Startpagina Akkerbouw

Richtlijnen voor de ziektebestrijding in wintertarwe

Het voorjaar lijkt nu toch wel heel traag op gang te komen. Na de zorgen om de bemesting van de graanpercelen is al dan niet de onkruidbestrijding aan de beurt, maar ook de opvolging van de ziektes mogen we niet vergeten.

Leestijd : 7 min

Het Landbouwcentrum Granen (LCG) zet in dit artikel enkele basisprincipes bij de ziektebestrijding uiteen.

Verschil in ziektegevoeligheid

Het gamma wintertarwerassen dat wordt aangeboden, is zeer ruim. Eveneens blijkt dat er tussen de rassen opmerkelijke verschillen optreden inzake ziektegevoeligheid.

Bij de rassenkeuze dient in een gegeven situatie bij vergelijkbare opbrengst, kwaliteit of andere kenmerken, de voorkeur uit te gaan naar deze rassen die het minst gevoelig zijn ten aanzien van ziekten (voet-, blad- en aarziekten).

Verder tonen de resultaten van de ziektebestrijdingsproeven aan dat dé behandelingsstrategie in wintertarwe niet bestaat. Het al dan niet rendabel zijn van de uitgevoerde ziektebestrijding hangt nauw samen met de specifieke ziektedruk op het perceel bij een bepaald ras. Een behandelingsstrategie dient met andere woorden per perceel en per ras benaderd te worden.

Kennis van de ziektegevoeligheid van het ras, evenals het moment van aantasting (gewasstadium, periode in het jaar, …) én het opvolgen van de aantastingsgraad van de schimmelziekten in het individuele veld blijven noodzakelijke beslissingsinstrumenten wil een fungicidebehandeling financieel verantwoord ingezet worden.

Opvolging vanaf voorjaar

Voetziekten en bladziekten moeten in het veld opgevolgd worden vanaf het voorjaar

De schimmelziekten dienen opgevolgd te worden per perceel en per ras, de ziektedruk kan immers heel specifiek zijn voor een bepaald perceel en ras.

Om rendabel te zijn dient de financiële meeropbrengst (opbrengst en kwaliteit) van de fungicide-behandeling groter te zijn dan de kostprijs van de fungicidebehandeling (fungicide-, arbeids- en machinekost).

Het LCG biedt de mogelijkheid om op basis van een veldobservatie een perceelsspecifiek ziektebestrijdingsadvies aan te vragen aan de hand van het Epipre-adviessysteem.

Fungicidenkeuze

Bij de fungicidenkeuze is het belangrijk om naast de doeltreffendheid ten aanzien van de te behandelen ziekten, ook de kostprijs/rentabiliteit niet uit het oog te verliezen.

Aandachtspunten hierbij zijn:

- Indien meer dan één fungicidebehandeling uitgevoerd wordt is het, in het kader van een goed resistentiemanagement, aangewezen om af te wisselen tussen chemische groepen met een verschillende werkingswijze. Of, indien niet mogelijk, af te wisselen tussen werkzame stoffen binnen eenzelfde chemische groep (bv. afwisselen tussen triazolen). Vermijden dat tweemaal dezelfde werkzame stof gebruikt wordt.

- Verschillende werkingswijzen combineren met betrekking tot een goed resistentiemanagement. Indien enkelvoudige handelsproducten (deze bevatten één werkzame stof) toegepast worden, deze bij voorkeur combineren: verschillende werkzame stoffen/werkingswijzen combineren.

- Het is belangrijk de door de fabrikant/firma aanbevolen dosis te respecteren. Een lagere dosis verhoogt het risico op enerzijds een lagere effectiviteit en anderzijds selectie naar resistentie.

- Hou steeds rekening met de aanbevelingen omtrent de toepassingsvoorwaarden vermeld op het etiket van het handelsproduct, om de efficiëntie van fungiciden te maximaliseren.

- Ook rekening houden met het toepassingsstadium waarin het fungicide erkend is ten aanzien van de betreffende ziekten.

- Tenslotte dient men bij de toepassing van fungiciden ook rekening te houden met het maximaal aantal toepassingen per handelsproduct. Voor bepaalde handelsproducten is immers maar 1 toepassing per teelt of per jaar toegelaten in tarwe.

Meest voorkomend

De meest voorkomende ziekten in wintertarwe zijn wat betreft de voetziekten, de oogvlekkenziekte. Bij de bladziekten noteren we meeldauw, bladvlekkenziekte, gele roest en bruine roest. Bij de aarziekten noteren we als belangrijkste ziekten aarfusarium en aarseptoria of kafjesbruin

Het blijkt dat een (te) vroege zaai bevorderlijk is voor de ontwikkeling van bepaalde ziekten zoals onder andere bladvlekkenziekte en oogvlekkenziekte. Dit komt ondermeer door de langere vegetatieve periode alsook de gevorderde gewasontwikkeling tijdens de winterperiode en de kortere tijdsspanne tussen vorig groeiseizoen.

Een te hoge standdichtheid bevordert de vochtigheid in het gewas in het voorjaar, hetgeen eveneens bevorderlijk is voor de ontwikkeling van schimmelziekten.

Voetziektebestrijding

Onder de voetziekten kan enkel de gewone oogvlekkenziekte via gewasbehandeling aangepakt worden. Bevorderlijke factoren voor het optreden van oogvlekkenziekte zijn een te geringe vruchtwisseling (zoals tarwe na tarwe of tarwe om de twee jaar verbouwen op hetzelfde perceel). Ook bovenliggende stro- en stoppelresten van tarwe zijn bevorderlijk net als een vroege zaai; hierdoor kunnen vroege en ernstige aantastingen optreden.

Gezien de sporen van de oogvlekkenziekte weinig mobiel zijn bevordert een hoge standdichtheid het uitbreiden hiervan. Voorvruchten die een hoge stikstofreserve nalaten (zoals vlinderbloemigen) zijn bevorderlijk voor de ziekte net als een zachte en vochtige herfst de groei van de schimmel en sporenvorming bevordert.

Behandelingstijdstip

Oogvlekkenziekte dient bestreden te worden indien 25 tot 35% van de hoofdhalmen een oogvlek vertonen, afhankelijk van de gevoeligheid van het ras. Om een gewasbeoordeling uit te voeren, moeten minstens 40 hoofdhalmen (bij voorkeur 100 hoofdhalmen) verspreid over het perceel beoordeeld worden op de aanwezigheid van oogvlekkenziekte op de hoofdhalm, na verwijderen van de buitenste bladschede.

De fungicidebehandeling dient uitgevoerd te worden in het stadium ‘eerste knoop’ tot ‘tweede knoop’ (bij voorkeur in het stadium ‘eerste knoop’, want hoe vroeger hoe doeltreffender). Vanaf het stadium ‘derde knoop’ is een behandeling nog weinig efficiënt.

Het meest effectief ten aanzien van gewone oogvlekkenziekte zijn de werkzame stoffen metrafenone, prothioconazool en boscalid.

Gele roest is een bladziekte die zeer nauw dient opgevolgd te worden.
Gele roest is een bladziekte die zeer nauw dient opgevolgd te worden. - M. de N.

Bladbehandeling

Het al dan niet noodzakelijk zijn van een bladbehandeling is afhankelijk van de aantastingsgraad van de bladziekten (meeldauw, gele en bruine roest, bladvlekken- ziekte). Gaat het bij de aantasting enkel om de onderste of ook de bovenste bladlagen. Wat zeggen de weersomstandigheden: zijn deze bevorderlijk voor het ontwikkelen of uitbreiden van de bladziekten? Nuttig om weten is dat er in de regio van de kustpolder doorgaans een grotere kans is op gele roest. Zo ligt in het westen van het land de ziektedruk doorgaans hoger dan is het oosten van het land.

Tijdstip bladbehandeling

Het tijdstip van de bladbehandeling is afhankelijk van de ontwikkeling van de bladziekten op het individuele perceel en ras. Een opvolging van de ziektedruk is noodzakelijk.

In functie van de ziektedruk en rasgevoeligheid kan de bladbehandeling (indien deze nodig is) uitgevoerd worden in het stadium ‘voorlaatste tot laatste blad’.Deze bladbehandeling gebeurt bij voorkeur in het stadium ‘voorlaatste blad, punten van het laatste blad’. Naargelang de zaaidatum, vroegheid van het ras, groeisnelheid van het gewas en het jaar, situeert deze bladbehandeling zich tussen eind april (kan eventueel vroeger zijn) en 10-11 mei.

Opgelet: voor gele roest kan het nodig zijn om in een vroeger gewasstadium in te grijpen. Bij gevoelige rassen voor gele roest dient men immers zeer waakzaam te zijn vanaf het einde van de winter/vroege voorjaar in jaren waarbij de gele roest vroeg én in belangrijke mate aanwezig is!

