Startpagina Granen

Teelttechniek in granen beproefd

Midden vorige week ging in Tongeren een bezoek door aan het proefplatform van de Pibo-Campus. In dit artikel bekijken we de proefveldwerking die in de granen gerealiseerd wordt.

Leestijd : 6 min

Verdeeld over een namiddag- en avondsessie werden er naast een groep studenten ook nog zo’n 140 landbouwers verwelkomd. De wintergerst- en wintertarwevelden stonden er alvast zeer mooi bij én nog recht, wat niet van alle percelen in de buurt nog gezegd kon worden. De zware regens van de week voor het proefveldbezoek, hebben hun invloed gehad op het legeren van het gewas.

Het weer was tevens een item waar Martine Peumans, coördinator a.i., bij stilstond tijdens de inleiding. “De afgelopen jaren zijn wel allemaal ‘speciallekes’ geweest en eigenlijk is 2018 dit ook al met zijn voorjaar dat laat begon. Eens het begon, is het snel gegaan. Mei was zelfs zeer warm en ging gepaard met plaatselijk hevige onweders en gewasschade tot gevolg.

Wintertarwe

Morgan Carlens en Jolien Bode, technische onderzoeksmedewerkers aan de Pibo-Campus, bespraken de proeven in wintertarwe. Allereerst stond Morgan stil bij het uitgezaaide areaal wintertarwe dat lichtelijk (3%) gedaald is in ons land, vermoedelijk ingegeven door de lagere tarweprijs. De prijs van wintergerst was bij momenten zelfs hoger dan deze van wintertarwe (146 EUR/ton voor wintertarwe en 149,5 EUR/ton voor wintergerst op 23 mei). Naast de prijs was er vorig jaar ook de droogte waar het graan last van had. Dit gaf echter geen effect op de opbrengsten, deze waren op veel percelen uitstekend.

Gekeken naar de teelttechniek bemerkt Morgan allereerst een verschil in dit seizoen met vorig seizoen. De winter van 2017 was veel natter, waardoor er meer stikstof-uitspoeling was en de percelen een grotere nood hadden aan stikstof dan in 2016, een winter die veel minder nat was en hogere reserves na de winter gaf. De bemesting gebeurde aan de Pibo-Campus dit voorjaar in drie fracties bij de uitstoeling, stengelstrekking en bij het laatste blad. De onkruidbestrijding gebeurde op 7 april, tien dagen later gevolgd door de halmverkorting. Op 2 mei werd de eerste fungicidebehandeling uitgevoerd en op 28 mei (twee dagen voor proefveldbezoek) de twee ziektebestrijding bij aar 80% uit.

Tegen het graanhaantje en bladluizen werd ondertussen ook al gespoten. Morgan Carlens vestigde er wel de aandacht op om zich niet te vergissen bij de insecticiden: niet elk middel is zowel erkend in tarwe als gerst. Er is een verschil!

Opmerkelijk is dat er dit jaar veel bladverbranding (bruine bladpunten) werd waargenomen in de wintertarwe. Wellicht werd dit veroorzaakt door de lage relatieve vochtigheid. Een andere mogelijkheid is dat het komt door de snelle groei van het gewas, waarbij de waslaag op het blad nog onvoldoende dik was en schraal weer met veel wind de jonge, dunne waslaag kapot wrijft.

Het voorjaar was koud en nat tot eind maart, in april was het dan weer warmer dan normaal. Door de hoge temperaturen van april werd gezien dat eind deze maand de ziektes zich spectaculair konden ontwikkelen. Vooral septoria en gele roest ontwikkelden zich snel, witziekte bleef zo goed als achterwege. Eind mei zat de gele roest op de bovenste bladeren, ook bladseptoria is de laatste week van mei omhooggekomen.

De proefveldmedewerkers verwachten, gezien de normale tot goede weersomstandigheden die we gekend hebben, om goede opbrengsten te gaan oogsten. Ze erkennen dat er in onbehandelde stroken ziekere variëteiten staan, maar bij regelmatige waarnemingen en tijdige bespuitingen bij hoge relatieve luchtvochtigheid (’s avonds) kan men een juiste ziektebehandeling toepassen om een goede opbrengst na te streven. Waarnemingen doen en gepast reageren is uiterst belangrijk in het IPM-kader, klonk het nog.

Jolien Bode en Morgan Carlens hadden maar liefst 28 variëteiten te bespreken voor de rassenproef, waarvan acht nieuwe. Individueel bij ieder ras stilstaan zou ons hier te ver leiden. We kunnen alvast meegeven dat KWS Smart, Anapolis, RGT Reform, Mentor en Stereo de gezondere zijn. RGT Sacramento, Britannia, Furlong en Reflection behoren tot de ziekere rassen.

Drijfmest in voorjaar

In het grensoverschrijdende Interregproject leve(n)de bodem wordt gefocust op het verbeteren van de bodemkwaliteit in Vlaanderen en Nederland. In het kader hiervan werd er aan de Pibo-Campus een demonstratieve proef met de bemesting in wintertarwe aangelegd. In het proefopzet werd drijfmest in het voorjaar geïnjecteerd in wintertarwe. Dit gebeurde eens met een klassieke sleepslanginjecteur (raam met buisjes) en eens met de gekende schijfkouterinjecteur. Deze laatste maakt insnijdingen in de grond én in de tarwe, waardoor verwacht wordt dat het gewas sneller groeit.

Door de wintertarwe in het voorjaar te bemesten met drijfmest kan de minerale stikstofgift verlaagd worden en kan dit een besparing betekenen voor de landbouwer. Tevens is bemesten in het voorjaar met drijfmest interessant voor focusbedrijven.

De schijfkouterinjecteur maakte om de 15-tal cm een insnijding van 4 à 5 cm diep waar de drijfmest mooi in de sleuf kwam te liggen (dosering 22 kuub varkensdrijfmest per ha). Bij de sleepslanginjecteur lag de drijfmest op het gewas.

De schijfkouterinjecteur hing achter een vierwielige zelfrijdende bemester die in hondengang reed, maar toch zagen de proefveldmedewerkers dat de eerste twee weken na toepassing de tarwe ‘geler’ stond dan waar klassiek bemest werd met minerale meststoffen. Ondertussen herstelde de tarwe zich goed en is met het oog geen verschil meer te zien, waardoor we des te benieuwder zijn naar de opbrengstresultaten.

In de proef werd ook gevarieerd met de doseringen van de drie fracties, inspelend op de drijfmestgift in de eerste fractie. Bij de tweede fractie wordt immers verwacht dat de stikstof van de drijfmest immers volop vrijkomt en bespaard kan worden met de minerale gift.

Wintergerst

Nico Luyx, technisch onderzoeksmedewerker aan de Pibo-Campus, lichtte de proefveldwerking in de wintergerst toe, een gewas dat hij persoonlijk één van de mooiste in de streek vindt, al kan het financieel soms een ander verhaal zijn. De prijs van gerst is de laatste tijd echter niet slecht, afgelopen maand was deze zelfs hoger dan die van tarwe. Een grote vraag naar gerst vanuit China zou de verklaring zijn.

Gerst telen kan ook interessant zijn voor de EAG-doelstellingen als derde teelt. Ook voor focusbedrijven biedt het mogelijk een oplossing: als de gerst geoogst is, kunnen zij nog tijdig drijfmest geven. Na de gerstoogst zou ook nog een volgteelt kunnen in de vorm van gras of bonen.

Het gerstareaal is dit seizoen met twee procent gedaald. Een voordeel dit jaar is de lage ziektedruk in gerst. Een probleem voor de uitzaai dit najaar is wel het zaaizaad behandeld met Argento. In Wallonië kan dit niet meer toegepast worden komende herfst, in Vlaanderen wel voor het laatst. Hiermee ziet de toekomst er niet rooskleurig uit voor de bladluisbestrijding, gaf Nico aan.

Als oplossing luidt zijn raad om de berichten/waarschuwingsdienst van het Landbouwcentrum Granen goed op te volgen en in eigen veld te gaan kijken naar de ziektedruk. Spuit dan tijdig en misschien meer dan één keer, al zal dit door de weersomstandigheden niet altijd vlot mogelijk zijn.

“Tolerante variëteiten zaaien is niet echt de oplossing”, is Nico’s mening. “Het gewas ondervindt niets van de beten van de bladluizen, de plant noch de bladluizen gaan dus dood. De luizen kunnen echter wel vermeerderen en zich naar naburige tarwe gaan begeven en de volgende jaren nog meer problemen geven. De teelt goed opvolgen is dus het advies.

Rassenproef

Van de twintig uitgezaaide rassen waren er zeven nieuwe rassen en zeven hybride rassen. Waar de klassieke variëteiten werden uitgezaaid aan 250 korrel /m2, wordt de dosering van de hybriden met 25% verminderd, 188 korrels/m2 dus. Nico bemerkt dat van hybriderassen minder kilo’s zaad moet aangekocht worden, maar het zaad is wel duurder. Volgens zijn berekeningen zouden we al snel 300 à 400 kg meer moeten gaan oogsten om aan de zaadkost aan uit te geraken.

De twintig rassen die waren uitgezaaid individueel bespreken zou ons hier te ver leiden. De conclusies van de uiteenzetting van Nico zijn dat de wintergerst een mooie teelt is die dit jaar weinig ziektes liet zien. Als we kijken naar de volgende uitzaaiperiode en we kunnen het zaad nog behandelen met Argento, dan komen de gangbare rassen KWS Tonic, KWS Meridian en Quadriga kijken. Opteren we voor hybriden, dan vielen de namen Smooth, Wootan en eventueel Bazooka als beter presterende te noemen. Bij de nieuwkomers met potentieel zijn de rassen Hedwig, Verity, LG Veronika en Monique. Deze laatste variëteit kreeg een vrouwennaam mee. Volgens de gevatte uitleg van Nico valt het af te wachten of deze vrouwennaam iets goeds voorspelt, dan wel problemen!

TD

Lees ook in Granen

Meer artikelen bekijken