun inspanningen op elkaar af. Wanneer de hond en de roofvogel op dezelfde golflengte zitten, dan is het een waar genoegen voor de valkenier, want dan wordt hij meer toeschouwer dan actor”, zo zegt François. “Maar een roofvogel blijft steeds een 150 % opportunist. Er bestaat een vertrouwensrelatie tussen de vogel en zijn meester, maar men kan nooit spreken van een affectieve band. Met uitzondering van de buizerd waar men een nauwere band mee kan hebben, want het is één van de weinige roofvogels die in groep leeft en jaagt. Het is in elk geval beter zo. De vogel komt naar u en naar de hond toe, want hij begrijpt dat die twee een bron van opportuniteiten zijn voor hem”, zo vervolgt hij.

Vlucht en terugroepen

Wanneer de roofvogel vliegt, gebruikt de valkenier een lokvogel om hem terug te roepen. Het gaat om een stuk leer waarop voedsel is geplaatst en dat een prooi nabootst. Indien de roofvogel te ver weg vliegt, kan de eigenaar hem terugvinden door middel van een zendertje dat in zijn pluimen is bevestigd. “Men kan een roofvogel tot op 10 km terugvinden, maar het gebeurt zelden dat een roofvogel meer dan 1 tot 2 km wegvliegt. Indien men hem echter niet terugvindt dan zal de roofvogel toch in staat zijn te overleven in de natuur”, zo legt Sébastien uit. De vogel draagt ook een waarschuwingsbelletje, werplijnen en twee ringen met een identificatienummer en een telefoonnummer van de eigenaar. Het waarschuwingsbelletje is de voorloper van de zender en het laat toe om de vogel tot op een honderdtal meter terug te vinden. De werplijnen zijn gemaakt uit leer en laten aan de valkenier toe om de vogel bij zich te houden.

Wanneer de vogel een vangst heeft gedaan, krijgt hij er als beloning een stuk van. De valkeniers vermijden om hun dieren te voeden met voedsel dat uit de agrovoedingsindustrie komt. “Ik zou ze kuikens kunnen geven die van de broeierijen komen. Dat is zeer toegankelijke voeding, maar ze is arm, rijk aan cholesterol en kan bepaalde ziekten meebrengen. Ik probeer de roofvogels daarom zoveel mogelijk te voeden met de vangsten en ze een voeding te verschaffen die dicht aanleunt bij wat ze in de natuur vangen”, aldus nog Sébastien.

Een roofvogel kan in gevangenschap een twintigtal jaren leven.

Wanneer we ze samen zien, twijfelen we er niet aan dat Sébastien en François nog heel mooie jaren van samenwerking met hun roofvogels voor zich hebben liggen.

Naar D.J.

Lees ook in Akkerbouw

Correct rekenen met dierlijke mest

Maïs Op heel wat percelen in Vlaanderen wordt een groot deel van de bemesting ingevuld met dierlijke mest. Gebruik van dierlijke mest vraagt een beredeneerde aanpak. Hoe kies ik de juiste mestsoort? Hoeveel dien ik wanneer toe? Op welke manier? De variabele samenstelling van dierlijke mest en inschatten hoeveel of wanneer de aanwezige nutriënten vrijkomen, zijn belangrijke aandachtspunten.
Meer artikelen bekijken