Startpagina Melkvee

Zuivelindustrie zag weer zon in 2016

“Hoe anders dan één jaar geleden is de sfeer en het sentiment in de melkveesector?” Met die woorden begon afscheidnemend voorzitter Jean-Marc Schevenels (Savencia) zijn begroeting op de algemene vergadering van de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie (BCZ). Zowat op alle vlakken ziet de melkveewereld er anders uit dan voorheen, van boer tot Brexit.

Leestijd : 8 min

De heer Schevenels zag tot zijn tevredenheid dat in de loop van 2016 de melkproductie zich toch aangepast heeft aan de marktrealiteit. Lees: er kwam minder melk, en daardoor kon de prijs stijgen. Hij hoedde er zich evenwel voor om euforisch te worden en waarschuwde voor een overhitting van de markt. “De prijzen voor het melkvet zijn inmiddels zo sterk gestegen dat vraaguitval reëel wordt. De extreme prijsvolatiliteit op de zuivelmarkt blijft nadelig voor alle betrokkenen.”

Jezelf vergelijken

De markt vraagt duurzaamheid, en BCZ wil daar ook een rol in spelen. Gestart op 1 januari 2014 is een eerste ronde auditing op dat vlak afgelopen. Meer dan 99 % van de melkveehouders kregen zo’n audit. Meer dan 1 op 4 produceert groene stroom. De gegevensverzameling van duurzaamheidsinitiatieven op het bedrijf vormt nu een databank. In een volgende ronde zullen melkveehouders hun eigen bedrijf kunnen vergelijken met het gemiddelde melkveebedrijf en zo zien of ze goed bezig zijn.

Efficiënter worden (meer doen met minder) is op zich al een manier om duurzamer te worden. Op tien jaar tijd is de melkophaling met een ronduit spectaculaire 49 % gestegen. Het brandstofverbruik per 1.000 liter is met 9 % gedaald. Ook melkfabrieken werden efficiënter: ze konden de uitstoot van CO2 per ton eindproduct met 22 % terugdringen.

Voorts heeft BCZ zich geëngageerd om het aantal toegevoegde suikers in een aantal categorieën met 8 % te laten dalen tegen 2020. Volgens Jean-Marc Schevenels zit de sector daar op schema.

Productie is gedaald

Gedelegeerd bestuurder van BCZ Renaat Debergh wierp een economische blik op het voorbije jaar. Dat kan uiteraard niet zonder een blik de werpen op vraag en aanbod. De prijsdip tot de eerste helft van 2016 kan niet gezien worden zonder de doorlopend maandelijkse stijgingen in ’ s werelds belangrijkste zuivelexportgebieden. Dat de voorbije heropleving van de melkprijzen samenhangt met maandelijkse krimp van de vijf belangrijkste exportregio’s in de wereld is dus geen toeval. Vooral in de EU was de volumedaling in melkproductie voor de laatste maanden van 2016 uitgesproken. Enkel de VS bleef gedurende geheel 2016 elke maand meer produceren. Voor afgelopen maart produceerde ook Nieuw-Zeeland opnieuw meer, en de EU wordt verwacht in april geen krimp meer te kennen. Dat laatste is geleden van mei 2016. Grote buurlanden Frankrijk, Duitsland en het VK produceerden voor afgelopen maart nog altijd minder dan een jaar eerder. “Ook voor de maand mei kent Duitsland nog altijd een productiedaling”, wist Renaat Debergh daaraan toe te voegen.

Vooral in het laatste kwartaal van 2016 was de productiedaling uitgesproken. Niet toevallig zijn het ook de maanden waarin er een Europese subsidie was voor een productievermindering. Deze kenden een groot succes, ook in ons land. Toch is BCZ een koele minnaar van dergelijke initiatieven. “In België zou de daling wellicht even groot geweest zijn zonder de vrijwillige melkproductiebeperking, maar in andere landen kan het misschien wel een verschil gemaakt hebben. Mogelijks is de aankondiging van juli vorig jaar dat er zo’n initiatief ging komen wel een signaal naar de markten geweest”, schatte de heer Debergh de invloed in. “Maar we zijn geen voorstander; onze ondervinding is dat dergelijke initiatieven qua timing vaak te laat komen.”

