Startpagina Akkerbouw

Bio, geen kwestie van volumedenken

Hoewel de vraag naar bio in het algemeen stijgt, zijn er wel degelijk verschillen te bemerken tussen de sectoren, waardoor omschakeling niet steeds is aangeraden. Bij sommige groenten zorgt een tekort voor import en is een toename in areaal gewenst. In andere sectoren, zoals bij prei en knolselder, lijkt er voldoende productie te zijn.

Leestijd : 10 min

Bio is een veelbesproken onderwerp, niet alleen in de media, maar ook tijdens verschillende vormingsavonden. Hoe is de afzet? Hoe begin ik eraan? Wat zijn de knelpunten? Al die informatie zorgt ervoor dat men uiteindelijk kan beslissen of men er uiteindelijk wel mee begint of niet. Op de tweede trefdag ‘Kansen voor biolandbouw in de markt en op mijn bedrijf’ bij Inagro werden de marktkansen voor bio groenten en akkerbouw in West-Vlaanderen onder de loep genomen door Ardo, Greenyard, Reo Veiling, Lutosa en de Aardappelhoeve. En omdat de markt consumentgedreven is kwam ook de retail aan bod. Colruyt, maar ook Delhaize, zien wat vlotjes wordt verkocht, en wat niet. Hoe de biolandbouwer zelf zijn activiteiten ervaart, en welke knelpunten zij ondervinden kwamen we te weten op de studiedag van het ABS ‘Biolandbouw, ook voor de Vlaamse boer’.

De consument beslist

Jan Ingelbeen van Greenyard ziet in ieder geval al verschillende trends voor diepvries: “De consumptie van bio in Europa is verdrievoudigd in bijna zes jaar tijd. Ecologisch is enorm belangrijk geworden. We moeten wel anders beginnen denken: in plaats van ‘van veld naar vork’ moeten we denken in termen van ‘van vork naar veld’ want het is uiteindelijk consument die bepaalt wat op bord komt.”

Ardo wijt die vraag aan de stijgende interesse in gezonde voeding, milieubescherming en voedselveiligheid. De consument krijgt ook almaar meer vertrouwen in bio omdat het een gecertificeerde keten is. Ook door de crisissen is een vraag naar transparantie rond voedsel ontstaan, wordt gedacht bij Colruyt. Het wordt dan nog eens aanzien als trendy en niet te vergeten: de ngo’s oefenen druk uit tegen pesticiden.

Dat de consument beslist, is ook de merken in de conventionele landbouw, want de landbouwers zijn voorzichtiger geworden. “We zien een groei bij telers: er is voldoende aanbod op knolselder en prei”, vertelt Jan. “We zien wel een tekort in bio bloemkool in Vlaanderen, en moeten die zoeken in Nederland. Ook in groene groenten (spinazie, erwten en bonen) zien we een tekort. Ten slotte merken we een nationalistische reflex: mensen willen meer lokaal voedsel. We willen echt dat er meer landbouwers omschakelen, want als we de cijfers binnen Europa bekijken, hangt Vlaanderen achterop.”

Bio, maar met voetafdruk

Bij Ardo, ook een grote speler in de markt, merken ze ook de groei in knolselder en prei op. Hun grote klanten zijn supermarkten, grootkeukens en de verwerkende industrie. Bovendien is hier ook vraag naar groene groenten, maar eveneens merken ze een vraag naar alle andere groenten. “Er is nog ruimte voor groei dus”, klinkt het positief. Voor sommige groenten moeten ze in het buitenland terecht. De bloemkool halen ze uit Nederland. “Maar dan heeft bio ook een bepaalde footprint ”, merkt Jan Hanssens, hoofdagronoom bij Ardo. “De bio bloemkool komt uit Flevoland, wat heel ver is. Op die manier ben je niet bezig met milieubewustzijn. Daar is de onkruiddruk historisch gezien lager, in tegenstelling tot ons, wat het makkelijker maakt. Maar de West-Vlaamse telers hebben dan weer het voordeel van transportkosten.”

Technologie zou de oplossing kunnen zijn voor de biolandbouw. “Kolen, prei, knolselder en bonen zijn rijenteelten die met moderne gps en schoffeltechnologie een hele evolutie hebben afgelegd. In andere gebieden zoals Haspengouw zien we de grotere akkerbouwers ook al omschakelen naar bio. Historisch gezien is er in West-Vlaanderen intensieve veeteelt, en klassieke groentetelers zijn vaak gebonden aan hun vee. Maar er zijn er ook zonder vee, die kunnen evolueren. We zien ook bepaalde volumetelers niet meer stijgen in het klassieke gedeelte maar wel in bio. Dit wil zeggen dat in de toekomst minder klassiek en meer bio moet geteeld worden. Onze afnemers en retailers kiezen in ieder geval meer voor bio en dan zijn we meer verplicht om bio op te zoeken. De West-Vlaamse groenteteler moet meer klantgericht denken en niet in massa willen produceren. 2017 was een productief jaar, maar in sommige groenten was het bijna te veel. Bloemkool, prei en knolselder opbrengsten zijn fenomenaal goed. Zo goed dat de markt het moeilijk kan dragen. Bio kan dat verdragen, in de biomarkt is er een kleine meeropbrengst en dat verdraagt de markt beter.”

Vraag naar vers

Dominiek Keersebilck van REO veiling ziet ook de vraag naar bio stijgen. Men is er steeds op zoek naar nieuwe producten en producten met meerwaarde. “We hebben al een 20-tal telers die bio leveren op de veiling, en dan gaat het over een 50-tal verschillende producten. De producten waar in de verwerkende industrie vraag naar is, zijn ook bij ons gevraagd. Als sector moeten we bio laten groeien, met de hulp van onderzoeksinstellingen en de overheid. Zero residu van Frankrijk komt op, en we moeten ervoor zorgen dat het niet concurreert met bio van bij ons. Heel de keten zou hierin mee moeten gaan.”

Het was een productief najaar, zeker in vollegrondsgroenten. Voor de prijzen is er een crisis in prei, maar de prijs in bioprei is stabieler. “De afzet bestendigen op lange termijn zorgt namelijk voor een stabiele prijs. De teler probeert bij de klant stabiel te leveren in meerdere maanden. Er is ook wat meer vraag naar bio door het lage aanbod, waardoor de prijs stijgt.”

... ook voor aardappelen

Bart Nemegheer van de Aardappelhoeve weet dan weer de evoluties in de versmarkt bij aardappelen te beschrijven: “In conventionele aardappelen is er daling in consumptie: de laatste acht jaar is er 20 % minder consumptie van verse aardappelen. In bio is er nog steeds een stijging. Aardappelen is een gemakkelijkere teelt in bio, en kan worden gemechaniseerd. Groenten zijn arbeidsintensief. De veredeling zet ook in op robuuste resistente rassen, waardoor misoogsten meer en meer verdwijnen. Er zijn al rassen beschikbaar die 40-50 ton per ha opleveren.

In België is er zeker nog plaats voor lokaal geteelde aardappelen want we willen de import, bijvoorbeeld vanuit Israël, verminderen. Nu is 27% van de totale aardappelverwerking bio. In 2004 zijn we gestart met het aanbieden van bio-aardappelen bij Colruyt. En we willen dat jaarrond aanbieden. In West-Vlaanderen zijn al verschillende grote akkerbouwbedrijven in omschakeling.”

Booming business bij de verwerkers

Luc Rooryck doet dan weer zijn verhaal voor Lutosa: “In tegenstelling tot de versmarkt zien we dat bio in de industrie booming business is. Elke fabriek voor conventioneel breidt uit. Voor biologische verwerking gaat het procentueel in dezelfde trend, maar uiteindelijk blijft het aandeel beperkt. Toch blijft bio interessant, want het zorgt voor een aanvulling op het bestaande gamma. We hebben de technologie en kennis in huis om bio te verwerken.”

