Startpagina Economie

Aandachtspunten bij het invullen van de forfaitaire belastingaangifte

Wie nog een papieren belastingaangifte ontving, weet inmiddels dat het jaarlijkse moment is aangebroken om alle nodige gegevens en documenten te verzamelen om deze aangifte tijdig te kunnen indienen.

Leestijd : 15 min

De aangifte voor de inkomstenbelasting voor landbouwers die belast worden op basis van het landbouwforfait moet immers dit jaar door de landbouwer ten laatste worden ingediend op 13 december 2018 ongeacht het feit of hij deze op papier indient of via Tax-On-Web.

Wie volmacht geeft aan een accountant of belastingconsulent om zijn aangifte via Tax-On-Web in te dienen, krijgt nog een bijkomende termijn tot 10 januari 2019.

In dit artikel geven we een overzicht van de nettowinstberekening en de belangrijkste aandachtspunten, voor de lezers die zelf hun aangifte willen invullen. Wie de officiële teksten ter zake wil raadplegen kan dit via www.fisconetplus.be onder de rubriek inkomstenbelastingen/administratieve richtlijnen/forfaitaire grondslagen van aanslag/directe belastingen 2018.

Principe landbouwforfait

Het principe van het landbouwforfait behelst dat er een gemiddelde wordt toegepast bij gebrek aan boekhouding.

Wat de beroepsinkomsten betreft dienen land- en tuinbouwers in principe zoals andere zelfstandigen, een aangifte te doen op basis van een bewijskrachtige boekhouding.

Omdat land- en tuinbouwers niet aanzien worden als “boekhoudplichtige onderneming” en dus meestal niet over een bewijskrachtige boekhouding beschikken volgens de normen van de belastingwetgeving, kunnen ze belast worden op basis van forfaitaire grondslagen van aanslag.

Deze forfaitaire grondslagen van aanslag zijn een bijzondere toepassing van de taxatie bij vergelijking met drie soortgelijke belastingplichtigen. Dit is een taxatiewijze die hierop neerkomt dat het gemiddelde van drie andere belastingplichtigen wordt aangewend om de winst van een bepaalde onderneming te gaan vastleggen.

Het forfait gaat nog een stapje verder dan het gemiddelde van drie belastingplichtigen. Op basis van een grondige studie en een aantal besprekingen wordt door de belastingadministratie in overleg met de beroepsgroeperingen jaarlijks een forfaitaire grondslag overeengekomen die kan aangewend worden om de winst van land- of tuinbouwers zonder boekhouding te bepalen. Je zou het kunnen zien als een algemeen gemiddelde - uitgedrukt onder de noemer semi-brutowinst - dat op een gediversifieerde wijze per streek en/of per sector of teeltwijze wordt vastgelegd.

Semi-brutowinst

Het begrip semi-brutowinst wil zeggen dat er geen brutowinst is, maar ook geen nettowinst.

De semi-brutowinst (SBW) is een bedrag dat bij de forfaitaire winstberekening wordt toegepast op een bepaalde éénheid. Dit kan per hectare geëxploiteerde landbouwoppervlakte zijn, per verkocht vleesvarken, per are aardbeien, per legkip, per ha laagstam appelen, … . Het criterium dat wordt toegepast om het forfait op toe te passen verschilt dus naargelang de sector en is gebaseerd op de bedrijfseconomische relevantie ervan.

De semi-brutowinst is een forfaitair cijfer dat gelegen is tussen de brutowinst (omzet) en de nettowinst (belastbare winst). Dit betekent dat tijdens de onderhandelingen bij het bepalen van de SBW in principe rekening wordt gehouden met alle verkopen en met een deel van de (aftrekbare) bedrijfsuitgaven. Om dus tot de nettowinst te komen zal de landbouwer in zijn belastingaangifte nog een beperkt aantal (limitatief opgesomd) kosten kunnen aftrekken.

De semi-brutowinst die voor een bepaald landbouwbedrijf moet worden toegepast is afhankelijk van de landbouwstreek waarin de gronden zijn gelegen en van de bestemming van de oppervlakten.

Om de semi-brutowinst van het bedrijf te berekenen, wordt het aantal hectaren gebruikte landbouwgrond vermenigvuldigd met het SBW-cijfer dat van toepassing is voor de streek waarin de landbouwgrond gelegen is. Per landbouwstreek is er sprake van drie SBW-cijfers, afhankelijk van de bestemming. Zo is er een afzonderlijk SBW-cijfer voor de oppervlakte voedergewassen aangewend voor melkproductie (“melk”), voor de oppervlakte voedergewassen niet aangewend voor melkproductie (“vlees”) en voor de andere gewone landbouwoppervlakten (“akkerbouw”).

Uitzonderlijke verliezen in teelten kunnen van de semi-brutowinst worden afgetrokken.
Uitzonderlijke verliezen in teelten kunnen van de semi-brutowinst worden afgetrokken. - TD

Berekening SBW – landbouw: melk, vlees en akkerbouw

De berekening van de SBW voor de gewone landbouw gebeurt in drie stappen. In de eerste stap wordt nagegaan of het landbouwbedrijf inkomsten haalt uit de verkoop van koemelk en/of melkproducten. De hoeveelheid gecommercialiseerde koemelk wordt gedeeld door een melkcoëfficiënt die eveneens per landbouwstreek is vastgelegd. Deze coëfficiënt werd dit jaar gevoelig verhoogd waardoor het aantal ha aan te geven melk met ongeveer 9 % vermindert. Het resultaat van deze berekening is het aantal ha dat zal belast worden aan de SBW “melk”. Is het resultaat hoger dan de werkelijke oppervlakte van het landbouwbedrijf, dan zal toch met deze hoger berekende oppervlakte rekening gehouden moeten worden en zijn er bijgevolg een aantal fictieve ha aan te geven.

In de tweede stap wordt het aantal ha berekend waarop de SBW “vlees” moet worden toegepast. Voor deze berekening dient het aantal ha landbouwgrond dat wordt aangewend voor de teelt van ruwvoeder te worden verminderd met het aantal ha “melk” dat in stap één werd berekend. Op het verschil wordt dan het SBW-cijfer “vlees” toegepast. Is het verschil kleiner dan nul, dan is er geen oppervlakte over om de SBW “vlees” op toe te passen. De oppervlakte voedergewassen die in aanmerking moet worden genomen voor deze berekening wordt teruggevonden op de oppervlakteaangifte en betreft de gewassen met de codes 51, 52, 53, 60, 63, 71, 201, 202, 660, 700, 721, 722, 723, 731, 732, 741, 742, 743, 744, 745, 746, 747 en 9828 en 9829.

Blijft er na de berekeningen in stap 1 en stap 2 nog een oppervlakte van het landbouwbedrijf over, dan wordt op deze resterende oppervlakte het SBW-cijfer “akkerbouw” toegepast.

Progressie melk

Melkveehouders met een oppervlakte “melk” van meer dan 25 ha moeten rekening houden met een verhoging van het basis SBW-cijfer van 5 euro per ha boven de grens van 25 ha, met een maximumverhoging van 200 euro/ha.

Het verhoogde SBW-cijfer wordt enkel toegepast op de ha die de grens van 25 ha overschrijden. Op de eerste 25 ha blijft met andere woorden de basis SBW van toepassing. Opgelet ! Vorig jaar bedroeg dit 1 euro per ha met een maximum van 40 euro. Omdat bij een hogere melkprijs de progressie serieus wordt versterkt werd een formule afgesproken die ook de volgende jaren van toepassing blijft.

Is de melkprijs lager dan 30 cent per liter dan is de vermeerdering per ha zoals vorig jaar gelijk aan 1 euro per ha, is dit 30 tot 32 cent per liter dan is dit 2 euro, is dit 32 tot 34 cent dan is dit 3 euro, van 34 tot 36 cent is dit 4 euro en boven de 36 cent is dit zoals voor inkomstenjaar 2017 gelijk aan 5 euro.

Berekening SBW – varkenshouderijen

Naast de semi-brutowinst voor gewone landbouw, is er voor de varkenshouderijen een bijkomende berekening te maken, die afhankelijk is het van het type varkenshouderij.

Enerzijds wordt voor zeugenhouderijen een bijkomende winstberekening gemaakt door het gemiddeld aantal aanwezige productieve zeugen te vermenigvuldigen met het SBW-cijfer van 245 euro. Zoals vorig jaar moet er geen minimumaantal zeugen worden aangegeven.

Anderzijds zullen vleesvarkensbedrijven een bijkomende semi-brutowinst moeten aangeven die afhangt van het aantal verkochte vleesvarkens in 2017. Per vetgemest varken wordt een bedrag van 10 euro toegevoegd.

Voor de bedrijven die varkens afmesten onder contract tenslotte wordt een bijkomende semi-brutowinst berekend door per afgemest varken een bedrag van 10 euro bij te tellen.

Varkens geven recht op een vermindering van

de oppervlakte landbouw

De varkenshouders hebben recht op een vermindering van de landbouwoppervlakte die in aanmerking wordt genomen voor de semi-brutowinst landbouw. Hiervoor wordt volgende berekening toegepast : {(aantal zeugen x 15) + aantal vleesvarkens – (aantal ha landbouwbedrijf x 50)}/1000. Deze vermindering mag echter niet hoger zijn dan 2,5 ha.

Andere aan de SBW toe te voegen belastbare inkomsten

Naast de semi-brutowinst landbouw en de bijkomende winstberekening voor de varkenshouders, moeten er eventueel nog een aantal bijkomende premies of winsten worden toegevoegd aan de belastbare winst. Zo zijn er voor de opbrengsten van speciale teelten (bijv. aardbeien, druiven, appelen en peren, …) nog afzonderlijke barema’s vastgelegd. De winst berekend op basis van die specifieke barema’s moet bijkomend worden aangegeven. Dit geldt eveneens voor de kalvermesterijen en de pluimveeteelt.

De meeste premies die land- en tuinbouwers ontvangen zijn in principe ook bovenop de semi-brutowinst aan te geven. Met een beperkt aantal vergoedingen is al rekening gehouden bij de onderhandelingen voor het bepalen van de semi-brutowinst. Ook zijn een aantal premies een vergoeding voor extra kosten of voor een minderopbrengst. Deze premies moeten dus niet meer bijkomend aan de winst worden toegevoegd. Onder andere de steun voor biologische en milieuvriendelijke landbouw, vergoedingen in het kader van beheersovereenkomsten, …. zijn hier voorbeelden van. Voor deze premies geldt wel een afzonderlijk tarief van 16,5 % waardoor ze uit de semi-brutowinst moeten worden gehaald vooraleer ze in de betreffende code van het belastingformulier kunnen worden vermeld.

Premies op basis van de betalingsrechten, de basisbetaling (vermeerderd met een premie voor vergroening en met de premie voor jonge landbouwers) en de zoogkoeienpremies moeten wel bovenop de SBW worden aangegeven. Deze premies genieten van het verlaagd tarief van 12,5%. De crisismaatregelen voor varkens- en rundveebedrijven dienen eveneens extra te worden aangegeven maar worden belast aan een tarief van 16,5 %. Dit betreft de aanpassingssteun, steun voor blijvend grasland, steun voor IKM en het bijhouden van een AB-register.

De VLIF-steun die de landbouwers ontvangen in 2017 – in eigen hoofde of via hun financiële instelling - zijn vrijgesteld van belasting.

Andere winsten

Heel wat andere winsten uit bijkomende handelingen zijn ook bovenop de semi-brutowinst aan te geven. Zonder in detail te gaan volgt hieronder een niet-exclusieve opsomming van bijkomend aan te geven winsten :

- verkoop van op de hoeve voortgebrachte melk buiten het gebruikelijke circuit (bijkomend 0,25 euro per liter tenzij verkoop op de hoeve aan particulieren voor persoonlijk gebruik); de verkoop van boter, kaas en matten is eveneens in de semi-brutowinst begrepen en moet niet extra worden aangegeven.

- rechtstreekse verkoop van vlees (per karkas, halve karkas, kwartier, of in stukken) aan verbruikers;

- de inkomsten uit het loonwerk verricht voor andere landbouwers;

- verkoop van producten van de exploitatie op boerenmarkten;

- de inkomsten uit de verhuur van terreinen voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid van de genieter, inbegrepen de inkomsten ontvangen voor cultuurcontracten. De gebruiker van de gronden dient de oppervlakte mee op te nemen voor de semi-brutowinstberekening en kan de betaalde vergoeding als pacht van de zijn belastbare winst aftrekken;

- verkoop van groene stroomcertificaten;

- de vergoedingen voor het plaatsen van windmolenparken;

- …

De toeslag als solidariteitsbijdrage van de distributiesector - ook comeos-toeslag genoemd - is in de semi-brutowinst begrepen en moet niet extra worden aangegeven.

Land- en tuinbouwers moeten dus niet enkel een forfaitaire berekening maken om hun winsten te berekenen. Zij moeten er tevens rekening mee houden dat bepaalde vergoedingen en winsten uit bijkomende activiteiten bovenop de semi-brutowinst in de aangifte moeten worden opgenomen. De kosten met betrekking tot deze bijkomende winst mogen vanzelfsprekend ook in mindering worden gebracht.

Aftrekbare uitgaven en verliezen

Het bedrag van de semi-brutowinst verhoogd met bijkomende winsten kan verminderd worden door de aftrek van bepaalde individueel aftrekbare uitgaven en verliezen. Enkel de uitgaven en verliezen die in het landbouwforfait zijn opgenomen, mogen individueel van de belastbare winst in aftrek worden genomen. De andere kosten die op het landbouwbedrijf voorkomen worden immers geacht in de berekening van de semi-brutowinst te zijn verrekend.

Uitzonderlijke beroepsverliezen in teelten en veestapel

Verliezen zijn eigenlijk een correctie van de semi-brutowinst. De semi-brutowinst is bepaald binnen de grenzen van een normale bedrijfsactiviteit. Wie buiten deze grenzen terecht komt moet een bijkomende winst (of eventueel fictieve oppervlakte/zeugen/…) aangeven of kan een verlies aftrekken. Normale beroepsverliezen (binnen de aanvaardbare grenzen dus) zijn reeds verrekend in de semi-brutowinst, zodat enkel exceptionele verliezen van het inkomstenjaar mogen worden afgetrokken.

De berekening van de semi-brutowinst verloopt in drie stappen.
De berekening van de semi-brutowinst verloopt in drie stappen. - TD

Enerzijds kan er sprake zijn van exceptionele verliezen inzake teelten. Het moet hierbij ofwel gaan om verliezen die te wijten zijn aan feiten die slechts in sommige gemeenten of in sommige bedrijven voorkomen, ofwel om verliezen die als gevolg hebben dat de volledige oogst van het beschouwde perceel verloren is. In het eerste geval zal het verlies moeten worden vastgesteld door de commissie tot vaststelling van schade aan teelten, terwijl in het tweede geval de taxatie-ambtenaar zelf moet gecontacteerd worden om het verlies vast te stellen. Van het door de commissie of taxatie-ambtenaar vastgestelde verliespercentage moeten 20 procentpunten afgetrokken worden. Het resultaat hiervan vermenigvuldig je met de geteisterde oppervlakte om de in aanmerking te nemen oppervlakte te berekenen. Op deze oppervlakte pas je dan het correcte SBW-cijfer toe en een specifieke verliescoëfficiënt (1 voor hooi, 1,5 voor graangewassen, vlas, voederbieten, cichorei, peulvruchten en koolzaad en 2 voor suikerbieten, aardappelen en voedermaïs) om het aftrekbare verlies te bekomen.

De verliezen die voorkomen in de teelt van voedergewassen mogen over 2 jaar (2 keer 50%) gespreid worden aangezien verondersteld wordt dat die verliezen zich over twee jaren doen gevoelen. Als voedergewassen worden beschouwd : voedergranen, voederbieten, groenvoeders, hooi en aardappelen.

Anderzijds kunnen er verliezen zijn als gevolg van ziekte of sterfte van dieren. Deze verliezen moeten door de landbouwers bewezen worden door bewijskrachtige gegevens die zij verkregen hebben van erkende destructiebedrijven (Rendac), behandelende dierenartsen, het slachthuis, enz… De barematekst vermeldt welke bedragen in aanmerking mogen genomen worden om de aftrekbare verliezen te berekenen. Een extra aandachtspunt is dat ook bij de verliezen van dieren een spreiding over twee jaren mogelijk is (verliezen bij varkens, bij runderen op bedrijven getroffen door botulisme, …).

Pacht met betrekking tot geëxploiteerde landbouwgronden

De pacht betreffende het oogstjaar 2017 die betrekking heeft op gehuurde landbouwgronden mag individueel van de semi-brutowinst worden afgetrokken. In de landbouw wordt de huurprijs die werd betaald voor gebouwen geacht in de semi-brutowinst te zijn verrekend zodat deze niet afzonderlijk aftrekbaar is. In de tuinbouw en de fruitteelt kan dit anders zijn.

De exploitant-huurder moet een opgave bij de aangifte voegen die de namen en adressen van de eigenaars van de gronden opsomt. Hierbij dient ook het bedrag van de pacht en de gehuurde oppervlakte te worden vermeld.

