Startpagina Teelttechniek maïs

Geef onkruid geen kans in de maïsteelt

Er zijn verschillende methoden om het onkruid aan te pakken in de maïsteelt. Dat verschilt echter ook van bedrijf tot bedrijf en van de weersomstandigheden. Jan Vanherck van Belchim gaf een overzicht van de mogelijkheden tijdens de Agridagen.

Leestijd : 7 min

W e zitten in een tijdperk waar veel mensen geen of weinig kennis hebben van de landbouw. Het imago van de landbouw, maar zeker van de gewasbescherming, mag opgekrikt worden. Inlichten is daarom belangrijk.

Onkruid niet bestrijden is geen optie. Laat men bijvoorbeeld raaigras staan op de percelen, dan gaat dit onkruid lopen met het water en de nutriënten voor de groei van de maïs zelf. Ook breedbladigen remmen de groei van de maïs. Als een onkruidbestrijding mislukt, dan heeft men daar nog jaren erna last van. Als het om naaldaar gaat, dat veel zaad produceert, zijn er zeker problemen. De volgende jaren is dan een sterker schema nodig.

Een ander probleem is dat onkruidzaden bij het hakselen meegenomen worden in de kuil. Die gaan via het spijsverteringsstelsel door de koe, en hierdoor kunnen die onkruiden op andere percelen terechtkomen. Bovendien kan het uitrijden van drijfmest ook een reden zijn van onkruidproblemen. De onkruidzaden die zoal in drijfmest werden gevonden zijn hanepoot, groene naaldaar, geelrode naaldaar en kale gierst. Het is zelfs gebleken dat sommige zaden die door de koe gaan, beter kiemen dan ervoor. Dus onkruidbestrijding op lange termijn is het beste wat je kan doen, volgens Jan Vanherck.

Extreem weer en moeilijke grassen

2016 was heel nat, waardoor maïs telen soms mislukt, maar 2017 kende dan weer een extreme droogte, wat te merken was in de onkruidbestrijding.

De bestrijding van moeilijke grassen bij maïs op lichte zandgrond is een uitdaging. De actieve stof topramezone is weg, wat een serieus verlies is bij de bestrijding van moeilijke grassen. Ook met de beperking van terbutylazine en de 20m bufferzone moet men rekening houden.

Men kan kiezen voor een bestrijdingssysteem met één of twee toepassingen, op verschillende momenten. Welk systeem er mogelijk is bij de bestrijding hangt af van bedrijf tot bedrijf. Zo speelt de grootte van het bedrijf een rol, maar ook andere zaken zoals de onkruidsoort, het bodemtype en de grondsoort. Het komt ook voor dat voor één bedrijf meerdere strategieën mogelijk zijn, omdat verschillende percelen een andere aanpak vragen.

Ken je onkruid

Om te weten welke strategie er het beste past, is het van belang om te weten welke onkruiden er voorkomen. Er zijn veel onkruiden waarbij men in naopkomst de maïs nog perfect proper kan spuiten. Er zijn echter verschillende zomergrassen waar men kan overwegen om over te schakelen naar twee toepassingen. Ook als men te maken heeft met haagwinde, knolcyperus, aardappelopslag, distels kan het aangewezen zijn om over te schakelen naar twee behandelingen.

Ook de middelkeuze moet worden afgestemd op het probleem. Zo werkt Frontier in vooropkomst goed tegen grassen, maar niet volledig tegen melganzevoet. Dit kan wel opgelost worden in de correctie erna.

Herkenning van de moeilijke grassen is moeilijk, want alles lijkt op elkaar, zeker in een klein stadium. Als ze in pluim staan in de zomer, is het makkelijker te herkennen. De vier belangrijkste soorten zijn de klassieke hanepoot, glad vingergras, Zuid Afrikaanse gierst en naaldaar. Kom je ze tegen na het afdoen van de maïs, dan kan je dit melden aan je adviseur om er zo voor het volgende jaar rekening mee te houden.

Wil je weten met welk gras je te maken hebt, dan kan je in het 2-3 blad van het gras het verschil zien: men moet het blaadje van de grasstengel trekken en dan kijken tussen de overgang van het blad en de bladschijf. Het glad vingergras kan je herkennen aan het vliesje tegen de stengel. Dit is het moeilijkst te bestrijden in maïs en het is daarom nuttig om de adviseur om raad te vragen voor de bestrijding.

Hieronder worden de voor- en nadelen van de verschillende systemen overlopen.

Eén complexe vooropkomst

Bij dit systeem worden direct na het zaaien verschillende producten met elkaar gecombineerd om ervoor te zorgen dat de onkruiden wegblijven. Voordelen zijn dat het bij één toepassing blijft en dat de concurrentie van het onkruid al vroeg in het seizoen wordt weggenomen.

Een nadeel, vooral op zandgrond, is dat de producten die worden gebruikt droogtegevoelig zijn en dus vocht - regen - nodig hebben. In een droog jaar zoals in 2017 zal de werking minder zijn. Verder is er meer voorkennis nodig van de percelen. De juiste producten moeten gecombineerd worden om alle onkruidsoorten aan te pakken. Je moet dus weten met welke onkruiden je te maken hebt. Ook kan je ze enkel na het zaaien toepassen omdat de producten enkel werken op de kieming van het onkruid. Voor een goede werking behandelt men het best een dag na het zaaien.

Bij aanwezigheid van wortelonkruiden zoals haagwinde en distels, is een correctie later op het seizoen nodig, omdat op dat moment de onkruiden nog niet boven zijn.