De problemen zien ze op het niveau van residu’s: de techniek om residu’s op te sporen wordt almaar accurater, wat een druk betekent op de landbouwer. Een ander probleem is logistiek: zo wil iedereen aardappelen telen maar er zijn beperkte bewaaropties voor bio. “Er zijn heel wat biorassen op de markt maar er zijn er weinig uitverkoren voor industrie, want de eisen worden steeds groter. Het grootste ras is nog steeds Agria, een vroege aardappel met vlug lengte en een goede kleur. Ook Carolus is goed voor de frietproductie. Omschakelen naar Carolus is een goed idee omdat we op die manier meer is continuïteit willen creëren voor de boer.”

Op dit moment zien ze een prijsverschil tussen conventieel en bio. “Maar als het aanbod in de toekomst vergroot, dan zullen de markten meer naar elkaar toegroeien. De landbouwer moet voorzichtig zijn en niet enkel voor de prijs overschakelen. Hij moet voldoende kennis hebben om te weten waarmee hij bezig is. Technologie zoals gps moet hij kunnen gebruiken en hij moet weten te irrigeren als dat nodig is om eventueel extra te winst te creëren. Vroeger schakelde men om als het moeilijk werd in de conventionele landbouw, nu moet de landbouwer wel voldoende kapitaalkrachtig zijn.

Retail merkt klantbehoeften

Colruyt en Delhaize merken beide een stijging in de verkoop van bio, maar zien ook steeds verschillende behoeften terug komen. Daar proberen ze dan ook op in te spelen, niet alleen vanuit klantvraag, maar ook vanuit een zin naar ecologie in het hele bedrijf. Bioplanet gaat er prat op dat ze producten aanbieden die vrij zijn van allergenen, omdat ze in hun klantenbestand veel mensen hebben met intoleranties. Ingrid Boom van Colruyt: “Als het om vlees gaat, merken we dat de vleesconsumptie verandert, door de grote voetafdruk ervan. Mensen hebben een ecologisch bewustzijn en worden er kritischer tegenover. Daarom willen we ook de alternatieven bekender maken.”

In het algemeen bemerkt Colruyt drie soorten bioklanten. Zo is er de overtuigde klant. “Die vindt het belangrijk uit respect voor de planeet en wil bewust handelen. Ze willen het bio productieproces en niet dat van de conventionele landbouw.” Ten tweede zijn er de welzijnsklanten: de personen met intoleranties, “of het zijn mensen met jonge kinderen die een voedingsproblematiek hebben. Of het is de al iets oudere klant, die het signaal kreeg dat hun gezondheid belangrijk is en bijgevolg naar bio grijpt voor gezonde voeding.” Last but not least zijn er de klanten die voor bio kiezen omwille van de smaak. “Ze zijn ervan overtuigd dat bio altijd beter smaakt.” En ook bij Delhaize merken ze een ietwat rare trend op: “Mensen kopen bio, maar ‘altijd voor een ander’. Dan gaat het bijvoorbeeld voor iemand die ziek is. Of de grootouders die hun kleinkinderen willen verwennen”, vertelt Sven Vandevoorde, verantwoordelijk voor groenten en fruit bij Delhaize.

“Klanten gaan voeding meer zien als dienst op maat dan als product. We willen het product dat de consument wil. Dus als er stoffen in het product zitten waar de klant niet tegen kan, proberen we daar een oplossing voor te vinden” besluit Ingrid.

Stijging verkoop bio

Delhaize en Bioplanet (Colruyt) merken ook aan de verkoop dat bio erg in trek is. Bij Colruyt Bioplanetwordt verteld dat er plannen zijn om meer winkels te openen, en ook op facebook stijgt het aantal volgers steeds meer. Twee derde van de volgers van Colruyt zit bij Bioplanet.

