Startpagina Melkvee

Maak Europese melk weer groot

Het zou een slogan kunnen zijn van Phil Hogan. In de plaats daarvan werd melk en de toekomst ervan besproken in klein Vlaanderen, Roeselare. “Melkveehouders zijn ondernemers”, hoorden we er zeggen. Ze zullen ook stevig in hun schoenen moeten staan, moest wereldwijd de concurrentie nog verder toenemen. Wat staat de melkveehouder dan te wachten? Wat doet Europa om de (Vlaamse) melkveehouderij te steunen?

Leestijd : 6 min

Dat zijn vragen waarop Jeroen Buysse van de UGent en Tom Vandenkendelaere (CD&V), Europees Parlementslid en lid van de Landbouwcommissie in het Europese Parlement, elk op hun manier een antwoord formuleerden. Praten over de toekomst van melk, waar kan men dat beter dan op de viering van 15 jaar BedrijfsAdvisering Melkveehouderij (BAM) van Inagro?

Dat de melkveesector het met momenten lastig heeft de laatste jaren, is een understatement. De melkveehouder zal zijn mannetje moeten staan in een wereld waar groeilanden en de wil van de consument centraal staan. De (West-)Vlaamse en zelfs de Europese melkveehouder, aanverwante diensten en overheden moeten dus best anticiperen en zich voorbereiden op stevige concurrentie.

China vs. Europa

Jeroen Buysse: “Voor de afschaffing van de quota in 2015 dacht men dat de melkproductie zonder probleem kon stijgen: de vraag naar melk zou groter worden door een wereldwijde toename van de middenklasse. In Centraal- en Oost-Europa, de Verenigde Staten en vooral China zou de middenklasse enorm groeien. Tegen 2030 zou de middenklasse in China zelfs groter zijn dan in Europa. In ieder geval, hoe rijker die mensen worden, hoe meer melk en zuivel ze willen consumeren. Melk wordt immers aanschouwd als een luxeproduct, of ze het kunnen verteren of niet.”

Wat over het hoofd werd gezien, is dat naast de stijgende vraag, die al even aan de gang was, de productie ook kan volgen. Niet alleen is de middenklasse in China gegroeid, de zuivelproductie is er de afgelopen 15 jaar verdrievoudigd. Er werd gigantisch veel melk geproduceerd, in Europa, maar dus ook in China. Wetende dat de vraag naar melk stijgt, wie gaat die dan produceren? Onze boeren in Europa? Of China?

“Export blijft mogelijk”, verzekert Jeroen Buysse. “In landen als China is er inderdaad groei, maar die is niet ongelimiteerd. De concurrentie zal bikkelhard zijn.” Europa is een netto exporteur van zuivelproducten, zo’n 10%, maar dat betekent in het algemeen ook dat al de rest op de Europese markt blijft.

Jeroen Buysse van de UGent vertelt over de uitdagingen in de melkveesector.
Jeroen Buysse van de UGent vertelt over de uitdagingen in de melkveesector. - ©Inagro

Zuivel in hard discounter populairst

De Europese consument mag dus niet uit het oog verloren worden. Voor de productiemodellen is het belangrijk te weten waar en hoe de consument zijn zuivel aankoopt en tegen welke prijs. Blijkt nu dat de belangrijkste kanalen voor melk vooral de hard discounters (zoals Aldi, Lidl) en de grotere supermarkten (zoals Carrefour) zijn. Hoeveverkoop en boerenmarkten bedragen 1% van uitgaven aan verse voeding. “Hoewel het een klein aandeel is, vind ik dat niet slecht, want het gaat over goede prijzen die rechtstreeks naar de landbouwer gaan. Het is een alternatief voor een klein deel van de markt.” Men kan echter niet ontkennen dat de keuze voor hard discounters een belangrijk gegeven is.

Groots in de Dairy Belt

Hoe hebben landbouwers tot nu toe kunnen inspelen op deze marktevolutie? Schaalvergroting was één oplossing. Hoewel dat relatief is, wist men in het panelgesprek te zeggen: valt een klein bedrijf in de regio weg, dan stijgt de gemiddelde productie van de overige bedrijven automatisch (daarom moet een bedrijf dus niet gegroeid zijn).

Ook zijn melkveehouders of landbouwers in het algemeen gaan samenhokken in agglomeraties. Bedrijven met een gelijkaardige oriëntatie gaan dichter bij elkaar vestigen, om er concurrentievoordeel uit te halen. Zo zijn er in de West-Vlaamse varkenshouderij, ondanks het mestprobleem, nu meer varkens dan 25 jaar geleden. Toegepast op de melkveehouderij, zien we dat Vlaanderen in een Europese Dairy Belt zit, samen met onder andere Nederland, een deel van Duitsland, het noorden van Polen en de Baltische staten.

Doordat we zo dicht bij elkaar zitten is kennisverspreiding niet zo moeilijk. Zo worden rendementen en productie op peil gehouden en is er sprake van innovatie. De sector blijft up-to-date. Door die ‘kennispool’ blijven bedrijven ondanks de concurrentie altijd een stapje voor. Hierdoor is onze Europese melk nog steeds concurrentieel in China.

Toch gevaren?

We staan er concurrentieel niet al te slecht voor, maar toch zijn er enkele zaken die roet in het eten (of de melk) kunnen gooien. Zo wordt de kapitaalvereiste steeds groter, wat een gezonde instroom in de sector bemoeilijkt. Beschikbaarheid van kapitaal is niet enkel een probleem in Vlaanderen, maar ook in Europa. Verder verhogen de prijzen voor land meer en meer, wat de landbouwer ook al enkele jaren voelt.

Ten slotte zijn er verschillende randvoorwaarden voor het milieu waaraan voldaan moet worden. Zo kan het mestbeleid sturend zijn en grenzen opleggen, zoals aan het aantal dieren en diergezondheid.

Een voorbereid (en wetend) man is er twee waard, maar jammer genoeg gaat dit niet steeds op in de landbouw. Een voorbereid melkveehouder heeft al eens pech (zoals ziekte bij dieren), kent al jaren volatiliteit in de prijzen en kent een moeilijke economische positie. Tom Vandenkendelaere: “Er zijn disproportioneel veel aanbieders, landbouwers en voedselproducenten, tegenover het aantal vragers, meestal de supermarkten. Dit zorgt er voor dat deze laatsten een te grote macht hebben als ze rechtstreeks bij de landbouwer aankopen. Dat leidt tot lagere prijzen voor de boeren, maar ook tot contractueel oneerlijke praktijken. In het Parlement hebben we een pittig rapport daarover opgesteld en het ziet ernaar uit dat de Commissie het signaal heeft opgepikt. Er wordt aan een pakket gewerkt die een stevige duw in de rug moet betekenen en de handelspositie van de landbouwer beter moeten beschermen.”

Tom Vandenkendelaere weidt uit over het toekomstig GLB-beleid.
Tom Vandenkendelaere weidt uit over het toekomstig GLB-beleid. - ©Inagro

GLB faalt. Alternatieven?

Financiële steun is in deze sector dus wel degelijk op zijn plaats. In het Europees Verdrag werd ook voorzien dat zowel de consument als de landbouwer recht hebben op een stabiele prijs. “Het huidig systeem van directe steun van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) schiet jammer genoeg tekort. Er wordt gezocht naar alternatieven, onder andere door het OESO.” De OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling onderscheidt daarom drie risico’s, die elk andere maatregelen vraagt.

Ten eerste zijn er de normale risico’s, verbonden aan de stiel, die de boer aan moet kunnen. Die kunnen ingeperkt worden door diversificatie (vb meer teelten), lange termijncontracten (zoals bij de aardappel) en een spaarrekening met extra belastingsvoordelen voor de goede spaarders.

Een tweede soort risico kan gedekt worden door marktinstrumenten. Een voorbeeld is het aansluiten bij een producentenorganisatie. “Een andere optie die in Frankrijk uitstekend werkt is een systeem van fondsen die men onder de producenten opricht. Die fondsen komen tussen bij ongunstige weersomstandigheden, dier- en plantenziekten”, vertelt Tom Vandenkendelaere. De derde categorie risico’s hebben te maken met grote overmacht of een catastrofe. De EU denkt eraan hierop actief in te spelen met rampenfondsen, gefinancierd door de EU.

“De schrapping van de directe steun is nog niet voor morgen. Een schrapping zou trouwens een regelrechte ramp betekenen voor al diegene die hun business model hierop hebben gebaseerd”, besluit Tom Vandenkendelaere.

Volledige keten voor duurzaamheid

Europa vindt een stabiel inkomen voor de landbouwer belangrijk, maar wil ook streven naar duurzame productie. Men wil een een verlaagde CO2-uitstoot, meer biodiversiteit en een milieuvriendelijk voedselsysteem. Om dit te betalen kan men niet enkel terugvallen op de landbouwer, werd gedacht in Europa. Voor het halen van de milieunormen zou de volledige voedselvoorzieningsketen moeten meebetalen. Verder denkt men er ook aan op de landbouwer te betalen voor zijn milieu-inspanningen. Het blijft echter de vraag of de landbouwer betaald zal worden voor de inspanning zelf, of het resultaat dat hij heeft geboekt. Er staan dus nog enkele stevige debatten op het menu.

MV

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken