Startpagina Pluimvee

“Fipronil, beslist geen eitje!”

Gerda Briene, de uitbaatster van een pluimveehouderij, schreef een boek over haar ervaringen tijdens de fipronilcrisis. Wie het leest, begrijpt goed hoe hard, vaak onrechtvaardig en onlogisch de fipronilcrisis was. “Deze keer is het de pluimveehouders overkomen, met fipronil, maar in principe zijn alle voedselproducenten kwetsbaar, en niet iedereen staat daarbij stil. Het is een wake-up call voor collega-voedselproducenten”, stelt ze.

Leestijd : 8 min

Gerda Briene is samen met haar man zaakvoerder van een boerderij met legkippen. In 2017 gebruikt een schoonmaakbedrijf bij hen fipronil, wat illegaal is. Net zoals bij de meeste of alle andere getroffen pluimveehouders in Nederland en België, was dat buiten hun weten om. Vanaf dan ondergaan ze de harde gevolgen van de fipronilcrisis. Eenmaal de crisis achter de rug, publiceert Briene haar ervaringen in het vlot leesbare boek: ‘Fipronil, beslist geen eitje!’. Het bevat een schat aan inside informatie die nuttig om kennen is voor velen: overheden, banken, certificeringsorganisaties, andere boeren,… We spraken met haar over die tekst, over de fipronilcrisis én over de Dag van de Boerin op 14 september.

Ik was behoorlijk onder de indruk van wat u schreef. Ik som even op: geen inkomsten, tractor moeten verkopen, een strijd met de bank, het extra werk, aansprakelijkheidsstellingen zoals die van een klant die in zijn schrijven de nogal schrikwekkende formulering gebruikt: ‘U wordt aansprakelijk gesteld voor een aanzienlijke schade waarvan de omvang nog niet is vast te stellen’, gezondheidsproblemen, depressie,… Toen ik het boek las, dacht ik: ik twijfel er sterk aan of ik dat even goed zou aankunnen. Maar tegelijk dacht ik: allicht was het voor veel anderen nóg erger? Want jullie hadden nog een stal biologische kippen die niet besmet was, jullie hadden nog melkvee, een vakantiehuis, jullie waren ‘maar’ veertien weken geblokkeerd terwijl dat bij veel anderen langer duurde, jullie hadden een goede verzekering,…

Er zijn inderdaad bedrijven die alleen maar kippen hebben, of waarbij meerdere stallen geblokkeerd waren. En als je alleen maar kippen hebt, ja, dan ben je wel heel kwetsbaar. En dat is hoe de landbouw zich sedert de tweede wereldoorlog heeft ontwikkeld, want tot die tijd waren het allemaal kleinschalige, gemengde bedrijven. Daarna was er een grote roep om ‘nooit meer honger’. Wie toen een paar koeien en een paar varkentjes en een paar kippetjes had, werd een andere richting uitgestuurd: ‘Ga je specialiseren in één vak en word daar zo groot mogelijk in’. En het liefst nog wat groter, en nóg wat groter,… Maar da’s meteen ook de achilleshiel.

Zou dan één van de conclusies van het verhaal zijn dat het misschien toch een goed idee kan zijn te diversifiëren in plaats van te specialiseren?

Alleen als het past bij de ondernemer. Je moet snel kunnen schakelen, je moet het kunnen combineren. Als je geen liefde voor koeien hebt, moet je geen koeien houden. En iemand die niet in hart en nieren varkensboer is, moet er geen varkens bij te gaan houden ofzo. Dat werkt niet, het moet bij je passen.

Zijn er veel mensen die door de fipronilcrisis zijn moeten stoppen?

Er zijn in Nederland zeker pluimveehouders gestopt, vooral zij die geen opvolger hadden. Op het moment van de crisis maakten ze de keuze: de kippen gaan weg en dan stoppen we. Aan de andere kant zijn er ook bedrijven die wilden stoppen maar waarvan de bank heeft gezegd: gebruik eerst je spaargeld op. Die gaan nu verder met kippen houden, terwijl ze liever met pensioen zouden gaan maar dat kunnen ze niet, want hun spaarpotje is op.

In het boek schrijft u dat u heeft geleerd om ervoor te zorgen dat alles per mail bevestigd wordt. Maar er waren behoorlijk wat personen die jullie telefonisch zeiden: je bent verplicht om dit of dat te doen, en die dat dan niet schriftelijk wilden bevestigen, zodat ze zelf buiten schot zouden blijven als het fout liep.

Ja, klopt, dat was inderdaad een heel rare gewaarwording. En je wordt zo neergezet als… als dader, bijna als crimineel. Terwijl we niets opzettelijk fout hebben gedaan. Zodat je zelf ook erg wantrouwig wordt. Sedertdien was er altijd een stuk argwaan bij ons: wat wil die persoon van mij? Wat zou die doen als die kwaad zou willen? Het heeft heel lang geduurd voor dat noemenswaardig is verminderd.

Het was me inderdaad opgevallen dat onder andere de overheid jullie vaak behandelde als criminelen, en ook andere organisaties, zoals certificeringsorganisaties en banken, stonden niet aan jullie kant, terwijl jullie nochtans slachtoffer zijn. Het is een van de vele dingen in het boek waaruit blijkt: het had niet gemogen dat ze het kippenhouders zó zwaar maakten.

Ja, maar dat is nog nergens zo erkend door officiële instanties. Nu, da’s niet alleen zo bij pluimveehouders hoor, de hele sector heeft het zwaar. In Nederland is het nog een stukje geniepiger dan in België, want in Nederland hebben we niet alleen de omgevingsvergunning, maar nu ook daarbovenop dat je ‘dierenrechten’ hebt: voor kippen moet je pluimveerechten hebben, sinds kort voor koeien rundveefosfaatrechten,... Je moet bijna een vermogen hebben om een bedrijfslocatie te kunnen kopen, en soms moet je dan nog bijna evenveel neertellen daar bovenop om de dieren daar ook te mogen houden.

In het boek schrijft u ook hoe kleine gebaren zoals cadeautjes en boeketjes en complimentjes een belangrijke steun voor jullie waren, net als sterke familiebanden.

Klopt. Op dat moment word je weer als mens gezien. Terwijl je anders neergezet wordt als ‘domme boer’ of ‘crimineel’. Het werk dat je doet, is iets waar je voor kiest, waar je passie ligt, en neemt het grootste deel van je leven in beslag. Als iemand dan met zo’n lief gebaar komt, dan zegt die: ‘Ik zie de mens achter de boer, achter de boerin, achter de mens in ellende.’ Eigenlijk wil iedereen dat graag, gezien en erkend worden.

Wat ook waardevol was: een goede pluimveevakbond.

Ja, zeker weten. De Nederlandse Vakbond voor Pluimveehouders, die mensen hebben zo ontzettend veel uren gewerkt en zijn zo opgekomen voor de boeren dat je echt het vertrouwen had van: ze krijgen het voor mekaar. Ze kunnen in de media vijfhonderd keer zeggen dat wij, boeren, iets fout hebben gedaan, maar dan zeggen zij 501 keer dat het níet de schuld van de boeren is. Waar je op dat moment als boer niet de tijd voor hebt, omdat je zelf te druk bent om op je bedrijf de fipronil kwijt te raken, dan nemen zij je dat stukje uit handen, op een heel professionele manier.

De overheid eiste dat de eieren als ‘chemisch afval’ behandeld werden. U toont in het boek aan dat dit allicht niet hoeft. Zo geeft u het voorbeeld van de huisdieren: in één pipet om je huisdier van luizen te ontdoen, wat wettelijk mag, zit net zoveel fipronil als wat maximaal in 160.000 eieren mag zitten. U stelt daarbij de vraag wat dan gebeurt als een kind zo’n huisdier aait en daarna een appel eet. Of nog: van zeven mensen is bekend dat ze zelfmoord probeerden te plegen met fipronil en daarbij een maximaal toegestane hoeveelheid fipronil consumeerden die overeenkwam met die in tien miljoen eieren, maar na twee tot vier dagen in het ziekenhuis konden ze alle zeven, schijnbaar gezond, weer naar huis. En een kind van 60 kilogram zou maximaal volgens de wetgeving tot zeven fipronileieren per dag mogen eten, zonder dat daarmee de AD (Aanvaardbare Dagelijkse Inname), zou overschreden worden, terwijl er allicht geen kinderen zijn die dagelijks zeven eieren eten. Of nog: dat je eieren met fipronil kunt mengen met eieren zonder fipronil tot het eindproduct voldoet aan de norm, of dat je zo’n eieren zou kunnen gebruiken in voer voor honden of katten. Dan hoeft toch niet al dat leed berokkend te worden aan die pluimveehouders?

Daar zit ‘m de kern van het probleem: als boeren zijn wij gewend om te zoeken naar oplossingen. We hadden te maken met overheidsinstanties: die kijken naar regelgeving en waar die is overschreden. En de overheid heeft het chemisch afval genoemd omdat ze afval moeten indelen in categorieën en de eieren waren vervuild, er zat fipronil in. Dan kijken ze, wat voor stof is fipronil? Het komt normaal gesproken niet in de vrije natuur voor, dus is het een chemische stof, dus is het chemisch afval.

Welke reacties kreeg u zoal op uw boek?

Van de getroffen pluimveehouders zijn er een aantal die hebben gezegd: ik heb het boek gekocht maar kan het nog niet opbrengen om het te lezen. Collega-pluimveehouders die het wel gelezen hebben, vonden het heel herkenbaar. Veel mensen worden er echt door geraakt. Mensen van buiten de pluimveesector zeggen: we hebben ons nooit gerealiseerd dat het zo erg was. Daarmee heb ik een doel bereikt, waarvoor ik mijn boek geschreven heb. Ik heb het geschreven vanuit de drang: ik heb nu maar zo’n kleine minderheid, in mijn vrienden- en kennissenkring, die weet wat er gebeurd is. Je hoort en leest bijna niks over fipronil en als je gaat googelen, hebben de meeste berichten het over ‘gifeieren’. Het mag niet zo zijn dat later mijn kleinkinderen niet weten wat hier is gebeurd. Dat de crisis die wij als crisis hebben ervaren, gewoon is weggevaagd uit de geschiedenis. Daarvoor is het te erg geweest. En deze keer is het de pluimveehouders overkomen, met fipronil, maar in principe zijn alle voedselproducenten heel kwetsbaar, en niet iedereen staat daarbij stil. Dus het is ook een wake-up call voor collega-voedselproducenten. Het gaat steeds verder vooruit. De technieken worden verbeterd. Ze kunnen bijna een suikerklontje in de oceaan vinden, zo fijngevoelig is de apparatuur tegenwoordig.

Zou het met de Belgische pluimveehouders vergelijkbaar zijn verlopen?

Ik heb contact gehad met een Belgische pluimveehoudster die ook fipronil heeft gehad, en ja, sommige dingen werden in België op een andere manier opgelost dan in Nederland. En België had naar mijn weten ‘maar’ twintig getroffen pluimveehouders, en Nederland had er richting de tweehonderd. Maar de ellende die de pluimveehouders in België hebben meegemaakt, was net zo groot als in Nederland: die zagen ook gewoon hun levenswerk tussen hun vingers door glippen.

Welke raad zou u geven aan Belgische pluimveehouders of eventueel Belgische boeren en tuinders in het algemeen na die ervaring?

Als boer in hart en nieren zet je je dag en nacht in voor je bedrijf en je dieren, maar bedenk wel dat dat niet zaligmakend is. Denk na: als je bedrijf weg zou vallen, wat is dan de kern van jouw bestaan, wat is belangrijk voor jou, waarvoor zou je opstaan? Wat is waardevol voor jou, buiten het bedrijf? Je stopt misschien al je tijd en energie in je bedrijf, maar bedenk wel dat dat op een dag kan wegvallen.

Koen Vandepopuliere

Lees ook in Pluimvee

Meer artikelen bekijken