Startpagina Akkerbouw

Gangbare boerenzoon gaat de biotoer op

Een nieuwe zaak opstarten, het is niet altijd even gemakkelijk en het is dus ook niet iedereen meegegeven. Wim Vandenberghe deed het toch. Met zijn biologisch kleinfruitbedrijf Frambiosa y Besos in Beauvoorde ziet hij de toekomst positief in. Landbouwleven mocht een blik werpen op deze eenmanszaak.

Leestijd : 8 min

E ens bio, altijd bio? Niet altijd, zo blijkt in het geval van Wim. “Ik ben een boerenzoon. Mijn ouders hadden een landbouwbedrijf hiernaast, maar dat was niet bio.” De goesting in bio ontstond pas toen hij jobstudent was bij een biologische groenteboer. Later werd hij lid van Bioforum en ging hij zijn eigen weg in de landbouw. “Ik wil niet werken tussen planten die chemisch behandeld zijn. Maar ik heb helemaal niets tegen gangbaar, want mijn ouders en mijn buren deden/doen het ook zo.”

In 2009 startte hij kleinschalig in Alveringem met zijn biolandbouwbedrijfje op biologische grond van het biologische groentebedrijf ‘Het Zilverleen’. Daar kweekte hij op een oppervlakte van 25 are allerlei bessen, deels onder tunnels: frambozen, witte bessen, rode bessen, stekelbessen… vanalles dus om ter plekke te verkopen. Hij maakte één tunnel wat ruimer en begon met een winkeltje. “Maar dat was allemaal wat primitief. De eerste jaren was de verkoop moeilijk, maar de teelt was wel beginnen lopen.” Hij runt de zaak alleen, wat in het begin niet gemakkelijk was. Ieder jaar moest opnieuw worden geïnvesteerd. “Veel tijd heb ik niet, maar in de winter neem ik wel wat vakantie”, klinkt het.

In Beauvoorde zag Wim echter meer potentieel van de ouderlijke boerderij. Hij meldde de grond, die toen nog weide was, aan voor controle en het tweede jaar al werd er 30 are bijgeplant met weer verschillende soorten kleinfruit. En uiteindelijk volgde de verhuis van de winkel in 2011. In Alveringem bleef hij wel actief, tot vorig jaar. “De pacht is verlopen, dus daar is alles stopgezet”, klinkt het. Dit hield de groei in Beauvoorde niet tegen. Afhankelijk van de verkoop zette Wim steeds kleine beetjes teelt bij, om vandaag uit te komen op een teeltoppervlakte van 1,25 ha. “En er is nog meer ruimte om te groeien”, klinkt Wim enthousiast. “In totaal is er 2,75 ha beschikbaar. Momenteel is het nog weide met koeien van een andere landbouwer. Een klein stukje heb ik al gescheurd voor een bloemenweide.”

Hoevewinkel nabij toerisme

Strategisch zouden we Wim wel kunnen noemen. “Nabij een toeristisch dorp is er veel meer passage, wat goed is voor de hoevewinkel.” En gelijk heeft hij. Hij verkoopt er een heel gamma aan producten, van verse bessen tot diverse bereidingen van zijn eigen oogst. “Ik heb wel geen tijd en materiaal om al die bereidingen zelf te maken, dus daarom werk ik samen met verschillende organisaties.”

Die samenwerkingen zijn er met de sociale werkplaats ‘De Groene Kans’ voor confituur zonder suiker en siropen en met een andere sociale werkplaats Sowepo voor confituren met suiker en coulis. Wim geeft hun al het materiaal; naast de bessen voorziet hij hen van potten, etiketten, enz. De bereidingen krijgt hij dan volledig klaar terug. Daarnaast zorgen de ‘Mobiele Fruitpers’ en Lombarts-Calville voor de maak van fruitsappen. De verwerkte producten komen in zijn hoevewinkel terecht, verkoopt hij aan diverse winkels of belanden in de horeca.