Eén vroege naopkomst

Bij een vroege naopkomst ga je een toepassing doen wanneer het onkruid al gekiemd is en de maïs zich in het 2-4 bladstadium bevindt. Er zijn verschillende voordelen aan dit systeem verbonden. Zo is er slechts één toepassing nodig. Het is noodzakelijk tegen moeilijke grassen: het is slechts bij de onkruiden dat het werkt. Dit systeem heeft ook een grote kans op slagen op zandgrond. Verder neemt het de concurrentie van het onkruid vroeg weg en het zorgt ervoor dat de selectiviteit van de herbiciden zeer goed wordt.

Jan Vanherck geeft hierbij ook mee dat de behandeling beter gebeurt als de maïs in het 2-bladstadium staat, omdat het dan veel minder product kan opnemen dan in een later - en groter - stadium. En niet onbelangrijk: hoe vroeger behandeld, des te beter bestreden. Kan een vroege behandeling niet, dan zal uw adviseur een aanpassing van de middelencombinatie aanraden.

Ook hier is het nadeel van het systeem dat bij wortelonkruiden nog een correctie moet uitgevoerd worden. Het stadium van het onkruid is zeer belangrijk, omdat de onkruiden nog geen herbiciden hebben gehad en dat er minder flexibiliteit is om een bestrijding te gaan uitvoeren.

Ten slotte zou het kunnen dat bij droog weer na de toepassing de werking van het product mindert met een mogelijke herkieming tot gevolg. In dat geval is een correctie nodig.

Een eenvoudige vooropkomst en late naopkomst

Hier kan de landbouwer direct na het zaaien met een product behandelen om de onkruiden te verzwakken. Later kan hij dan met contactherbiciden corrigeren naar de nog staande onkruiden, moest er sprake geweest zijn van droogte. Dit systeem heeft in veel gevallen een grote slaagkans, en is ook minder soort- en weersafhankelijk. De landbouwer krijgt ook iets meer flexibiliteit. Normaal moet glad vingergras bestreden worden in het 2-bladstadium, maar bij deze strategie mag het vingergras nog vier blaadjes hebben. Ook bij last met doorlevende onkruiden werkt het.

Het nadeel is dat twee toepassingen noodzakelijk zijn en dat de vooropkomst snel na de zaai moet gebeuren. Het heeft meer opvolging nodig. Bij extreme droogte moet de correctie ook sneller gebeuren.

Wil je direct na het zaaien een product toepassen, dan is een fijn en goed aangedrukt zaaibed nodig. Als er kluiten aanwezig zijn, dan kan het herbicide niet evenwichtig verspreid worden over de bodem en mist het zijn werking. Op zandgrond kan je misschien ploegen met een vorenpakker, want dat gaf goede resultaten. Verder moet de behandeling zo snel mogelijk na de zaai worden toegepast, nog voor het opkomen van het onkruid.

Bij vroege en late naopkomst

Men kan ook twee keer op de bestaande onkruiden een herbicide toepassen, dus twee keer in naopkomst. Dit systeem slaagt in alle omstandigheden en heeft als voordeel dat het niet weersafhankelijk is, omdat er gewerkt wordt op bestaande onkruiden, waardoor minder vocht nodig is. Het is ook minder afhankelijk van welke soorten er voorkomen, omdat men toch twee keer een toepassing doet. Voor moeilijke grassen, en vooral glad vingergras, en moeilijke dicotylen is dit een goede strategie. Het neemt ook vroeg de concurrentie van het onkruid voor de maïs weg, wat de maïsopbrengst alleen maar ten goede komt. Staan er nog wortelonkruiden, dan kan daar in de tweede behandeling specifiek bestreden worden. Dit is ook de enige manier op knolcyperus te bestrijden. Het enige nadeel is dat er twee toepassingen moeten gebeuren, wat niet handig is als men meerdere kleine percelen heeft. Bovendien is de tijd tussen de twee behandelingen vrij kort, tussen de twee tot vier weken.

De twee laatste strategieën, met twee toepassingen, zijn zeker te overwegen als men al enkele jaren last heeft van moeilijk te bestrijden grassen. “Het is zelfs zo dat als men twee toepassingen gaat doen, u andere combinaties kan gebruiken die misschien iets goedkoper zijn per hectare voor de bestrijding van moeilijke grassen”, klinkt het. Om aardappelopslag en knolcyperus te bestrijden zijn ook twee toepassingen in naopkomst nodig. Knolcyperus is momenteel het meest hardnekkige onkruid in maïs en we krijgen dat niet in één jaar tijd bestreden.

Een late naopkomst

Veel telers die het atrazinetijdperk nog gekend hebben, deden dit: de maïs bespuiten in het 6 tot 8 bladstadium. “Maar we zien dat men nu van alles moet combineren om een goed resultaat te behalen en er moet gekeken worden op welke moment er gesproeid moet worden.” Dit systeem heeft vandaag de dag meer nadelen dan voordelen.

Het belangrijkste nadeel is dat men zeer veel concurrentie heeft van het onkruid met maïs, omdat men nog laat in het seizoen een onkruidbestrijding moet doen. De slaagkansen zijn ook veel kleiner, omdat de onkruiden vaak ook te groot zijn. Bovendien zullen enkel de grote onkruiden het product op vangen en n iet de kleintjes die eronder staan. Ten slotte is er ook een hogere dosering contactmiddel nodig, wat de kostprijs voor de boer doet stijgen, maar ook een negatief effect op de maïs kan hebben.

MV

Lees ook in Teelttechniek maïs

Meer artikelen bekijken