Startpagina Veeteelt

Veearts zal meer en meer preventief werken

“Vlaamse dierenartsen zijn de beste chirurgen ter wereld”, aldus prof. Opsomer van de Faculteit Diergeneeskunde. De praktijkgerichte opleiding tot dierenarts aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent zit daar volgens hem voor iets tussen. Maar de dierenarts van de toekomst zal naast het mes ook steeds meer het advies hanteren als werkmiddel.

Leestijd : 7 min

Een dierenarts in België, die kan keizersnedes uitvoeren met de ogen dicht, op één been en met de vingers in de neus. De aanwezigheid van het Belgisch Witblauw in ons land is daar niet vreemd aan. “Keizersnedes uitvoeren is altijd een belangrijke job geweest, al gaat het aantal keizersnedes als gevolg van de crisis in de sector momenteel wel snel achteruit”, denkt professor Geert Opsomer. Hij is docent Voortplanting en Versloskunde aan de universiteit en daarnaast ook hoofd van de dienst Buitenpraktijk en Bedrijfsbegeleiding.

Belgisch Witblauw aan de universiteit, waar moeten we daar anno 2018 bij aan denken?

Geert Opsomer: “Wel, docenten aan de universiteit hebben klassiek een drievoudige taak: lesgeven, wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Lesgeven is evident, de maatschappelijke dienstverlening gebeurt wat mezelf betreft via de buitendienst waar we letterlijk 7 dagen op 7, 24 op 24 ten dienste staan van de veehouder. Daarnaast is er het wetenschappelijk onderzoek. Een mooi praktisch voorbeeld van dat laatste is dat we, via wetenschappelijk onderzoek dat verricht is aan onze vakgroep, hebben aangetoond dat een verlossing van een koe via keizersnede niet meer pijn veroorzaakt dan een kalving via natuurlijke weg.”

Vleesvee is maar één van de onderdelen aan de faculteit.

“Dat klopt. Als één van de weinige faculteiten diergeneeskunde in Europa geven wij de nodige ruimte voor specialisatie in verschillende sectoren. De eerste 4 à 5 jaar zijn voor alle dierenartsen in opleiding dezelfde. Daarna krijgt de dierenarts in opleiding vijf opties tot specialisatie: kleine huisdieren; paard; de groep pluimvee, varken, konijn en aquacultuur; herkauwers en tot slot onderzoek.”

Zijn alle opties even populair bij de studenten?

“Neen. Traditioneel zijn de specialisaties kleine huisdieren en paard het populairst. Op drie volgen dan de herkauwers. De optie ‘varken, pluimvee, konijn en aquacultuur’ is kleiner, net als onderzoek.”

Hebben we wel genoeg dierenartsen voor de varkens- en pluimveehouderij?

“Een goede vraag. De sectoren zijn alleszins anders gestructureerd. Wat pluimvee en varkens betreft zijn er eigenlijk maar een klein aantal praktijken die zich daar volledig op hebben toegelegd. Dat is in de sector die ik het beste ken, die van het rundvee is toch enigszins anders. Voorts zijn er ook nog dierenartsen die vanuit de veevoederindustrie zich gespecialiseerd hebben in bijvoorbeeld varkens of pluimvee. Maar alle dierenartsen in opleiding komen intensief in aanraking met alle diergroepen, via stages die ze moeten doen in dierenartsenpraktijken voor zowel kleine als grote huisdieren. Daar staan we ook op.”

Is wat een dierenarts die cavia’s en katten doet, nog wel te vergelijken met zijn collega die vooral koeien en varkens opvolgt?

“Alles wordt steeds meer gespecialiseerd; dat geldt zowel voor boeren als voor dierenartsen. Dat is precies de reden waarom wij met die keuze-opties, of zeg maar specialisaties, begonnen zijn. Een boerderij runnen is ook een business geworden, met investeringen die elke maand terugbetaald moeten worden. Het romantische van een dierenarts die dieren van elk formaat tegenkomt, is er wat af. Het wordt ook steeds moeilijker om van alle dieren alles te kennen. De wijde verspreiding van het internet heeft er bovendien voor gezorgd dat de meeste mensen zelf al eens op zoek gaan naar wat er met hun dier aan de hand zou kunnen zijn alvorens ze de dierenarts consulteren.”

Bedrijven tellen ook steeds meer dieren. Verandert dat de manier waarop dierenartsen moeten werken?

“Zeer zeker. De aandacht voor het zieke individuele dier blijft uiteraard nodig. Maar daarnaast wint de hele bedrijfsdiergeneeskunde duidelijk aan belang. In plaats van alleen brandweerman te zijn, leiden we dierenartsen dusdanig op dat ze de brand ook voor kunnen zijn. Meer preventief dan curatief gaan werken wordt steeds duidelijker het motto. We denken dat de veehouder daar finaal ook financieel beter bij zal varen. Als je wacht tot een koe ziek wordt, dan start je al met verlies. Het is dus veel beter om te investeren in preventief advies.”

Preventief werken vraagt ook een ander verdienmodel.

“Inderdaad. Als vroeger een boer een koe had die niet kon kalven, dan had hij na het ingrijpen van de dierenarts een kalf en een koe. Het resultaat van deze ingreep was duidelijk zichtbaar wat er voor zorgde dat de boer er ook toe bereid was om er voor te betalen. Tijdens de keizersnede vroeg hij de veearts vervolgens wel honderd uit naar advies, ook al was het midden in de nacht. Maar met groter wordende veestapels, en een boer die ook een steeds drukkere agenda heeft, begrijpt die boer steeds beter dat het nuttig is om in preventie te investeren. De dierenarts wordt in dat opzicht meer een ‘mede-ontzorger.’ Of het nu over bvd, ibr, melkkwaliteit of de tussenkalftijd gaat, het is meer en meer de dierenarts zijn taak om er voor te zorgen dat dit op de bedrijven die hij onder begeleiding heeft, in orde is, zodat onze veehouder daar niet wakker hoeft van te liggen. Of je kan het ook anders zien: wanneer er op een bedrijf met 200 melkkoeien er eentje ziek is, dient daar uiteraard aandacht te worden aan besteed. Maar puur economisch gezien, is het belangrijker om energie te stoppen in de nog 199 gezonde dieren, aangezien vooral zij zullen bepalen hoe vol de melktank zal zijn.”

Hebben alle boeren die switch al gemaakt?

“De ene sector al meer dan de andere. Wat runderen betreft slaat bedrijfsbegeleiding beter aan bij melkvee dan vleesvee. In melkvee zijn er bedrijven waar de dierenarts de melkcontrole (MPR) om de 5 of 6 weken bespreekt en waar de vruchtbaarheid actief opgevolgd wordt.”

Dierenartsen specialiseren zich; moet de boer dan nog met hen overleggen over bijvoorbeeld het voeder?

“Zeker wel. Veel erfbetreders geven advies over iets wat ze ‘toevallig’ ook verkopen. De dierenarts heeft een neutrale insteek en is daarenboven de enige die geschoold is om klinisch naar de dieren te kijken. Onze dierenartsen zijn na hun opleiding geen voederspecialist, maar ze krijgen zeker wel voldoende opleiding om vlot mee aan tafel te kunnen zitten om voedingsproblemen te bespreken en ook aan te pakken. Daarnaast zien we dat er dierenartsen zijn die eens zij in de praktijk zijn komen te staan, zich gebeten voelen om een verdere, meer gespecialiseerde opleiding te volgen in bijvoorbeeld voeding. En dat werkt.”

Een gespecialiseerde opleiding, maar met voldoende algemene opleiding. Toch wil een cliché dat beginnende dierenartsen nog alles moeten leren.