De vergoeding die betaald wordt in het kader van een cultuurcontract (soms ook seizoenpacht genoemd) is maar aftrekbaar tot maximaal de basis semi-brutowinst die van toepassing is op de betrokken oppervlakte.

Landbouwloonwerken vormen een aftrekbare beroepskost.
Landbouwloonwerken vormen een aftrekbare beroepskost. - TD

Aftrekbare lonen en landbouwwerken

De arbeid op een landbouwbedrijf bestaat uit de arbeid van de exploitant en zijn echtgenote (interne arbeid) en externe arbeid van betaalde arbeidskrachten. Enkel de externe arbeid is een aftrekbare beroepskost.

De externe arbeid is aftrekbaar ten belope van een forfaitair maximum. Dit maximum wordt bepaald aan de hand van forfaitaire loonbedragen. De effectieve aftrek van de loonkost wordt dus bepaald door de mate waarin een belastingplichtige zijn externe loonkost kan bewijzen en het absolute maximumbedrag van 430 euro per ha.

De verantwoording of het bewijs van de aftrekbare lonen kan gebeuren door middel van ingediende loonfiches 281.10 en/of 281.50 (lonen arbeiders, bedienden, helpers). Daarnaast zijn ook prestaties betaald met PWA-cheques en dienstencheques een geldige verantwoording. Ook facturen van landbouwloonwerken die betrekking hebben op 2017 kunnen als verantwoording dienen voor aftrekbare lonen.

Met bepaalde werken is echter reeds rekening gehouden bij het bepalen van de semi-brutowinst waardoor deze loonwerken niet meer bijkomend in aanmerking komen voor de loonberekening. Het gaat hierbij om de kosten voor het ploegen, de kosten voor verbruikte producten (zaden, plantgoed, meststoffen, fytofarmaceutische producten), kosten voor het maaien (hooi), oogstkosten voor vlas en groene erwten, kosten voor het laden van bieten, alle vervoerskosten (21% btw), kosten voor dehydratie bij verwerking van ruwvoeder tot krachtvoeder en alle andere bedragen betaald voor landbouwwerken die niet het verlaagd tarief van 6% genieten, behalve de kosten voor mestverwerking en mestscheiding die ondanks het tarief van 21 % wel aftrekbaar zijn.

Om de oppervlakte te berekenen waar het maximum van 430 euro per ha wordt op toegepast wordt uitgegaan van de aangegeven oppervlakte (inclusief fictieve ha melk), verminderd met de verloren oppervlakte bij uitzonderlijke verliezen. Voor de varkens- en zeugenhouders wordt een fictieve berekening gemaakt om het aantal in aanmerking te nemen hectare te bepalen. De fictieve oppervlakte wordt berekend door op het aantal productieve zeugen de coëfficiënt 0,6 toe te passen en op het aantal verkochte vleesvarkens de coëfficiënt 0,03. Ook voor deze bijkomende oppervlakte kunnen er dus voor maximum 430 euro per hectare bijkomende verantwoorde lonen worden afgetrokken.

In de tuinbouw wordt een seizoenloon bepaald naargelang de teelt. Specifiek voor deze sector is dat naast de gewone bewijsmiddelen (fiches 281.10, …) deze seizoenlonen als kost kunnen worden afgetrokken via de betaling van een bedrijfsvoorheffing van 20,20 % (vóór 15 januari 2018) zonder dat er individuele fiches moeten worden opgemaakt.

Sociale lasten en bijdragen

De sommen die werden gestort aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) voor de tewerkgestelde arbeiders mogen in mindering worden gebracht voor zover dat zij niet meer bedragen dan 65 % van het bedrag aan lonen waarop de RSZ-bijdrage verschuldigd is en die van de in het landbouwforfait beoogde winst werkelijk worden afgetrokken.

Ook de sociale bijdragen die betaald worden aan het Sociaal Verzekeringsfonds voor Zelfstandigen mogen worden afgetrokken, net zoals de bijdragen voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). De premie voor gewaarborgd inkomen kan eveneens in aftrek worden genomen.

Taksen en heffingen

Met betrekking tot belastingen en taksen voorziet het landbouwforfait geen specifieke bepalingen maar verwijst de tekst naar de algemene regels in de personenbelasting. Heel wat taksen en belastingen die het landbouwbedrijf dient te betalen zijn daarom aftrekbaar van de semi-brutowinst. Een niet-beperkende lijst van aftrekbare belastingen :

- Onroerende voorheffing (voor beroepsmatig onroerend goed zoals landbouwgronden en bedrijfsgebouwen)

- Heffing op waterverontreiniging en winning grondwater

- Dossiertaks milieuvergunningen

- Verkeersbelasting

- Kilometerheffing

...

Intresten van leningen

Alle intresten van leningen die beroepsmatig zijn aangegaan zijn aftrekbaar van de semi-brutowinst. Het is daarbij niet van belang of de lening hypothecair of onderhands is, noch wie de kredietgever van de lening is.

Zo zal ook bijvoorbeeld de in 2017 betaalde intrest van een winwinlening (onderhandse “vriendenlening”) een aftrekbare kost uitmaken.

Belangrijk is dat de bruto-intrest aftrekbaar is. Hiermee wordt bedoeld dat de intrestsubsidie die de bank ontvangt moet toegevoegd worden aan de netto intrest die wordt betaald zoals blijkt uit het attest dat door de bank wordt afgeleverd.

Beroepsbijdragen

Bijdragen die worden betaald als lidmaatschap voor erkende beroepsgroeperingen, met name Boerenbond, Algemeen boerensyndicaat en Fédération Wallonne de l’Agriculture, worden aanvaard als aftrekbare beroepskosten. Ook de bijdragen die worden betaald aan de Dienst voor bedrijfsverzorging mag afgetrokken worden.

Daarnaast is ook aftrekbaar de bijdrage die wordt betaald aan verenigingen, groeperingen en andere instellingen die zich met de organisatie van hoevevakanties bezighouden.

De rechthebbenden van de bijdragen moeten wel worden opgegeven en de bewijsstukken moeten bij controle aan de taxatieambtenaar worden voorgelegd.

Aan belastingconsulenten betaalde honoraria

De erelonen die betaald zijn aan belastingconsulenten of fiscale adviseurs kunnen eveneens van de forfaitair bepaalde winst worden afgetrokken.

Honoraria van dierenartsen en veesnijders, kosten van geneesmiddelen en geneesmiddelsubstanties

De erelonen die betaald werden aan dierenartsen in 2017, met inbegrip van de kosten van geneesmiddelen, zijn aftrekbare beroepskosten. Enkel de kosten voor kunstmatige inseminatie en voor de overplanting van embryo’s zijn uitgesloten van aftrek.

Ook de kosten van geneesmiddelen die zijn aangekocht bij de apothekers zijn aftrekbaar indien er per levering een factuur wordt uitgereikt en deze factuur een gedetailleerde opsomming geeft van de verstrekte producten.

Ook ontledings-, onderzoeks- of keuringskosten betaald aan en de prijs van de entstoffen bij, hetzij het NIDO, hetzij de Provinciale opsporingscentra van veeziekten zijn aftrekbaar.

Afschrijving van productiequota of van premiequota

In het landbouwforfait zijn afschrijvingen op materiële vaste activa reeds verrekend in de semi-brutowinst, waardoor enkel afschrijvingen op immateriële vaste activa, zoals de productie- en premiequota, nog individueel aftrekbaar zijn.

Ook hier verwijst het landbouwforfait naar de algemene regels van de personenbelasting, zodat de afschrijvingsduur van deze quota minstens 5 jaar dient te bedragen. Het is niet toegestaan deze quota op een kortere duur af te schrijven.

Schuldvordering

Verliezen met beroepskarakter ingevolge het niet betalen van door landbouwers gedane leveringen kunnen in aftrek worden genomen.

Om de verliezen van een schuldvordering in aftrek te mogen nemen, moeten een aantal voorwaarden voldaan zijn. Zo moet het verlies beschouwd worden als ‘zeker en vaststaand’ en moet het bedrag op het einde van het jaar gekend zijn.

Het is niet toegestaan in de forfaitaire aangifte om een voorziening voor waarschijnlijke verliezen in aanmerking te nemen.

Verliezen uit diefstal of verduistering van activa

Ook deze verliezen komen in aanmerking in het jaar waarin zij het karakter van zekere en vaststaande verliezen hebben gekregen.

Quota

Huur van productiequota of vergoeding voor tijdelijke overname van premiequota kunnen aftrekbaar zijn.

De huur of vergoeding met betrekking tot 2017 betreffende de gehuurde productiequota of de tijdelijk verworven premiequota zijn individueel van de semi-brutowinst aftrekbaar.

Andere beroepskosten

Een aantal andere kosten mogen bovenop de voorgaande opsomming in aftrek worden genomen:

- Analysekosten

- Bijdrage aan FAVV en/of erkende keurings- en certificeringsinstellingen

- Bezoldiging van de meewerkende echtgenoten (maxi-statuut)

Voor speciale teelten (groententeelt, fruitteelt, enz.) moet in elke barematekst nagekeken worden welke kosten bijkomend individueel aftrekbaar zijn.

Besluit

Op basis van deze info kan de nettowinst van het landbouwbedrijf berekend worden. Op het formulier zelf dienen ook nog een aantal gegevens met betrekking tot de bedrijfsoppervlakte en de aanwezige veestapel te worden ingevuld. Ook moet de berekende nettowinst uitgesplitst worden in de correcte codes van het belastingformulier zodat de juiste belastingtarieven kunnen worden toegepast. In geval van twijfel raadpleegt u best een fiscaal adviseur die vertrouwd is met de land- en tuinbouwsector.

Van bruto- naar netto-winst

Brutowinst = alle verkopen/ontvangsten

- algemene uitgaven/aankopen

= semi-brutowinst

- individuele uitgaven/aankopen

= netto-winst/belastbaar

Voorbeeld berekening SBW-landbouw

Een landbouwbedrijf met 50 ha gelegen in de zandstreek leverde in 2017 196.000 liter melk. De oppervlakte voedergewassen bedraagt 26 ha.

Stap 1 :

196.000 liter melk/9.800 (melkcoëfficiënt zandstreek) = 20 ha “melk”

20 ha x 1.250 euro (SBW “melk” zandstreek) = 25.000 euro

Stap 2 :

26 ha voedergewassen – 20 ha “melk” = 6 ha

6 ha x 590 euro (SBW “vlees” zandstreek) = 3.540 euro

Stap 3 :

50 ha (werkelijke oppervlakte – 26 ha (melk en vlees)) = 24 ha

24 ha x 530 euro (SBW “akkerbouw” zandstreek) = 12.720 euro

Totaal = 41.260 euro

10 tips bij het invullen van uw forfaitaire belastingsaangifte

1. Begin tijdig met het verzamelen van uw gegevens (vb. overzicht van uw premies afhalen van uw E-loket via www.landbouwvlaanderen.be).

2. Vergeet niet uw belastbare oppervlakte te verhogen met ‘fictieve oppervlakte melk’ op basis van het aantal geproduceerde liters.

3. Kijk na of u als varkenshouder recht heeft op de oppervlaktevermindering voor landbouw.

4. De opbrengst van de verhuring voor cultuurcontracten moet u aangeven, de landbouwoppervlakte van de betrokken percelen niet.

5. Premies voor milieuvriendelijke landbouw mag u aftrekken van de semi-brutowinst om ze afzonderlijk aan te geven in code 1605/2605 (tarief van 16,5%).

6. De opbrengsten uit betalingsrechten (basisbetaling, vergroening en premie jonge landbouwers) en zoogkoeien zijn belastbaar aan 12,5% en neemt u dus op in code 1607/2607.

7. De ontvangen VLIF-steun in 2017 (kapitaal- of interestsubsidie) is vrijgesteld en moet u dus niet aangeven !

8. Hou bij de aftrekbare kosten rekening met de bruto-interesten (netto intrest + rentesubsidie).

9. De verliezen bij sterfte van varkens, bij sterfte van runderen bij botulisme en bij de teelt van voedergewassen in het algemeen , mag u over twee jaar spreiden.

10. Dien uw aangifte tijdig in – dus uiterlijk op 13 december 2018 of laat dit doen door een accountant/belastingconsulent die uw aangifte kan indienen tot 10 januari 2019.

Guy Porto-Carrero,

Paul Van Der Schueren, DLV

Lees ook in Economie

Dalende melkpoedermarkt door zwakke mondiale vraag

Economie Raf Beyers, adviseur bedrijfsontwikkeling en risk management bij United Experts, overliep op 7 maart met ons de financiële wereldsituatie en de internationale zuivelmarkten. De melkpoederprijzen gaan in dalende lijn, de voorraden zijn zowel in Europa als in de VS laag door een lagere productie.
Meer artikelen bekijken