Doorwas en alternaria na hergroei in aardappelvelden
Sinds de doortocht van regen eind vorige week en eerder deze week krijgen de aardappelvelden terug een frissere aanblik.
De hamvraag voor veel telers blijft of behandelen met maleïnehydrazide tegen doorwas nog zin heeft.
“Als er sprake is van nieuwe bladgroei (vergroening), bloei en doorwasverschijnselen in de rug, is een behandeling misschien nog aan de orde”, stelt Ilse Eeckhout van het PCA. Als het gewas stabiel blijft of verder achteruit gaat, zal doorwas hoogst waarschijnlijk beperkt blijven. Een bespuiting met maleïnehydrazide is dan niet nodig.
Een toepassing kan nuttig zijn als het gewas nog voldoende potentieel heeft om secundaire knollen en leegzuiging van primaire knollen (drijvers) te veroorzaken. Wie te maken heeft
met een tweede knolzetting vanaf de stengel, riskeert drijvers als gevolg van jongheid (geen glazigheid door leegzuiging van de primaire knol). Ook hier kan een bespuiting voorkomen dat jonge, ontvelde knollen de bewaring ingaan (bewaarproblemen!) of concurreren met de grotere knollen van de eerste zetting. Alle scheuten en knollen kleiner dan 35mm worden immers geremd in hun ontwikkeling.
Bij het PCA hameren ze er op om rekening te houden met de voorwaarden voor een goede toepassing: minimum 80% van de primaire knollen moet groter zijn dan 35mm, geen regen binnen 24u na toepassing en spuiten met veel water en bij matige temperaturen.
Ook voor alternaria zijn de omstandigheden sinds vorige week gunstiger geworden. In 'normale' omstandigheden is de drempel voor een eerste behandeling nog niet bereikt. Dit is evenmin het geval als we een verhoging van de gewasgevoeligheid van 50% (door droogtestress) in rekening brengen. Enkel bij een verdubbeling van deze gewasgevoeligheid komt een drempel voor een eerste (specifieke) behandeling in zicht.