Indien de ziektedruk in het ontwikkelingsstadium ‘voorlaatste blad, punten van het laatste blad’ zeer beperkt is op de laatste drie bladlagen, kan de bladbehandeling uitgesteld worden (o.a. bij: gezondere rassen, lage ziektedruk, …). In dit geval kan een behandeling ingezet worden in/of vanaf het stadium ‘laatste blad volledig ontvouwen’ (stadium 39), indien de aanwezige ziektedruk dit noodzaakt of indien er een risico is op ziekteaantasting. Een fungicidebehandeling uitgevoerd in dit gewasstadium geeft evenwel geen bestrijding van de aarziekten. Een tweede (specifieke) fungicidebehandeling kan nodig zijn vanaf het stadium ‘alle aren uit’ wanneer er een risico is voor aarfusarium of bij een belangrijke druk van bruine roest of andere bladziekten (opletten bij zeer gevoelige rassen voor bruine roest).

Laatste blad

Wanneer het gewas echter nog steeds gezond blijft na het verschijnen van het laatste blad, kan de ziektebestrijding misschien beperkt blijven tot één enkele behandeling, namelijk in het aarstadium om zo ook de aar te beschermen en dit met een complete fungicidebehandeling In dit geval moet men echter zeer waakzaam zijn bij rassen die zeer gevoelig zijn voor bruine roest, vermits deze ziekte zich vóór het aarstadium zeer snel en massaal kan ontwikkelen.

Bij twijfel over het rendabel zijn van een bladbehandeling, kan de graanteler een ziektetelling uitvoeren volgens het Epipre-adviessysteem, zodat een afweging gemaakt kan worden van de opbrengstverliezen zonder bladbehandeling ten opzichte van wel inzetten van een ziektebestrijding.

Aarbehandeling

Indien een bladbehandeling noodzakelijk blijkt, is het belangrijk om andere werkzame stoffen te kiezen dan deze die gebruikt worden bij de aarbehandeling; dit in het kader van een goed resistentiemanagement. Indien gedurende het groeiseizoen meer dan één fungicide-behandeling uitgevoerd wordt, is het immers belangrijk om af te wisselen tussen chemische groepen met een verschillende werkingswijze of, indien niet mogelijk, tussen werkzame stoffen binnen eenzelfde chemische groep.

Indien een bladbehandeling nodig is, dient er tevens over gewaakt te worden dat de periode tussen de bladbehandeling en de aarbehandeling overeenstemt met de werkingsduur van de fungiciden gebruikt bij de bladbehandeling.

In de optiek dat de aarbehandeling wordt uitgevoerd in het stadium ‘alle aren uit/begin bloei’ ter bestrijding van o.a. aarfusarium (met het oog op een reductie van het mycotoxinegehalte in het graan) kan de periode tussen de blad- en de aarbehandeling variëren van een eerder korte tussenperiode (ongeveer 3 weken) tot een lange tussenperiode (ongeveer 4 weken). In functie van de lengte van deze tussenperiode zal bij de fungicidenkeuze van de bladbehandeling ook rekening dienen gehouden te worden met de werkingsduur van het fungicide om deze tussenperiode te overbruggen; in functie van het fungicide bedraagt de werkingsduur ± 3 tot maximaal 4 weken. Dit betekent dat de periode tussen de blad- en aarbehandeling maar 3 tot maximaal 4 weken mag bedragen naargelang de werkingsduur van de toegepaste bladbehandeling.

Opgelet: wanneer een zeer vroege fungicidebehandeling in het voorjaar (bijvoorbeeld vóór of in het stadium ‘eerste knoop’) dient ingezet te worden (vb. tegen gele roest) kunnen twee bladbehandelingen noodzakelijk zijn.

D. Wittouck - Inagro vzw, afdeling Akkerbouw,

Rumbeke-Beitem,

G. Haesaert - Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen,

vakgroep plant en gewas, Gent, W. Odeurs - Bodemkundige Dienst van België vzw, Leuven-Heverlee en TD

Lees ook in Akkerbouw

Strategieën voor onkruidbestrijding in maïs

Maïs Voor onkruidbestrijding in maïs zijn er dit seizoen maar weinig nieuwe producten of actieve stoffen te melden. Degenen die er wel zijn, dienen met kennis en oplettendheid ingezet te worden.
Meer artikelen bekijken