Startpagina Akkerbouw

Reeds hoge aantasting van bladluizen

Het Landbouwcentrum Granen (LCG) meldt dat er reeds een hoge bladluisdruk is in wintergranen.

Leestijd : 4 min

Het extreem warme weer en de maïs die uitzonderlijk vroeg geoogst werd en regionaal nog bezig is, vertaalt zich in een sterke bladluisdruk.

Voor de wintergranen die niet beschermd zijn tegen bladluizen is het absoluut noodzakelijk alle percelen te controleren van bij de opkomst op de aanwezigheid van bladluizen. De aantasting kan onder de huidige gunstige weersomstandigheden zeer snel toenemen. Bovendien verloopt de opkomst van de wintergranen momenteel zeer snel!

Bevorderlijke omstandigheden

Bevorderlijke omstandigheden voor bladluisaantasting zijn:

- vroege zaai

- aanhoudend zacht weer

- nabijheid van met bladluizen geïnfecteerde maïsvelden

- beschut gelegen percelen

- aanwezigheid in de directe omgeving van grassen, Japanse haver als vanggewas en graanopslag

Vooral graanpercelen in de omgeving van maïs moeten zeer goed opgevolgd worden. In percelen waar de opkomst van de granen zich vóór de maïsoogst situeert, is het zeer belangrijk de bladluisdruk goed op te volgen. Tijdens de maïsoogst (zeker bij mooi weer) kunnen de bladluizen zich namelijk massaal verplaatsen naar de graanpercelen. Waakzaamheid is in deze situatie zeker geboden!

Behandelingsdrempel

De behandelingsdrempel is verschillend naargelang het moment:

- in de herfst wordt een bladluisbehandeling aanbevolen vanaf het moment dat 5% van de planten bezet is met virusdragende bladluizen, m.a.w. 5 planten op 100 planten bezet met minstens één virusdragende bladluis.

- op het einde van de vluchten (ten laatste half november) bij het ingaan van de winter ligt de behandelingsdrempel veel lager, namelijk vanaf het moment dat 1% van de planten bezet is met virusdragende bladluizen, m.a.w. 1 plant op 100 planten bezet met minstens één virusdragende bladluis. Een "winter" impliceert een winter met voldoende winterse weersomstandigheden.

- op het einde van de winter wordt een bladluisbehandeling aanbevolen vanaf het ogenblik dat er levende bladluizen aanwezig zijn, ongeacht hun aantal. Na de winter kan het vergelingsvirus namelijk zeer snel uitbreiden en leiden tot belangrijke schade, zelfs bij aanwezigheid van zeer weinig virulente bladluizen.

Productkeuze

In de meeste gevallen wordt in de herfst voldoende resultaat bekomen met pyrethroïden. Pyrethroïden zijn evenwel minder werkzaam bij zacht en droog weer dan bij koudere en vochtiger weersomstandigheden.

Wanneer de behandeling uitgevoerd wordt bij zacht weer (17°C en meer), kan de toevoeging van pirimicarb (ongeveer 70 g/ha werkzame stof) de effectiviteit van de pyrethroïden verbeteren door de bladluizen ook via dampwerking te bestrijden.

Behandelingsmodaliteiten

Pyrethroïden zijn contactinsecticiden, de insecticidebehandeling dient daarom dusdanig uitgevoerd te worden dat het insecticide in contact komt met de bladluizen. Een correcte spuittechniek en goede weersomstandigheden (onder andere windstil weer) zijn bijgevolg zeer belangrijk.

Wanneer de weersomstandigheden droog en zonnig zijn, is het belangrijk om:

- voldoende water te gebruiken

- niet te behandelen in perioden met felle zon; ’s avonds of beter ’s morgens vroeg behandelen

Bladluistellingen

Voor de controle op de aanwezigheid van bladluizen in het veld kunnen volgende methodes gebruikt worden:

- Methode 1:

De aanwezigheid van bladluizen wordt nagegaan op planten willekeurig verspreid over het veld, maar tenminste op één meter afstand van elkaar.

De aanwezigheid van bladluizen wordt bepaald op ten minste 200 planten.Hierbij wordt zowel het aantal gecontroleerde planten, als het aantal planten waarop minstens één bladluis aanwezig is, genoteerd. De aantastingsgraad wordt uitgedrukt als % planten bezet met ten minste 1 bladluis.

- Methode 2:

De aanwezigheid van bladluizen wordt nagegaan op meerdere vaste plaatsen verspreid in het veld (bijvoorbeeld door meerdere rijen van 1 à 2 m lengte uit te zetten met piketjes, verspreid over het perceel). Bij de eerste telling dient men zowel het aantal gecontroleerde planten als het aantal planten waarop minstens één bladluis aanwezig is, te noteren. Vanaf de tweede telling moet dan enkel het aantal planten met aanwezigheid van luizen genoteerd worden (tenzij er tussen de eerste en tweede telling nog verdere opkomst van het graangewas is geweest, dan moet opnieuw het aantal gecontroleerde planten geteld worden).

De aanwezigheid van bladluizen wordt bepaald op ten minste 400 planten. De aantastingsgraad wordt uitgedrukt als % planten bezet met ten minste 1 bladluis.

Hoe tellen?

• Enkel levende bladluizen worden geteld.

• De aanwezigheid van bladluizen moet zeer nauwkeurig en voorzichtig (opletten dat de bladluizen niet afvallen van de graanplanten of wegvliegen) gecontroleerd worden, namelijk:

- de bovenkant én de onderkant van de bladeren

- het hartje van de bladeren zeker openen; de blaadjes zeker openvouwen indien deze nog opgerold zijn!

- de oksel tussen de stengel en blad zeker openen

- de stengel tot tegen de grond controleren!

- ook de stengelbasis tot onder de grond. Dit is des te meer nodig bij koud(er) weer. Hiervoor dienen, na de bovengrondse controle op bladluizen, de graanplanten met de wortels voorzichtig uit de grond gehaald te worden (bv. met een schopje). Vervolgens dient zorgvuldig nagegaan te worden of er bladluizen voorkomen tussen de stengels tot op het uitstoelingsplateau. Dit gebeurt buiten de uitgezette telzones indien gewerkt wordt met methode 2. • Bladluizen kunnen aanwezig zijn:

- in verschillende grootte, zelfs zeer klein wat betekent dat er zeer goed van dichtbij moet gekeken worden!

- in verschillende kleur (lichtgroen, donkergroen, bruinachtig in functie van de soort bladluis) • De aanwezigheid van bladluizen kan sterk verschillen van perceel tot perceel. Daarenboven kunnen de bladluizen in een perceel heterogeen verspreid voorkomen, met plaatselijk geen tot zeer weinig bladluizen en plaatselijk hoge aantastingsniveaus! • De bladluistellingen gebeuren bij voorkeur tijdens de warmste uren van de namiddag.

Naar LCG

Lees ook in Akkerbouw

Insecten, duiven en bemesting opvolgen

Granen Medewerkers van het Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant zijn opnieuw begonnen met koolzaadpercelen op te volgen en geven hierbij hun eerste adviezen mee. Het LCG volgde dan weer de bladluisdruk in granen op.
Meer artikelen bekijken