In zijn hoevewinkel verkoopt hij in de eerste plaats zijn eigen verse producten. “80% verkoop ik vers, 20% gaat de diepvries in. Van het totaal gaat 30% ervan naar patissiers en restaurants in de buurt, maar ook via twee verdelers”, legt hij uit. Restaurants zijn vooral geïnteresseerd in vers fruit in de zomer. En soms, als hij tijd heeft, bezorgt hij restaurants ook knoppen en jonge topjes van zijn cassisplanten.

Momenteel verkoopt hij zijn producten in een kleine ruimte. “Maar niet voor lang! Er is een grotere hoevewinkel in de maak, die tegen 22 juni af is. Op een oppervlakte van 12 m op 20 m groot kan je al wat meer verkopen. Er zullen verse producten liggen, eigen bereidingen, maar ook producten van collega’s. Het heeft wel altijd iets met bessen te maken. Zo zal er ook lippenbalsem liggen van een boerin die het maakt met haar eigen frambozen. Ik plan ook nog voor het gebouw een parking en wat gras om op te spelen aan te leggen, alsook enkele picknickbanken. Dan kunnen voorbijgangers wat ze in de hoevewinkel kopen ook lokaal opeten. Ik wil er ook ijs verkopen van onder andere een gangbare boerin in de buurt.”

Frambozen en bessen

Alle frambozen en braambessen zette Wim onder tunnel, om de bewaarbaarheid te verbeteren. Voor de rode en witte bessen, de stekelbessen en de cassis koos hij er be wust voor om die zoveel mogelijk buiten te zetten om ziekten en plagen te vermijden. Een deel staat onder plastic, zodat pluk ook mogelijk is bij slecht weer.

Tussen en in de rijen staan verschillende variëteiten, van zeer vroeg tot laat. “Zo kan ik op alle tijdstippen in het seizoen de mensen van vruchten voorzien”, verklaart hij.

Elke variëteit heeft zijn eigenschappen qua kleur, smaak, tijdstip van pluk, enz. “Hoe later op het seizoen, hoe lekkerder de stekelbes. Bij stekelbes koos ik ook voor rassen die goed tegen witziekte kunnen. Die zijn wel iets minder productief dan de ganbare soorten. Bij rode bessen gaat de smaak ook in stijgende lijn, buiten de laatste soort (Augustus). Die is droger en donkerder van kleur. In plaats van voor die soort te gaan, kiezen veel boeren voor de kweek van Rovada en die in ULO (Ultra Low Oxygen) te bewaren. Dan kan men de lekkerste soort twee maand verder verkopen in plaats van die laatste soort.” Voor de rode en witte bessen en de cassis worden gangbare rassen gekozen, omdat die sterk zijn tegen een iets lagere bemesting. Ook voor braambes kiest hij een gangbaar ras, Loch Ness, maar ook voor een dat wat vroeger is.

Hij heeft dan wel een eenmanszaak, 1,25 ha plukken is toch te veel voor een man alleen. In de zomer werken er tot 10 mensen in het veld voor de pluk, afhankelijk van de drukte. “Vanaf eind februari tot eind november neem ik iemand voltijds in dienst. Vanaf half april komen er geleidelijk aan meer mensen.”

Met hommels

Ook in hommels ziet hij heil, want we zien in zijn tunnels verschillende Koppert-hommelnesten staan om de bestuiving te verbeteren. “Makkelijk en zeker niet arbeidsintensief”, vindt hij ze. Met het goede weer zijn ze echt goed gaan vliegen, merkt hij op. “En het lijkt me ook dat een grote bedrijvigheid in de tunnels ook andere hommels van buitenaf aantrekt.”

Plagen bestrijden

Net als gangbare landbouwers, krijgt ook Wim af te rekenen met verschillende plagen en ziekten. Monitoren om de plaag wat voor te zijn, is daarom cruciaal. Alleen moet hij het doen met biomiddelen. Zo gebeurt het dat zijn gewassen worden geteisterd door bladluizen. Als er haarden zijn, bestrijdt hij die met biopyrethrum: een contactmiddel dat kort, maar heel efficiënt werkt. “Maar als het kan bestrijd ik ze met chrysopa. Die zet ik dan enkele malen uit in het gewas.” De teelten die buiten staan hebben wel een voordeel. De oorwormen en lieveheersbeestjes die in de lente opkomen, vreten aan de bladluizen.

