Startpagina Akkerbouw

Op zoek naar een vervanger voor Bintje

Begin deze maand gingen de bezoeken door op de demoboerderijen in Huldenberg en Nieuwenhove, waar de Vlaamse overheid haar proefplatform in akkerbouwgewassen heeft aanliggen. In één van de proeven wordt op zoek gegaan naar een vervanger voor het aardappelras Bintje.

Leestijd : 5 min

Ilse Eeckhout van het Proefcentrum voor de Aardappelteelt lichtte de rassenproef in aardappelen toe. Tien frietrassen waren hier uitgeplant omdat de meeste aardappelen die in België geteeld worden naar de frietfabriek gaan. Opmerkelijk is dat het ras Bintje niet meer aanlag in de proefveldwerking. Op Belgisch niveau zou het areaal Bintje nog maar 20% bedragen. Als we naar Vlaanderen kijken is dit zelfs maar 10 à 15%.

Bintje neemt af ten voordele van het areaal Fontane. Bintje heeft ook zo zijn slechte kantjes: kijk maar naar het doorwasverhaal (glazigheid, drijvers) en de gevoeligheid voor aaltjes en aardappelmoeheid waardoor de opbrengst terugloopt.

Fontane en Innovator alternatieven

In de rassenproef liggen ook alternatieven aan voor Fontane, want dit is nu wel het referentieras, maar hoe lang nog. Tevens wordt gezocht naar een alternatief voor Innovator. Fontane levert een geelvlezige aardappel op die gebruikt wordt voor de diepvriesindustrie en export. Innovator levert een witvlezige aardappel waar de fastfoodketens frieten van willen. Het nadeel van Innovator is het kortere groeiseizoen en de minder kilo’s per ha. Op lichte gronden is deze variëteit niet altijd aan te raden wegens verkleuring van de lichtkleurige frieten.

Alverstone Russet zou een alternatief kunnen vormen voor Innovator. Het is een nieuw ras dat voor het eerst in proef ligt en mooie, lange knollen geeft. Het ras zou een betere opbrengst geven, maar is niet geschikt voor zandgrond.

Bricata ligt al het derde jaar aan in proef en eigenlijk beproeft het PCA nieuwe rassen graag minimaal drie jaar. Het is een alternatief voor Fontane maar zou 5% onder deze zijn opbrengst blijven. Bricata zorgt voor een langere knol met ‘meer schouders’ waardoor er minder afval is bij het versnijden tot friet. Het ras kent een vroege opkomst, maar rijpt ook vroeg af.

Het ras Croky lag voor het eerst in proef en er werd onmiddellijk een onregelmatige opkomst gezien. Donata is een alternatief voor Fontane en ligt het tweede jaar in proef. Vorig jaar bleek alvast het ras goed mee te vallen. Het bracht evenveel op en de frietkleur was iets beter.

In de proef lag natuurlijk ook het ras Fontane aan als referentie. Het is een ras dat een mooie opbrengst levert: veel friet en een grote knol. Het nadeel is de aandacht die er moet zijn voor de bewaring: door de hoop moet lucht door kunnen. Het is een ras dat veel ‘zweet’ en dit vocht moet afgevoerd worden uit de bewaarloods. Dit hangt mede af van hoe afgerijpt de aardappel van het veld komt en wordt ingeschuurd. Een bewaarplaats met koepels/luchtkanalen is nodig, een volroostervloer is nog beter.

Ook Innovator ligt in de rassenproef aan als referentieras. Om de nadelen van Innovator te ondervangen wordt gezocht naar een alternatief. Mogelijks wordt dit gevonden bij Ivory Russet. Deze zou betere kwaliteiten hebben: een goede opbrengst, geen problemen op zandgronden of met het onderwatergewicht. Het is witvlezig waardoor er mogelijkheden zijn voor ‘fastfoodfriet’.

Leonata is nog een ras dat als Innovator vervanger kan dienen. Vorig jaar werden er in de proef wat drijvers gevonden wat wijst op de niet optimale zetmeelverdeling. Het is een ras met mooie lange knollen.

Miss Malina komt uit het bio-segment en is hierdoor robuuster tegen plaag. Dit werd vorig jaar ook gezien in de proefveldwerking, echter viel de opbrengst en kwaliteit wat tegen.

Tiger is het tiende ras in proef en stond op het ogenblik van proefveldbezoek het grootst. Veel stengels kunnen veel zonlicht opvangen en dan kan er gegaan worden voor de kilo’s, geeft Ilse Eeckhout aan. Het ras ligt voor het eerst in proef en ziet er veelbelovend uit. Tiger heeft ook een breed resistentiepallet tegen aaltjes.

Bladmeststoffen

Het proefveld in Huldenberg is één van de vier proefvelden in Vlaanderen (Nieuwenhove, Tongeren en Sint-Niklaas) waar de Bodemkundige Dienst van België bladmeststoffen in de aardappelteelt beproefd. Het proefopzet zoekt naar een duidelijk, objectieve meerwaarde van commercieel beschikbare bladmeststoffen.

Helena Vanrespaille, onderzoekster aan de Bodemkundige dienst, gaf aan dat de proeven de voorbije twee jaar zeer grillig waren op vlak van het weer: nat in 2016 en droog in 2017. Er werden dan ook eerder opbrengstverschillen tussen de regio’s gezien dan wel tussen de proefobjecten. Het proefopzet is wel lichtjes gewijzigd, er werd gestart met het idee bladmeststoffen te gaan toedienen als extraatje op het bemestingsadvies. Vorig jaar wijzigde dit en werd de bladmeststof aanzien als deel van het bemestingsadvies.

De proefveldwerking laat momenteel nog weinig concrete resultaten zien. De meerwaarde van de bladmeststoffen moet nog duidelijker naar boven komen. Vorig jaar werd op één proeflocatie gezien dat objecten waar een bladmeststof toegepast werd, onder het nitraatresidu zaten. Helena besluit voorlopig dat minder stikstof geven in de aardappelteelt één ding is, maar goed boeren en geluk hebben met het weer een andere zaak is die moet meezitten om een rendabele aardappelteelt te bekomen met een beheersing van de reststikstof.

Langetermijngevolgen van niet-kerende grondbewerking

Voornoemde proeven lagen aan op een perceel in Huldenberg waar sinds 2001 onderzoek wordt gedaan naar het effect van niet-kerende bodembewerking op de bodemkwaliteit. Op lange termijn wordt een toename van het organisch koolstofgehalte in de toplaag (0-10 cm) van de bodem gezien door niet-kerend de grond te gaan bewerken. De toename in de toplaag gaat wel gepaard met een afname in de bouwlaag (20-30 cm). De bodem wordt hierdoor minder verstoord waardoor er minder organische stof wordt afgebroken.

Tevens wordt het biologisch bodemleven minder verstoord en is er een betere capillaire opstijging van bodemvocht omdat de bodemporiën minder verbroken worden ten opzichte van ploegen.

Bij ondiepe (tot 15 à 20 cm) niet-kerende grondbewerking wordt op lange termijn een vrij sterke verdichting in de bouwlaag gezien, vaak vanaf net onder de bewerkingsdiepte. Hier bestaat het risico dat de wortelontwikkeling gehinderd wordt met opbrengst- en/of kwaliteitsverlies. Bij diepere (25 à 30 cm) niet-kerende bodembewerking en ploegen is de bodemverdichting niet van die aard dat de wortelontwikkeling geremd wordt.

Bij de grote meerderheid van alle waarnemingen die al gebeurden naar het nitraatresidu na ploegen en niet-kerende bodembewerking, wordt een vergelijkbaar resultaat gemeten.

Besloten wordt met de vaststelling dat niet-kerende bodembewerking een ‘stiel’ op zich is en niet altijd evident is.

TD

Lees ook in Akkerbouw

Strategieën voor onkruidbestrijding in maïs

Maïs Voor onkruidbestrijding in maïs zijn er dit seizoen maar weinig nieuwe producten of actieve stoffen te melden. Degenen die er wel zijn, dienen met kennis en oplettendheid ingezet te worden.
Meer artikelen bekijken