Export

Net als ons land, is de EU een zuivelexporteur, en ook op het vlak van export verliepen de eerste maanden van 2017 voorspoedig. “De uitvoer verloopt behoorlijk”, glimlachte de gedelegeerd bestuurder. Zowat alle zuivelproducten laten duidelijke groeicijfers zien. Ook consumptiemelk is meer en meer een exportproduct. “Sedert 2013 is de export ervan zelfs verdubbeld”, wist de heer Debergh. Enkel van boter is de export gedaald, maar dat heeft eigenlijk alleen te maken met de beschikbaarheid ervan.

Wie importeert? China importeert opnieuw, en fors meer dan voorheen. Het land neemt een derde op van alle zuivelproducten die de Unie exporteert. China importeerde vorig jaar 17% meer kaas dan in 2015 en 11% meer weipoeder. Een aantrekkende vraag vanuit China doet herinneren aan de periode van voor 2014, waar na een ongekende stijging de vraag vanuit China als een luchtbel ineenklapte en ook de Belgische boeren met de gebakken peren zaten. “Tot op vandaag zie ik echter geen reden voor oververhitting. De stijging in de vraag is veel bescheidener dan de hype die we gekend hebben. Hoe dan ook zal China nooit zelfvoorzienend zijn. Wel is de concurrentie met Nieuw-Zeeland stevig omdat het land geen importheffingen op zuivel betaalt.

Europeaan verbruikt meer

Niet alleen de export brengt de groene cijfers terug voor de zuivelindustrie, maar ook de interne Europese zuivelconsumptie. Of het nu boter, kaas, yoghurt, melk, of melkpoeder is: de Europese klant vraagt 2 tot 3 % méér. Enkel het verbruik van consumptiemelk liet een lichte min noteren.

En ook al gaat het al bij al om kleine percentages: ze tellen wel op. In 2016 ging het om een meerconsumptie van 1,5 miljard liter melkequivalent, vooral kaas, vollemelkpoeder en boter. Ook voor dit jaar is de verwachting dat er 1 miljard liter extra nodig zal zijn voor de Europese markt.

De boterpiek

Een beter lopende export en intern verbruik leidt tot betere prijzen. Vooral de prijs voor boter is ronduit spectaculair. Wat verklaart die stijging? Renaat Debergh noemde een aantal factoren. Zo is het imago van boter duidelijk verbeterd nu het steeds duidelijker wordt dat boter zeker niet slechter is voor de gezondheid dan de alternatieven. Een tweede verklaring is de stijgende populariteit van (Griekse) yoghurt en kaas. Daarnaast neemt de consumptie toe in de Europese groeilanden en is de melkproductie gedaald. Ook hebben vermoedelijk een aantal kopers verkeerd gespeculeerd.

Wat er ook van waar is, feit is dat de boterprijs een ongekende piek kent. De prijs van boter is zonder twijfel een trekkende kracht aan de melkprijs. Toch is dat volgens Renaat Debergh geen reden tot vreugde. “De prijsniveaus van nu zijn niet goed. Ze zijn te hoog, waardoor afnemers naar alternatieven zoeken en er vraaguitval dreigt bij bijvoorbeeld koekjesfabrikanten. En we weten uit ervaringen met de ijsindustrie dat eens er klanten voor andere opties kiezen, ze niet snel meer terugkomen.”

Een eiwitdal

Een hele andere situatie geldt er voor het magermelkpoeder. Het poeder blijft op een bodemprijs steken, net boven de interventieprijs. Daar komt nog bij dat de Europese Commissie nog over 350.000 ton magermelkpoeder uit interventie beschikt dat nog op de markt moet gebracht worden. Die voorraad blijft natuurlijk boven de markt hangen. “Het wordt tijd dat instanties actie ondernemen om die voorraad af te bouwen”, vond Renaat Debergh. “De Europese Commissie wil de markt niet verstoren, maar wil er evenmin geld op verliezen. Indien de Commissie de voorraad zou beginnen afbouwen zou dit wel een positief signaal naar de markt kunnen zijn”, schatte hij in.

Positief of negatief bekijken?

Wie de markt wil vooorspellen kant dit met een roze of donkere bril doen. De heer Debergh besprak zowel de negatieve als positieve factoren. Als mogelijk negatieve factoren op de melkprijzen zag hij een te grote herneming van de Europese melkproductie. Ook de blijvende toename van de melkproductie in de VS of een eventuele herneming in Nieuw-Zeeland in het najaar kunnen de melkprijs negatief beïnvloeden. Voorts zijn ook de lage olieprijzen, de interventievoorraden waarvan sprake en een mogelijke hapering in de economische groei van de groeilanden onzekere factoren.

