Startpagina Actueel

Meelwormen bieden kansen voor witlooftelers

Maandag 14 oktober werd het Platteland Plus-project omtrent insectenkweek met witloofwortels afgerond met een slotevent in de Nationale Proeftuin voor Witloof in Herent. Witloofwortels, een reststroom van de witloofteelt, vormen een goede voedingsbron voor de kweek van meelwormen. En die wormen vormen een valabele nieuwe eiwitbron.

Leestijd : 4 min

De witloofteelt is sterk verbonden met Vlaams-Brabant. “Het onderzoek aan de Nationale Proeftuin voor Witloof is dan ook ontzettend belangrijk voor de ondersteuning van onze telers”, benadrukt Monique Swinnen, gedeputeerde voor Landbouw in Vlaams-Brabant. “Er wordt op de proeftuin al geruime tijd gezocht naar afzetmogelijkheden voor de reststromen van de witloofteelt.”

Reststromen beter valoriseren

Jaarlijks resten er een 36.000 ton witloofwortels na de forcerie van de witloofkroppen. Daarnaast brengt de teelt ook nog 10.200 ton oogst- en kuisafval met zich mee. Vandaag komen deze wortels voornamelijk in veevoeders terecht, vooral voor vleesvee. De witloofteler krijgt er 10 tot 15 euro per ton voor. Het oogst- en kuisafval gaat – zonder vergoeding - naar de compostering of wordt ondergewerkt op het land. “Als we de reststromen dus beter kunnen valoriseren, is dit zeker gunstig voor de witlooftelers”, aldus de gedeputeerde.

Al eerder werd de piste van witloofwortels als voeding voor pocketvergisters onderzocht. Maar hiervoor bleek het beschikbare volume onvoldoende. Daarom werd het onderzoek over een andere boeg gegooid met het Platteland Plus-project ‘Witloofwortels: ook insecten lusten er wel pap van’. Hierin koppelden de Nationale Proeftuin voor Witloof en de onderzoeksgroep Radius van de hogeschool Thomas More Kempen onderzoek naar een traditionele groente als witloof aan de interesse in insecten als alternatieve duurzame grondstof. Dankzij de steun van Vlaanderen en de provincie Vlaams-Brabant werd het mogelijk de haalbaarheid van een commerciële kweek van meelwormen op een witloofbedrijf na te gaan.

Swinnen: “Dit is erg belangrijk onderzoek. Momenteel worden immers nog massaal veel eiwitten ingevoerd voor de productie van veevoeders. Wanneer de witloofwortels opnieuw gebruikt kunnen worden als grondstof voor de productie van meelwormen - een alternatieve eiwitbron -, draagt dit bovendien bij aan de circulaire economie.”

Sinds de BSE-crisis in de jaren 90 is het gebruik van dierlijke eiwitten in diervoeders nog beperkt. Afhankelijk van de bestemming mogen insecten en daarvan afgeleide producten wel of niet gebruikt worden als diervoeder. Vandaag kunnen ze wel al ingezet worden in voeder voor aquacultuur en voor gezelschapsdieren.

Meelwormen klaren de klus

Meeltorren (Tenebro molitor) en meer bepaald de larven ervan, de meelwormen, blijken wel degelijk pap te lusten van een goede mix van (gehakselde) witloofwortels en tarwezemelen.

“De meeltor is een gladde, zwarte kever die 1,2 tot 2 cm groot wordt”, beschrijft Meggie Van Peer, onderzoeker van Thomas More. “Het insect voedt zich met (afgeleide producten van) granen, groenten, fruit en rottende bladeren of hout. Meelwormen zijn geelbruin, met een bruine streep op het einde van elk segment. Ze voeden zich met dezelfde voedingsbronnen als de kevers, maar kunnen ook andere insecten of vleesproducten verwerken.

Dankzij de snelle ontwikkeling en de mogelijkheid om veel meelwormen in kleine bakken op te kweken, is dit insect geschikt voor industriële productie. De meelwormen of de volgroeide larven zijn het gewenste eindproduct. Meelwormen worden doorgaans gekweekt bij een constante temperatuur van 25 tot 28 °C en een relatieve vochtigheid van 60% tot 75%.”

Zowel de meeltorren als de meelwormen blijken wel degelijk pap te lusten van een goede mix van (gehakselde) witloofwortels en tarwezemelen.
Zowel de meeltorren als de meelwormen blijken wel degelijk pap te lusten van een goede mix van (gehakselde) witloofwortels en tarwezemelen. - Foto: AV

Om na te gaan of de kweek van meelwormen op reststromen uit de witloofteelt in klimaatcellen haalbaar is, werd er gedurende 2 jaar (2018-2019) een pilootkweek geïnstalleerd in de klimaatcellen van de Nationale Proeftuin voor Witloof. Het onderzoeksproject toonde aan dat de reststromen uit de witloofteelt gebruikt kunnen worden als voeder voor de kweek van meelwormen. Bovendien zijn de bestaande forceerruimtes en koelcellen op witloofbedrijven een ideale kweekomgeving voor insecten. Voor witloofteler is dit een kans om tijdens de zomermaanden, wanneer de vraag naar witloof beperkt is, insecten te kweken op een belangrijke reststroom. Zo kunnen ze hun leegstaande klimaatcellen optimaal benutten en/of wortels aanbieden aan insectenkwekers.

Ook op jouw bedrijf?

De onderzoekers werkten een haalbaarheidsstudie uit waarbij individuele landbouwers de haalbaarheid van insectenkweek op hun eigen bedrijf kunnen nagaan. “Aan de hand van 4 voorbeeldscenario’s illustreren we de mogelijke knelpunten en drempels die deze teeltverbreding met zich kan meebrengen”, legt Yannah Cornelis, onderzoeker van de Proeftuin, uit. “We vergeleken het gebruik van kweekbakken met de inzet van trekbakken uit de forcerie en dit respectievelijk met aankoop van startcultuur of met eigen reproductie. Wanneer de trekbakken gebruikt kunnen worden vermijdt dit kosten voor de kweekbakken. Eigen reproductie levert meer op, maar het vergt veel meer arbeid door de geringe automatisering.

Met de bijhorende rekentool – gestoffeerd met praktijkcijfers uit ons onderzoek - worden de mogelijke kosten en opbrengsten duidelijk zichtbaar en kunnen landbouwers virtueel spelen met hun bedrijfsspecifieke situatie. Er bestaat immers geen hapklare formule.”

Dankzij deze instrumenten kunnen landbouwers wel een geïnformeerde beslissing nemen. Als ze daadwerkelijk willen overgaan tot de opstart van een insectenkweek, vinden ze zeer gedetailleerde teeltinformatie in het draaiboek, waarbij de focus ligt op de praktische teeltbegeleiding en zelfs teeltregistratietools werden voorzien.

Koen Hendrickx, zoon van een witloofteler in Langdorp, toonde alvast de nodige interesse: “Vandaag is er nog een grote afstand met de praktijk, maar als de insectenteelt effectief rendabel blijkt dan biedt dit extra mogelijkheden voor ons bedrijf. Momenteel gaan onze witloofwortels naar de vleesveehouderij, maar aangezien deze sector het economisch moeilijk heeft, is dit misschien een eindig verhaal. Ik volg graag hoe de opschaling van de insectenteelt mogelijk is.”

Introsect zet onderzoek verder

Het vervolgproject Introsect wil dit innovatieve werk verderzetten door landbouwers individueel te begeleiden bij het opstarten van een insectenkweek. Daarbij wordt niet enkel gefocust op meelwormen, maar ook gekeken naar zwarte soldatenvlieg, sprinkhanen en krekels.

Anne Vandenbosch

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken