Startpagina Akkerbouw

‘t Hoppecruyt blijft groeien in een kleine wereld

‘En de boer, hij ploegde voort.’ Zo zou men een verhaal kunnen beginnen over een hopboer. De vraag is: voor hoe lang? Want er zijn steeds minder hopboeren in het land en de ondersteuning lijkt minimaal. “Jammer”, laat landbouwster Benedikte Coutigny zich uit. “In deze tijd zoekt men naar authenticiteit in producten, ook in bier. Belgen zijn trots en willen brouwen met Belgische hop.”

Leestijd : 9 min

T rots landbouwerskoppel Wout Desmyter en Benedikte Coutigny baten sinds 1996 samen het 47 hectare grote familiebedrijf in Proven uit. Voor het tweede jaar op rij werkt zelfs hun zoon Roel mee. “Onze dochter Marou nog niet, die zit in het laatste middelbaar en weet nog niet wat ze wil doen”, lacht Benedikte. De naam van het bedrijf, ‘t Hoppecruyt, doet al vermoeden dat de specialisatie hop is. De zandleemgrond en het Belgische klimaat zijn namelijk ideaal voor deze teelt. “Maar eigenlijk zijn we een gemengd bedrijf met nog 5 hectaren spruiten, 5 hectaren aardappelen, en daarnaast ook maïs, tarwe en 6 hectare blijvend grasland.” En als dat nog niet genoeg is, zien we op het bedrijf nog 70 stuks vleesvee op stal. “We zijn wel van plan de maïs en de tarwe af te bouwen, en ook het aantal stuks vleesvee”, vertelt Coutigny. De 9 hectaren hop wil de familie immers uitgebreid zien naar 10 hectare. “Alles dicht bij de woning. Dat is gemakkelijk voor ons om met de fiets of met de quad te bereiken”, lacht ze.

Hun keuze voor de uitbreiding in hop en de afbouw in maïs is weldoordacht. “We zijn gespecialiseerd in hop en willen er ons verder in ontwikkelen. Eind september moet ook de maïs gehakseld en de aardappelen van het veld. Dat is veel.” Ze telen zo’n 15 soorten hop, waarvan één bitterhop en 14 aromatische hopsoorten. Drie ervan, allemaal aromatische hopsoorten, zijn Belgisch, namelijk Coigneau, Record en Groene Bel. Alles wordt geleverd aan Belgische brouwerijen. “De brouwerij zegt welke soort die nodig heeft en in welke hoeveelheid”, klinkt het.

Arbeidsintensieve teelt

Dat het niet altijd even gemakkelijk is, blijkt ook uit het verhaal van Benedikte. Het seizoen start immers al in januari. Dan worden de plantenresten weggesneden en verwijderd. In februari wordt er vervolgens gesnoeid. Men start met de vroege variëteiten manueel te snoeien. De vroege variëteiten hebben veel tijd nodig om te groeien, en worden pas geplukt tussen 10 tot 20 september. De middenvroege variëteiten worden iets later gesnoeid, in maart, wat gebeurt met de machine. De pluk in deze soorten gebeurt tussen 5 en 15 september. In maart worden er hopscheuten geplukt op het veld. Vervolgens in april worden de late variëteiten gesnoeid, die begin september worden geplukt.

“April is voor ons nog de meest arbeidsintensieve maand”, klinkt het. De velden moeten immers gerestaureerd worden. Alle klimdraden moeten worden vastgeknoopt en soms moeten palen worden vervangen. “Veel werk dus, maar hier krijgen we hulp van twee Polen. In totaal staan we dan met vijf man voor de werken, wat voldoende is.” Rond 20 april start de familie met de hop aan te leiden. De zes mooiste stengels per plant worden uitgekozen om vervolgens drie per klimdraad aan te leiden. “Het aanleiden zien we ook als een familiegebeuren. Iedereen zit in het veld, wat wel leuk is. Tegen half mei is alles aangeleid. ” Hoewel de teelt arbeidsintensief is, kan men er elk jaar wel op inspelen. “De structuur van het werk blijft elk jaar dezelfde, dus we hebben geen problemen in de pluk.”

Snelle groeier

Hop is een snelle groeier. Bij een temperatuur van 20°C kan die wel 20 cm per dag groeien. Op zes weken tijd is de plant 7 m gegroeid. Niet voor niets is de hopplant een van de snelste groeiers ter wereld. Is het kouder dan komt de plant later op gang en is de opbrengst dus minder. Toch is het niet enkel de koude die de teelt parten kan spelen. Dit jaar had de familie te maken met twee bloeien. De eerste viel zoals normaal in juli, maar door de hitte waren een aantal bloesems verbrand. Na de regen in augustus volgde een heropbloei, de tweede bloei dus. “Het leidde er wel toe dat er in september rijpe en onrijpe bellen waren. Ook was de analyse van de hop niet goed.”