Maar er is ook zeker een positieve interpretatie van de marktsituatie mogelijk. De Europese, Zuid-Amerikaanse, en Australische melkproductie is gedaald. Wat meer is: de seizoenspiek in Europa is eigenlijk al gepasseerd. Een goede Europese export, een stevige vraag (zelfs in de VS), en goede boterprijzen blijven bronnen van optimisme, ook voor de boer.

1 op 4 liter wordt ingevoerd

De wereldmarkt heeft invloed op de Europese markt, en de Europese markt beïnvloedt op zijn beurt de Belgische markt. Ondanks dat vorig jaar een jaar was met twee gezichten, steeg de melkproductie vorig jaar met 3,2 %. Ten opzichte van tien jaar eerder (2006) gaat het zelfs om een stijging met 753 miljoen liter of 26 %. “Voor die stijging met 26 %, zijn er evenwel maar 5 % meer koeien ingezet”, wees hij op een interessant feit. Voor dit jaar is de verwachting dat er opnieuw 1 of 2 % bijkomt, al is het jaar nog maar halfweg. In Europa behoort ons land duidelijk tot de sterkere groeiers. De Belgische zuivelindustrie verwerkte tussen 2006 en 2016 zelfs 45 % meer melk, iets waar vooral een stevige import van 1,1 miljard liter iets voor tussen zit. De totale Belgische melkverwerking bedroeg 4,4 miljard liter melk.

Datzelfde kan helaas niet gezegd worden over het aantal melkleveraars. In december vorig jaar telde ons land nog 7.431 melkleveraars, toch wel een daling met 6,1 %, wat heel fors is. De daling is vrij vergelijkbaar in Wallonië en Vlaanderen. Vreemd genoeg steeg de gemiddelde melklevering in Vlaanderen met 13,5 % per bedrijf, terwijl die voor Wallonië slechts met een half procent steeg. Een gemiddelde Vlaamse melkveehouder levert nu 555.000 liter melk, tegenover 406.000 liter melk in Wallonië.“Het is een evolutie die we al enkele jaren zien en waar onze leden met bezorgdheid naar kijken. Vlaamse boeren investeren blijkbaar meer in uitbreiding dan hun Waalse collega’s. Eigenlijk is het niet mogelijk dat de Waalse regio, die zo’n goede omstandigheden kent voor melkproductie toch achteruitgaat. Er is een Waalse zuivelbarometer en die staat duidelijk gunstig”, verzuchtte Renaat Debergh. Een mogelijk deel van de verklaring ziet hij in het pessimisme dat aanwezig is in Waals syndicalisme.

De schaalvergroting zal evenwel verder gaan. “Er zijn nu al 1.000 producenten die gemiddeld 1,2 miljoen liter produceren. Voor mij is dat een openbaring; ik dacht niet dat het zo vlug zou gaan. En ik koppel daar geen waardeoordeel aan vast, maar het is wel een vaststelling.”

De Belgische zuivelindustrie wist vooral meer yoghurt/gefermenteerde melk (+13 %), boter (+8 %) en kaas (+9 %) te produceren. Vooral de productie van kaas is flink gestegen: ten opzichte van 2005 ging het vorig jaar om een stijging met 82 %, terwijl het bij andere zuivelproducten voor die periode gemiddeld ‘maar’ om een stijging met 45 % ging. Verhoudingsgewijs werd er ook nog iets meer in boter verwerkt. “In het verleden werd er gezegd dat we te veel boter produceerden, maar die kritiek is nu veel minder te horen”, alludeerde hij op de huidige boterprijzen.

Van 2011 tot 2015 investeerde de Belgische zuivelindustrie gemiddeld 140 miljoen euro per jaar; dat niveau is voor 2016 gedaald naar een ‘gewoon’ niveau van 106 miljoen euro gedaald. De werkgelegenheid steeg zelfs nog wat naar 5.715 mensen.

De melkprijs aan de boer was de slechtste prijs sedert 2009. Toch bekeek hij de melkprijs eerder positief: bekeken in blokken van 3-4 jaar stijgt de melkprijs sedert 2004. “Dit laat evenwel de kosten buiten beschouwing en zegt dus niet zo veel over de rendabiliteit”, erkende hij niettemin.

IDC

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken