Startpagina Maïs

Hooibeekhoeve test teelttechniek in maïs

Opbrengstverhogingen in maïs kan enkel met de optimale teelttechniek. Met een juiste zaaibedbereiding, bemesting en voldoende afstand tussen de rijen garandeer je een goede start. Deze worden dan ook meegenomen in de proefvelden in Tongerlo. Verder wordt bijbemesting onderzocht, wat misschien nodig wordt aangezien de bemestingsnormen aangescherpt zijn.

Leestijd : 7 min

Onderzoeker voedergewassen van de Hooibeekhoeve Gert Van de Ven wist het programma goed te vullen. Hij loodste de geïnteresseerden door de verschillende percelen, waarin - soms al voor meerdere jaren - grote maïs-proeven aanliggen. Bij al de demovelden wordt gefocust op de bodem, kaderend in het Interreg-project ‘Levende bodem’.

Zaaibedbereiding

De Hooibeekhoeve heeft al zo’n 10 jaar proeven liggen rond zaaibedbereiding bij maïs. “In 2009 hebben we zo 13 combinaties gelegd met verschillende machines. In de loop der jaren zijn we meer gaan kijken naar technieken dan puur naar machines”, aldus Van de Ven. Dit jaar werden ook zeven machines met elkaar vergeleken: triltandcultivator, vleugelschaarcultivator Evers Brumpy, combinatie vaste tand + vorenpakker Evers Normand, rotoreg Maschio met combipackerrol waarbij de ringen op 12,5 cm staan, combinatie van een frontwerktuig, rotoreg en zaaien in één werkgang, vorenpakker Cappon en spitfrees Farmax. Bij de machines werd ook gevarieerd met bandenspanning: ze werden gebruikt bij 0,5 bar en 2,5 bar. Dit werd al in vroegere proeven getest, maar de omstandigheden bepalen vaak het resultaat. Ook dit jaar is het afwachten wat de oogst geeft. Bij de rotoreg werd ook gevarieerd in rijsnelheid en toerental, waaruit men kon besluiten dat hoe lager het toerental en hoe hoger de rijsnelheid is, hoe beter de opkomst.

Verder is er maïs gezaaid in het geploegde zonder zaaibedbereiding. Net als vorig jaar kon men in 2018 merken dat de opkomst minder was. Het gebruik van een cultivator na het ploegen met een vorenpakker is ook geen goed idee, want bij de opkomst kwamen meer onkruiden op.

Ten slotte experimenteert men ook met maïs op ruggen, die sneller zouden opwarmen, waardoor de wortels beter zouden ontwikkelen en beter fosfaat zouden opnemen. In drogere periodes zou er een betere vochtvoorziening zijn en in natte periodes minder verslemping.

Rij-afstanden maïs

Normaal wordt maïs op 75 cm gezaaid, omdat dat past bij een spoorbreedte van 75cm. De maïs nauwer zaaien zou echter een aantal voordelen betekenen. Zo zouden de planten een uitgebreid wortelgestel ontwikkelen en kan de mengmest volledig benut worden, waardoor minder kunstmest nodig zou zijn. Minder nitraatresidu tot gevolg dus. Een tweede voordeel is dat het veld sneller dichtgroeit, waardoor onkruiden minder kans krijgen op te komen. Ten slotte wordt de kans op erosie kleiner.

In 2013 werd de eerste proef aangelegd, waarbij men rijafstanden testte van 75 cm, 45 cm en 37,5 cm. Van 2014 tot 2016 ging men jaarlijks verder met de proeven. Er werd gezaaid op 75 cm en 45 cm met een klassieke maïsplanter, en op 25cm met een graanzaaimachine. In 2014 werd vollevelds met een cultivator van Franquet Combigerm breedwerpig gezaaid. Van 2013 tot 2015 leek de opbrengst bij een rijafstand van 45 cm 20 % hoger door het kolfgewicht. Bij graanzaaimachine en vollevelds zaaien was er gemiddeld ook meeropbrengst, maar hier is een belangrijke jaarinvloed te merken. Pas als er voldoende vocht is om te kiemen, kennen planten een goede start. In 2014 was er een meeropbrengst van ca 20%. In 2015 waren de omstandigheden minder gunstig voor kieming: de kieming gebeurde dan ook in meerdere fases. Er was echter geen verschil te merken in opbrengst in vergelijking met de klassieke zaai.

In 2017 werden de proeven met een licht veranderde opzet herhaald, maar nog steeds met rijafstand 75 cm als referentie. In een eerste behandeling werd met een klassieke maïsplanter geplant met rij-afstand van 37,5 cm. In een tweede behandeling, met een Kverneland OptimaV, werd dat ook gedaan, maar dan in ruitzaai. Dit zou ervoor moeten zorgen dat de mengmest beter benut moet worden. In een laatste behandeling zaaide men een ruit in met een duo-zaai met Lemken Azurit, met rijafstand 75 cm.

Dit jaar werden ook verschillende zaai-afstanden getest, maar dan in twee rassen (SY Telias en SY Energetic) om eventuele verschillen op te merken. De 75 cm referentie werd gezaaid met Gaspardo MTE, de zaai op rijafstand van 37,5 cm gebeurde met Gaspardo SP520, de ruitzaai op 37,5 cm met Kverneland Optima V en ten slotte de volleveldse zaai met zaaicombinatie Gaspardo (rotoreg + zaaimachnine Dama). Van de Ven: “Die laatste hebben we opgenomen in het kader van de komende mestwetgeving in Nederland. Hier wordt rijenbemesting met mengmest verplicht als maïs op rijen wordt gezaaid. Bij een volleveldse zaai zou er nog vollevelds mogen gespreid worden”, vertelt de voedergewassenexpert. De combipackerrol met ringen op 12,5 cm en naloopwieltjes achter de zaaikouter moet voorkomen dat het zaad in een te losse grond ligt en hierdoor moeilijker kiemt. In vergelijking met de precisiezaaimachine is de opkomst vergelijkbaar.

Is bijbemesten nodig?

Meestal is de bemesting bij de zaai al volledig toegediend. De basisbemesting hierbij houdt het toedienen van dierlijke mest in. Later kan worden aangevuld met kunstmest die vollevelds of in de rij wordt gegeven. Dat bijbemesten gebeurt in de maïsteelt zelden tot nooit, dit in tegenstelling tot bij andere teelten. “Probleem is dat de bemestingsnormen de laatste jaren wat meer zijn aangescherpt. We willen echter dat de nutriënten voor de maïs steeds op het juiste moment beschikbaar zijn.” Om te bepalen of fractioneren, bijbemesten dus, überhaupt een meerwaarde geeft, loopt in het kader van het LCV een proef samen met Proefhoeve Bottelare en de Bodemkundige Dienst.

In 2017 werd een standaard bemesting vergeleken met verschillende strategieën van bijbemesten, en werd gekeken naar bladverbranding. Als er via advies wordt bemest, wordt eerste een staal genomen. Naargelang de resultaten kan eventueel nog bijbemest worden tot max 135 kg N/ha. Dat bijbemesten werd vergeleken: dat gebeurde ofwel met KAS en Novurea, ofwel met N2L, eenvloeibare meststof. Er werd geen verschil vastgesteld. Dit jaar werd de proef herhaald, met het verschil dat de meststof over of onder het gewas wordt doorgegeven.

Rijenbemesting met mengmest

Lagere bemestingsnormen die de laatste jaren zijn vooropgesteld, moeten ons doen streven naar een optimale benutting van nutriënten door de maïsplanten. De Hooibeekhoeve doet sinds 2007 proeven om na te gaan of rijenbemesting met mengmest hetzelfde effect heeft als rijenbemesting met kunstmest.

Bij een eerste techniek wordt het zaaien en het mest toedienen die werd getest van 2007 tot 2009 met elkaar gecombineerd. Men merkte dat de mest duidelijk plaatsspecifiek aanwezig was. In het algemeen was het effect naar opbrengst toe beperkt. Bij een tweede techniek werd gewerkt met twee werkgangen, die werd geprobeerd in 2012 en 2013. In een eerste werkgang gebeurde de bemesting en de zaaibedbereiding met een Evers Garano, een omgebouwde bouwlandcultivator. Pas in de tweede werkgang werd de maïs gezaaid, en dat met RTK-GPS. Ook hier was er sprake van een beperkt effect naar opbrengst.

Als derde techniek wordt striptill gecombineerd met bemesting. In plaats van naast de plant, wordt er onder de plant bemest. Met positief resultaat tot gevolg. In 2015 kon men spreken van 15 % meer opbrengst. Meerdere jaren striptill toepassen is echter geen aanrader aangezien er problemen kunnen optreden met onkruiden.

In 2017 werd er opnieuw een proef opgezet. Ditmaal werd er gekeken naar de plaats van de mest (naast of onder de plant) en rijafstanden. De rijenbemesting met mengmest gebeurde ditmaal met een aangepaste bouwlandinjecteur van Joskin. Toen vond men dat rijenbemesting met mengmenst meer opbrengst tot gevolg had, zeker waar mest naast de plant zat. De nauwere rijafstand zorgde ook voor een meeropbrengst. Ook in voederwaarde scoorde de oogst beter.

“Uit de verschillende proeven blijkt dat de bodemcondities belangrijk zijn. Bij de rijenbemesting wordt er trouwens over het geploegde land gereden. Is de bodem te nat, treedt er structuurschade op met een negatieve invloed op de maisopbrengst. Ook weglaten van kunstmest is niet altijd aan te raden”, besluit Van de Ven.

Groenbedekkers inzaaien

Ten slotte werkt de Hooibeekhoeve al jaren met proeven rond groenbedekkers. Ze zorgen namelijk voor meer organische stof in de bodem na onderwerken. De maïsteelt kent echter een laat oogsttijdstip en een late zaai. De ontwikkeling van de groenbedekkers gebeurt dus in minder goede omstandigheden, met een slechtere ontwikkeling en dus een lagere opbrengst tot gevolg. Dat betekent ook een lagere bijdrage aan organische stof.

Vroeger de groenbedekker inzaaien is een oplossing, en daarom onderzocht de Hooibeekhoeve twee opties. De eerste houdt in om vroege maïs in te zaaien, zodat inzaaien van groenbedekker ook vroeger kan. De onderzoekers vergeleken daarom de opbrengst groenbedekkers voor de vroege rassen Emmerson, die men rond 1 september oogst, en Asgaard, die men oogst rond 25 september en het late ras LG30260 FAO 235, met een oogst rond 5 oktober. Uit de resultaten bleek dat hoe vroeger de inzaai, hoe hoger de opbrengst. Men vergeleek ook verschillende mengsels van groenbedekkers na de maïs. Hieruit bleek dat gras (Italiaans raaigras) en granen (zoals rogge en Japanse haver) het nog steeds het beste doen, zowel qua bladmassa als wortelmassa. Gras doet het beter bij natte winters, rogge bij strenge winters. De ingezaaide kruisbloemigen (mosterd-bladraap) ontwikkelde zich te mager. Zelfs bij een tijdige zaai ontwikkelden ze weinig blad en wortelmassa. Ook de ontwikkeling van klavers is ondermaats. Wikken bleken echter wel beloftevol.

Een tweede optie is de groenbedekker samen met de maïs te zaaien. Dit zou het voordeel hebben dat de groenbedekker zich niet alleen goed ontwikkelt, en dus organische stof aanlevert, maar ook nutriënten vasthoudt en een bescherming vormt voor de bodem bij het oogsten van de maïs. De Hooibeekhoeve koos er onder andere voor om samen met de maïs rietzwenk in te zaaien. De opbrengst maïs leed er in ieder geval niet onder. Slechts bij gebruik van 20 kg rietzwenk was er 3 % minder opbrengst. Een andere positief effect was dat het nitraatresidu aanzienlijk beperkt kon worden. Over de drie proefjaren 2015-2017 lag het nitraatresidu zo’n drie keer lager. Toch zijn er enkele kanttekeningen te maken. De bestrijding van grasonkruiden ligt een stuk moeilijker als een gras zoals rietzwenk wordt ingezaaid. Verder is Italiaans raaigras niet de beste keuze om samen met de maïs te zaaien: omdat het te snel groeit, gaat het de maïs overwoekeren. Ten slotte vraagt onderwerken aandacht, aangezien ook rietzwenk best stevig uitgroeit.

MV

Lees ook in Maïs

Meer artikelen bekijken