Niet biologisch, wel gezonde planten

De taken in het bedrijf zijn duidelijk verdeeld. Terwijl Benedikte zich bezig houdt met de administratie, zorgt man Wout Desmyter dat de planten gezond blijven, wat niet altijd evident is. Bij een natte zomer zijn er wel problemen met schimmelziekten, zoals witziekte of de hopplaag. Hopplaag kan men nog het best vergelijken met de aardappelziekte. Bij een natte zomer moet dus preventief worden gesproeid. “In augustus kunnen we nog koper toepassen ”, voegt Benedikte toe. Bij een droge zomer, zoals dit jaar, zijn het eerder de insecten die roet in het eten gooien. “Vinden we bijvoorbeeld 50 bladluizen op een blad, dan dan moeten we ingrijpen. Gelukkig hebben we Inagro die controles doet en ons adviseert. Wekelijks wordt het veld gecontroleerd.”

Of ze in het algemeen genoeg middelen hebben? “De hopteelt is een kleine teelt. De lijst met middelen is voor ons beperkt. Het is soms moeilijk om efficiënt te behandelen, zeker tegen de hopplaag.” Een biologisch bedrijf is het dus niet, maar aandacht voor het milieu is er wel, wordt er verzekerd: “We gaan pas middelen gebruiken als het nodig is.” Of biologisch mogelijk is, vragen we ons dan af. “Ja, dat kan. Probleem is dat de percelen verschillende jaren in rust moeten liggen. Met hop werken in een rotatie is nogal moeilijk.” Ze hebben wel oog voor de bodem, want die moet goed blijven bij een teelt die er 15 à 20 jaar op staat. “Zo werken we met de groenbemester Japanse haver en gebruiken we een Duitse techniek voor de onkruidbestrijding: we begraven het onkruid levend en houden zo de bodem vochtig en levend.”

Zelf drogen en pelleteren

De plukdatum blijft elk jaar wel ongeveer dezelfde. Inagro helpt ook mee te bepalen wanneer die valt. Vanaf de helft van augustus zorgt Inagro tweemaal in de week voor een update van de analysen. Wanneer de hop rijp is voor pluk, in september, worden de ranken op 1 m hoogte afgesneden. De ranken worden vervolgens afgetrokken en gaan op de kar, waarna ze worden gelost in de hoploods. Daar worden de ranken aan de plukmachine gehangen. Nu pas komt het moment dat de hop wordt gescheiden van de ranken. De ranken worden verhakseld en de hop gaat via de sorteerband naar de hopsilo. Dan gaat de hop de ast in om te drogen. Daar kunnen ze op drie à vier uur tijd gedroogd worden met behulp van warme lucht. De ast zelf is computergestuurd: de relatieve vochtigheid, temperatuur en windsnelheid worden gemeten. De gedroogde hop komt na de droogtijd uit de ast om te klimatiseren. Hoewel de pluk en het drogen machinaal gebeurt, kunnen ze zelf ook zien wanneer de hop rijp is. “Als de hop gelig is en begint te plakken, is de hop rijp en kan ze geplukt worden”, verklaart ze.

Alle materiaal en machines specifiek voor de hopteelt vinden ze in Duitsland. De plukmachine en de droogast zijn van het merk Wolf. Voor het kleine materiaal verkiezen ze Fisher en Traurig. “We houden van de Duitse punctualiteit. We gebruiken zelfs de volledige Duitse teelttechniek.”

Steeds betere analyses

Kwaliteitsvolle hop is belangrijk. Die kwaliteit kan men testen met behulp van een analyse, waarbij alfa-zuren, betazuren en hopoliën van de hop worden onderzocht. Uiteindelijk kan een Hop Storage Index, kortweg HSI, worden bepaald. Die term waaide over vanuit Amerika en geeft de kwaliteit van de hop aan naar de manier van plukken, drogen en verpakken. Is de index hoger dan 0,35, dan wordt de hop geweigerd. ‘t Hoppecruyt levert hop aan een zeer mooie score. “Bij ons bedraagt de HSI rond 0,25. Bedrijven die lager kunnen dan 0,20 heb ik nog niet gezien.” Die goede score heeft veel te maken met de samenwerking met De Proefbrouwerij in Lochristi. “Al zeven jaar doen we ons best om de verwerking van de hop te verbeteren.”

Gaan voor de ‘allerkortste keten’

Na het drogen moet de pelletmachine zijn werk doen. “We gaan nu eenmaal voor de allerkortste keten”, klinkt het. “Door zelf te drogen en pellets te maken van de hop, hangen we niet af van anderen en maken we de keten dus korter.” Het was een heus innovatieproject, en daarom kregen ze er ook de gepaste VLIF-steun voor. Het levert hen enkel voordelen, want zo kunnen ze sneller leveren aan hun klanten. Zo leveren ze aan zeven klanten, zoals aan de Halve Maan die bekend staat voor de Brugse zot, Van Eecke voor het Hommelbier en Het Anker. Er is wel een coöperatie voor hoptelers, Pacohop genaamd, waarbij een tiental hoptelers zijn aangesloten. Ze zorgen bijvoorbeeld voor de administratie, het pelleteren of export naar Engeland en de VS. “Maar de werking vinden we te omslachtig”, klinkt het bij de doe-het-zelvers.

“Alles wordt op paletten gezet voor de brouwerijen. Voor de vrije hop spreken we een prijs af in oktober, als de oogst gedaan is. Die varieert van  €6,5 tot  €13 per kg zonder BTW”, vertelt Benedikte. Daarnaast beheert ‘t Hoppecruyt ook een webwinkel voor de klanten. “We merken dat de aromatische hopsoorten gegeerd blijven voor de productie van streekbieren.”

Ecologisch bedrijf

Dat ze het woord ‘ecologisch’ waardig zijn, wordt niet alleen bewezen doordat ze zo weinig mogelijk middelen gebruiken. Ook andere zaken in de bedrijfsvoering zijn vermeldenswaardig: “We hebben als houtkant populieren staan, die de wind tegenhouden, maar ook sporen van schimmels en schadelijke insecten van nabijgelegen velden”, klinkt het. Ook met het houtafval weten ze weg. “Het gesnoeide hout gaat naar onze houtvergasser die we gebruiken voor de verwarming en het verwarmen van water. De ranken waar de hop aanhing worden verhakseld en gebruikt als compost op de velden.” Hetzelfde geldt voor de stalmest: “Het zorgt voor prima humus in de hopvelden en in andere teelten.”

Ook de oude afgestorven hopplanten gaan niet verloren. Na 15 à 20 jaar worden de planten vervangen. “Ze hebben dan lang gediend. Vanaf het tweede jaar krijgen we al de volle opbrengst, en vanaf het vierde jaar de volle kwaliteit van de hop. Erna krijgen ze een nieuw leven.” Eerst moeten de wortels met de kraan uit de grond worden getrokken, want hopwortels kunnen wel tot twee meter diep rijken. “Daarna worden ze ingetafeld in een oude varkensstal. We geven ze aarde en water en laten ze staan bij 13°C. Op die manier kweken we bloemen en nieuwe hoppescheuten. De hoppescheuten verkopen we aan REO Veiling of gaan rechtstreeks naar restaurants.”

Ondersteuning ondermaats

Hoewel we België beschouwen als een echt bierland, is de ondersteuning voor de - zelfs beginnende - hopteler absoluut niet voldoende. “Onderwijs over de hopteelt bestaat hier niet.” Iedereen die educatie wil over de hopteelt, kan wel bij ‘t Hoppecruyt terecht. Er worden geregeld voorlichtingsessies over de hopteelt georganiseerd.

Als het op onderzoek aankomt is het ook maar pover gesteld. Hoewel Inagro wel analyses doet voor hoptelers, doen ze geen onderzoek naar de hopteelt. Daarom steken ze zelf maar de handen uit de mouwen. Zo onderzoekt ‘t Hoppecruyt hopsoorten over heel de wereld. “Daar steken we onze eigen centen in. Een instantie komt daar niet in tussen.” Een opmerkelijk project is de zoektocht naar een geschikt ras dat kan groeien op een bodem met Verticillium. “We hebben nu eenmaal zo’n perceel, dus hiermee moeten we leren leven.” Er is geen collectie van rassen beschikbaar, met het gevolg dat er heel wat hopsoorten zijn verdwenen. “We vonden de Belgische rassen Record en Groene Bel zelfs aan de andere kant van de wereld, en niet in België. Dat is jammer. We zijn een bierland en authenticiteit wordt almaar belangrijker. Brouwers willen brouwen met Belgische hop. Belgische hop, dat is onze trots”

MV

Meer informatie over ‘t Hoppecruyt vindt u op hun website: www.hoppecruyt.be

Lees ook in Akkerbouw

Insecten, duiven en bemesting opvolgen

Granen Medewerkers van het Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant zijn opnieuw begonnen met koolzaadpercelen op te volgen en geven hierbij hun eerste adviezen mee. Het LCG volgde dan weer de bladluisdruk in granen op.
Meer artikelen bekijken