“Akkoord, er dient nog veel in het veld geleerd te worden eens de studenten zijn afgestudeerd, maar ik daag iedereen uit om een faculteit te noemen in Europa waar de studenten net zo’n goede en praktische opleiding krijgen als hier. Het is niet voor niets dat onze faculteit momenteel op nummer 1 staat en dit op wereldniveau. Onze opleidingscommissie en onderwijsdirecteur slagen er in om een opleiding op poten te zetten die zowel nationaal als internationaal top is en dat ook zo te behouden. Via doorlichtingen zoeken we constant naar verbeteringen. Ik durf er dan ook mijn handen voor in het vuur te steken dat onze studenten de comptenties die ze moeten hebben op het moment dat ze de schoolbanken verlaten, beheersen. Bovendien wordt zeer regelmatig afgetoetst aan de praktijk wat deze ‘day one competenties’ juist moeten inhouden.”

De buitendienst van de faculteit speelt daar een belangrijke rol in.

“De buitenpraktijk is de parel aan de kroon van onze Faculteit. In Groot-Brittannië zijn er steeds meer faculteiten diergeneeskunde die geen kliniek meer hebben omdat de organisatie ervan te veel geld en moeite kost. Ook hier verliezen we geld, bijvoorbeeld aan elke keizersnede die we ‘s nachts doen. Maar onze studenten doen graag buitenpraktijk en leren er ook zeer veel. Het is dan ook van uitermate groot belang dat we daar blijven in investeren. We doen in onze kliniek ieder jaar zo’n 800 keizersnedes. Vooral tijdens deze operaties leren onze studenten het mes in de hand te nemen. Iedere student gaat ook minstens 20 keer mee op bedrijfsbegeleiding. Tijdens deze bezoeken wordt de studenten onder andere aangeleerd hoe ze data moeten interpreteren en waar ze de boer kunnen complimenteren, maar ook waar ze hem kunnen tonen waar er mogelijkheden tot verbetering zijn en de boer dus nog geld kan verdienen.”

Dierenartsen wordt ook een centrale rol toegedicht in het terugdringen van het antibioticagebruik.

“Collega prof. Jeroen Dewulf is als voorzitter van het AMCRA een autoriteit op het vlak van antibioticagebruik en het ontstaan van resistentie. Hij is dan ook één van de personen die er voor zorgen dat onze studenten in deze materie goed worden opgeleid en dat er ook voldoende rekening mee wordt gehouden tijdens de klinische opleiding van de studenten. Zowel bij de veehouders als bij de dierenartsen gaat het om een mentaliteitswijziging die op gang zal moeten komen, maar langs de andere kant ben ik nog geen enkele dierenarts tegengekomen die zegt dat hij of zij er niet aan meedoet. Dierenartsen beseffen dat een reductie van het antibioticagebruik noodzakelijk is. Hoe hoger het antibioticagebruik, hoe meer kans op resistentie, dat is onmiskenbaar.”

Een andere evolutie die te zien is, is het ontstaan van gigantisch veel data op de veehouderij. Is er een rol voor dierenartsen in die evolutie?

“Het is een evolutie die zeer zeker ook een invloed zal hebben op het functioneren van de toekomstige dierenarts. In plaats van geconfronteerd te worden met één ziek dier, zal de dierenarts in de toekomst wellicht meer geconfronteerd worden met een computeruitslag waaruit zal moeten blijken hoe het gesteld is met de gezondheid en de productiecapaciteit van de hele veestapel. Denken we maar aan de gegevens uit een melkrobot. We zijn er ons van bewust dat we hier terdege aandacht zullen moeten aan besteden in de opleiding van de dierenarts voor de toekomst”

Tot slot: zijn dierenartsen per definitie goede boeren?

“Wat het klinisch zicht op de dieren en de dierenbehandeling betreft ongetwijfeld wel. Maar daarnaast is er natuurlijk nog het landwerk en dingen zoals de mestadministratie en ander administratief werk. Daar kennen dierenartsen uiteraard minder van aangezien de opleiding daar ook niet voor is bedoeld.”

IDC

Lees ook in Veeteelt

Clarinval wil runderverkoop met Frankrijk vlot trekken

Veeteelt David Clarinval, federaal minister van Landbouw, werkt met zijn Franse collega Marc Fesneau aan het heropenen van de grenzen voor de handel in runderen. Hij hoopt binnenkort een doorbraak te realiseren voor de export naar Frankrijk voor alle Belgische runderen.
Meer artikelen bekijken