Delhaize kan dan weer met cijfers laten zien dat bio het goed doet. Fruit is de moeilijkste categorie, en daar zit men aan 7,9 % van hun jaarlijks volume fruit. Dit is vooral lokaal fruit (appelen, peren) en bananen. Het fruit is heel sterk babyvoeding gedreven: jonge ouders kopen biofruit voor baby’s. Voor aardappelen was er een gigantische evolutie merkbaar: in totaal zijn er 18 referenties verse tafelaardappelen. De drie bio referenties in het gamma zijn goed voor 12,3 % van het jaarlijkse volume. In 2012 was dat slechts 6 %. Die groei komt door het continue partnership met aardappelhoeve. Die kunnen de piekmomenten opvangen. “Dat is goed, want we hebben liefst producten van Belgische origine”, aldus Sven. Voor groenten wordt 12,1 % van het jaarlijks volume gerealiseerd door bio. “Al wat bio is en continu kan worden aangeleverd nemen we aan in het verssegement.” Delhaize evolueert meer en meer naar het samenwerken met professionele telers met de laatste nieuwe technieken. “Die gaan het toegankelijk maken voor de klanten en ook voor de continuïteit zorgen. Telers die willen omschakelen ondersteunen we. Na de omschakeling gaan we hun producten als bio verkopen.”

Retail als link tussen klant en teler

De visie bij Colruyt blijft dat ze blijven zoeken naar innovatie en nieuwe variëteiten voor een betere smaak. Omdat de biologische sector nog groeiende is en het meer standaard wordt voor consument, moet wel altijd de focus worden gehouden op kwaliteit van het product. Innovatie kan enkel door nauw samen te werken met de teler. Dorien Bosmans, die verantwoordelijk is voor de aankoop van groenten en fruit, weet te vertellen hoe dat in zijn werk gaat: “We hebben al een vrij groot aanbod in bio groente en fruit, vanuit België en Europa. De hoeveelheid biowortelen en bioprei is stabiel en voldoende. We willen lokaal werken met Belgische bedrijven met een familiaal karakter. We gaan het engagement aan met de teler op basis van gesprekken over hun producten, de manier van werken,... Als het van twee kanten goed aanvoelt, kunnen we concretiseren over zaken zoals volume, aantal leveringen en hoe, logistiek,… wordt onderling besproken. Transparantie is in de ganse flow belangrijk: wat maakt het product mee vanaf veld tot consument, de prijzen,… Daarnaast geven we de landbouwer ook opleidingen, maar ook wij kunnen leren veel van hen.”

Delhaize schuwt ook de één op één relatie met de teler niet. “Onze service supplier gaat in gesprek met de teler bij iedere levering, helpt bij het teeltplan en zorgt voor de prijsafspraken volgens de biomarkt. We garanderen de telers een afzet en we zorgen dat de landbouwers begeleid worden. We willen wel dat de teler het product klaarmaakt voor de vermarkting.”

De industrie helpt mee

Ardo en Greenyard proberen ook steeds de goede relatie met de telers te behouden. Ardo werkt samen met alle soorten telers. “We werken samen met grote en kleine bedrijven. Het is doorgaans de meer technisch gedreven landbouwer, maar ook de kleine intensieve teler kan. Daarnaast hebben we ook afspraken voor grootschalige bio uit Flevopolders (NL), zoals voor bio spinazie.” Ardo neemt met agronomen ook zijn rol op door de landbouwer te helpen met het zaai- en teeltplan, te zoeken naar stabiele en ziekteresistente rassen.

Greenyard vertelt ook het belangrijk te vinden om trouw te zijn aan de leveranciers. “We blijven werken met lokale leveranciers, en willen de goede relatie behouden. Een lagere prijs in Nederland zal ons niet anders doen laten beslissen.” Een positieve noot dus, dat industrie en retail aan de kant van de biolandbouwer staan. Maar voor welke afzet u ook kiest, differentiëren blijft met stip de beste tip.

MV

Lees ook in Akkerbouw

Fruitboeren vrezen voorspelde nachtvorst

Akkerbouw De lagere temperaturen van de afgelopen dagen en de voorspelde nachtvorst kan tot grote schade leiden bij de fruitkwekers in Limburg. Zowel woensdag- als donderdagnacht (17 en 18 april) zullen de fruitkwekers alle middelen bovenhalen om te voorkomen dat de temperatuur in hun plantages onder het vriespunt zakt. “Al vanaf -1°C kan er schade optreden”, zo zegt Danny Bylemans van PC Fruit in Velm (Sint-Truiden).
Meer artikelen bekijken