Een ander probleem is de bessenbladwesp. Die heeft kleine bastaardrupsen die langs de nerven van het blad gaten boren. Ze komen voor in de rode en witte bessen en de stekelbessen. Door het blad te plukken probeert hij het aantal te beperken. Als er echter te veel zitten, wordt ook gespoten met biopyrethrum, dat voor deze toepassing enkel in rode bes erkend is.

Verder vernoemt Wim de bessenglasvlinder, die eitjes legt op de snoeistomp. De rups die eruit komt, vreet dan in het merg in de stengel, met als gevolg dat de plant erboven kapot gaat. Vooral op rode en witte bes en de cassis vindt hij ze terug. Op cassis is er geen probleem, want die bestaan uit 10 à 20 takken. “Als daar er één of twee kapot gaan, is er geen probleem. Zit die echter op rode bes op de hoofdtak, dan is de hele plant kapot.” Voor de bestrijding van deze vlinder gebruikt hij feromoonverwarring. Hierbij worden mannetjes aangetrokken naar een plakval.

Spint komt hij ook af en toe tegen in de frambozen en de braambessen. H ij hangt preventief zakjes Californicus uit als er blad is. Indien er heel veel spint aanwezig is, gebruikt hij Phytoseius (strooibus). Ten slotte kan Drosophila suzukii een bedreiging voor alle gewassen vormen. Door met een fijn net te werken, insectengaas, worden de vruchten gespaard. Insectengaas geeft veel werk, maar de resultaten zijn goed.

Af en toe ziekten

Qua ziekten vermeldt hij Phytophthora bij frambozen. Die behandelt hij met Trianum P, dat pas efficiënt is als de bodemtemperatuur wat hoger is. En die behandeling is nodig, want als de plant Phytophthora heeft, is hij vatbaar voor secundaire ziekten en wordt het moeilijker te behandelen. “Normaal gebeurt de behandeling in april en is die preventief, maar dit jaar moest het curatief om de ziekte niet verder te verspreiden. Ik heb vroeger veel moeten rooien door Phytophthora.”

Bij rode bessen komt Eutypa wel eens voor: een schimmelziekte in de stam die verdorring veroorzaakt boven de besmetting. “Daar is biologisch niets aan doen. Tijdens het snoeien blijf ik wel voorzichtig door steeds te ontsmetten.”

Oog voor de omgeving

Een biologisch teler is niet goed bezig, als hij geen oog heeft voor de omgeving. Daarom houdt hij ook zijn bemesting bewust laag: 70 - 80 kg N op jaarbasis. Voor de mestbank is de limiet gezet op 125 kg. “Een lagere bemesting zorgt echter ook voor minder opbrengst. Ik heb 4 kg opbrengst per meter frambozen, terwijl dat bij de gangbare teelt 7 à 8 kg bedraagt.” Voor de onkruidbestrijding kiest hij resoluut voor wieden en maaien. Bijvoorbeeld met de bosmaaier maait hij groot onkruid weg. De werknemers zorgen ervoor dat het onkruid rond de stammen wordt weggenomen. Tegen 22 juni moet het vers gewied en vers gemaaid worden, want dan start de pluk. “Zo hoeven we ons de eerste maand niet bezig te houden met onkruid. Na de pluk in augustus wordt er opnieuw gewied.”

Naast de lage bemesting en het mechanisch onkruid wieden, vindt de bioteler het ook belangrijk om de natuur op het bedrijf te hebben. Zo legde hij een bloemenweide aan en vroeg hij het Regionaal Landschap om een haag aan te planten. De organisatie plant aan en komt na een jaar terug om planten te vervangen waar nodig, maar de haag scheren doet hij wel zelf. “In het najaar snij ik de grofste takken af, in stukken van ongeveer een halve meter. Dat zorgt voor veel holle pijpjes, die ik aan de voet van de haag leg. Hierin kunnen verschillende soorten bestuivers en natuurlijke vijanden overwinteren.

MV

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken