Startpagina Covid 19

Interview met Jan de Keyser (BNP Paribas Fortis): ‘Moeten we naar zelfvoorzieningsgraad van 300%?’

Vanuit verschillende organisaties wordt de coronacrisis aangegrepen om te pleiten voor een alternatief landbouwsysteem, minder gericht op grootschaligheid, inputs en export. Volgens agridirecteur Jan de Keyser van BNP Paribas Fortis moet de sector zelf het initiatief durven nemen in de duurzaamheidsdiscussie. “Als we zelf niet de juiste vragen stellen, dan stelt een ander straks de verkeerde.”

Leestijd : 7 min

Het leven van Jan de Keyser is altijd druk. Hij combineert in feite 2 zware functies. Enerzijds is de Keyser bij BNP Paribas Fortis verantwoordelijk voor de agrarische kredietportefeuille. Anderzijds is de Keyser burgemeester van Oostkamp, een West-Vlaamse gemeente met 23.000 inwoners. Door de coronacrisis moest hij in overdrive. “Ik heb de meest intensieve dagen van mijn leven gehad”, vat hij samen.

In eerste instantie als burgemeester. “Ik ben verantwoordelijk voor de openbare orde. Vanuit die rol moet ik de politie instrueren. Het is een beetje als het hoeden van een kudde, als ik dat even zo mag noemen. Zonder mensen boos of opstandig te maken, moet je zorgen dat ze nieuwe, zware regels volgen. De instrumenten zijn duidelijk: informeren, sensibiliseren en verbaliseren… maar het is een continue balansoefening.”

Zoals u zegt, draait de landbouw en voedingssector goeddeels verder. Maar er is ook grote schade, nietwaar?

Zeker. Uiteindelijk is er sinds de crisis op ons als banken ook heel wat afgekomen, aan aanvragen voor kapitaalsuitstel of nieuwe cash. Maar het is toch minder dan ik had gevreesd. Ik vrees dat de golf nog komt. Bij het begin van een crisissituatie worden eerst de bestaande liquiditeiten en voorraden verbruikt. Als ik op dit moment naar onze klantenportefeuille kijk, dan zie ik de grootste problemen in de sierteelt. Daar is de export zowat helemaal stilgevallen, terwijl in ons land de tuincentra te lang gesloten waren en nu pas weer open zijn, en bloemenwinkels nog gesloten zijn.

Ook de kalversector en de braadkippensector lijden ernstig onder de crisis. In beide gevallen helpt het wel dat er een hoge mate is van integratie. Dat helpt de eerste schok opvangen. Belangrijk is ook dat er Europese ondersteuning komt voor private opslag van vlees. Natuurlijk komt dat vlees ooit eens uit die diepvries, maar ondertussen wordt er wat zuurstof in de markt gebracht. Grootschalige opkoop heeft echter ook nadelen: het vertraagt herstel. Een andere optie is om, in navolging van de aardappelsector, wekelijks enkele tonnen vlees te laten opkopen door de overheid. Dat vlees kan dan naar de voedselbanken.

Ik hoor links en rechts dat ook veel melkveehouders onder druk staan. Een significant deel zou in of dichtbij ‘bijzonder beheer’, zeg maar extra toezicht van de bank staan.

De zuivelsector staat al enige weken onder stevige druk, maar in relatie met het productgamma en de afzetcontracten, worden de verschillen tussen de melkerijen groter. En het vermoeden is dat de verschillen de komende maanden niet kleiner zullen worden.

Milcobel verwerkt meer dan een derde van haar melkstroom tot mozzarella, waarvoor de markt slecht is. Ze betalen een basisprijs van 28 euro per 100 liter, en bij een genormaliseerde levering 30,50 euro. Is dat genoeg?

Voor elk bedrijf is de situatie anders, maar voor de meeste klanten die wij kennen – dat zijn natuurlijk bedrijven die geïnvesteerd hebben - is 32 cent echt wel nodig om aan de aangegane verplichtingen te voldoen. We volgen via de eigen database de situatie op individuele melkveebedrijven en de ontwikkelingen in de sector. Bij ruim 30% moet de melkprijs meer dan 34 cent zijn om rond te komen

Hoe helpt de bank bedrijven?

Het in kaart brengen van de liquiditeitspositie van onze klanten is onze belangrijkste taak in deze crisis. Bedrijven gaan niet in faling door een tekort aan rendement, maar door een tekort aan cash. Dat is een les die banken zelf hebben geleerd in de kredietcrisis. Daarom helpen we onze klanten bij het inschatten en monitoren van de kasmiddelen. Daarnaast geven we financieel ademruimte aan bedrijven. Als bedrijven 6 maanden niet hoeven af te lossen en geen rente hoeven te betalen, dan kan dat een verschil maken. Voor land – en tuinbouwbedrijven is het nu belangrijk om het hoofd boven water te houden. In de verschillende afzetketens hebben bedrijven elkaar nu en ook straks weer nodig. Openheid naar leveranciers en afnemers is noodzakelijk. Ik ontdek veel begrip voor de situatie en velen zijn vaak bereid om binnen hun mogelijkheden te helpen.

Het valt op dat milieu- en dierenwelzijnsorganisaties luidkeels roepen om een nieuw voedselsysteem. De crisis zou bewijzen dat ons internationale handelssysteem ons kwetsbaar maakt. Vindt u dat de crisis inderdaad aantoont dat ons voedselsysteem moet worden aangepast?

We kunnen niet ontkennen wakker te worden in een nieuwe wereld. Iedere crisis legt kwetsbaarheden bloot. En of we het nu leuk vinden of niet, elke crisis leidt ook tot verandering of een omslag in denken. Het is belangrijk dat het de juiste omslag is… We moeten oppassen. Elke crisis maakt ook dat bepaalde organisaties met hun agenda opstaan en zeggen: deze crisis is het bewijs dat alles anders moet, namelijk op de manier die wij al jaren voorstellen. Een aantal belangengroepen zullen onze exportgerichte landbouw ter discussie stellen. Ik zag daaromtrent al de slechte voorzet van Gaia. Land- en tuinbouwers hebben de voorbije weken het beste van zichzelf gegeven en dan zo’n campagne over de sector gieten. Ik was boos!

De crisis is dan ook een stimulans voor de korte keten.

We zien nu overal creatieve initiatieven ontstaan waarbij producenten rechtstreeks de consument bedienen. Was men voor de crisis vooral bezig met de eigen hoevewinkel, nu zie ik in mijn gemeenschap boeren samenwerken. Dat is prijzenswaardig en in de korte keten is nog ruimte. Maar het succes van de korte keten betekent niet dat we het bestaande systeem helemaal overboord moeten kieperen.

Persoonlijk vind ik exportgerichtheid niet verkeerd. Grootschalig boeren heeft ook allerlei voordelen. Je kunt de kosten verdelen over meer omzet en dus tegen een concurrerende prijs je product aanbieden. Daarnaast kun je als groter bedrijf gemakkelijker kennis en expertise binnen je bedrijf opbouwen en behouden. Natuurlijk zijn er ook nadelen en wie dat wil, kan het overladen met alle zonden van Babel…

Maar vindt u dat we inderdaad een debat moeten voeren over het voedselsysteem.

Wat ik vind, doet eigenlijk niet ter zake. Het gaat erom wat consumenten willen, dus moeten we met hen de dialoog voeren. Een Belgische zelfvoorzieningsgraad van 200% is volgens mij niet misdadig, maar mag ook geen doel op zichzelf zijn. Ik denk dat we als sector vooral het initiatief in dit debat moeten houden. Het mag ons niet overkomen dat de discussie opeens gaat over een terugkeer van 200% naar 100%. We moeten de vraag durven stellen of we nu van 200% naar 300% moeten gaan… Ik zal de vraag vandaag niet beantwoorden, maar je kunt beter zelf de juiste vraag stellen, voor een ander de verkeerde stelt.

De bestuursvoorzitter van de Rabobank, de grootste financier van de landbouw, heeft gezegd dat deze crisis de bank in een sturende rol dwingt. Het moet duurzamer. De bank denkt daarbij in eerste instantie aan het belonen op basis van duurzaamheidsaspecten. Wat vindt u daarvan?

Ik vind dat de bank een sturende rol mag spelen op duurzaamheidsgebied. Bij BNP Paribas Fortis is het engagement voor Corporate Social Responsibility een van de belangrijkste strategische prioriteiten. De 17 Sustainable Development Goals zijn er volledig in opgenomen. De VN lanceerde die doelstellingen voor duurzame ontwikkeling in september 2015 om tegen 2030 een einde te maken aan de honger in de wereld en om de planeet te beschermen. Referend naar de landbouwsector kunnen we misschien wel meer appetijt opbrengen voor een bedrijf dat ook met duurzaamheid bezig is, dan één die dat niet doet.

Landbouwers zijn vaak allergisch voor het idee dat een toeleverancier, en dat is een bank, nog eens extra eisen stelt.

Een bank moet dat niet doen, maar het mag wel. Ook een bank heeft een identiteit. BNP Paribas is een grote, internationale bank en voelt een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. De bank wil een rol spelen bij het bewerkstelligen van voedselzekerheid over de wereld, op een duurzame manier. Meer doen met minder, is het devies. We zijn daarom pleitbezorger van een ecologisch verant-woorde maar intensieve landbouw.

Soms vergeten kredietnemers ook wel dat een bank een bepaalde verantwoordelijkheid draagt naar bijvoorbeeld spaarders toe.

Dat is ook zo. Een bank werkt volgens een vrij eenvoudig principe. Er komen mensen en organisaties via de voordeur geld binnenbrengen. De bank legt dat geld op tafel en sorteert dat, en leent dat dan via de achterdeur weer uit. Het is voor die mensen die aan de voorkant binnenkomen natuurlijk wel belangrijk dat het geld, het liefst met wat rente, weer terugkomt. In dat opzicht is het fijn dat in deze crisis niemand spreekt over een risico dat banken omvallen. En toenemend vragen die klanten – niet zelden de grote fondsen – om dat geld wel zo duurzaam mogelijk te beleggen.

Is het niet verdomde moeilijk om landbouwers te motiveren om een stapje extra te doen op duurzaamheidsgebied?

Oh ik ben daar niet zo wantrouwig in. Natuurlijk zitten landbouwers niet te wachten op meer eisen… Er zijn er al zoveel! De sector kenmerkt zich ook eerder door werkkracht, veerkracht en weerbaarheid dan door flexibiliteit. Niet omdat landbouwers zelf niet flexibel zouden zijn. De productieprocessen staan ook niet veel beweeglijkheid toe. Maar landbouwers begrijpen wel dat de maatschappij evolueert. Onderschat ze niet!

Jan Cees Bron

Lees ook in Covid 19

Meer artikelen bekijken