Startpagina Archief

Samenwerken loont, en de stap ernaartoe hoef je niet alleen te zetten

Hoe ziet de toekomst van de familiale landbouw eruit? Om de marges te verkleinen lijkt er maar één oplossing: opschaling. De kleintjes gaan eruit, hoor je vaak, maar megabedrijven zijn niet de enige optie. Wat ook kan, is samenwerking, in al zijn vormen. Bovendien voorziet de overheid er ondersteuning voor.

Leestijd : 5 min

Wanneer levert samenwerking een economisch voordeel op? Veel vaker dan je zou denken, luidt het antwoord op de studiedag ‘Samenwerking loont’, die eerder dit jaar doorging in Gent. Die ging uit van het Vlaams Ruraal netwerk, in samenwerking met onder meer de drie syndicale boerenorganisaties in onze regio.

Welke vormen van samenwerking passen het best bij mij en mijn bedrijf? Die belangrijke vraag kwam ruimschoots aan bod op de studiedag. Veel aandacht ging uit naar coöperaties, maar ook losse samenwerkingsverbanden zijn mogelijk. Interessant is dat samenwerking extra ondersteund wordt, vooral in het kader van PDPO III, het Vlaamse programma voor plattelandsontwikkeling.

Wanneer samenwerken?

“Samenwerken enkel voor subsidies is geen goed idee”, begint Hannes Hollebecq van Cera, “maar er zijn wel heel veel goede redenen om het te gaan doen. Het is niet samenwerken om samen te werken, het moet lonen! De uitdagingen worden niet kleiner. Moest ik landbouwer zijn, ik zou er hoofdpijn van krijgen. Met samenwerking zul je nog steeds hoofdpijn krijgen, maar je hebt er meer aan.”

De vragen die een landbouwer zich moet stellen zijn volgens hem de volgende: Wie creëert toegevoegde waarde? Waar blijft die hangen? En vooral: Hoe kunnen we die naar ons toetrekken? Maar samenwerking kan ook kosten besparen. “Ga na welke grondstoffen en diensten je in groep zou kunnen aankopen”, raadt de heer Hollebecq aan. “Dat kan ook gaan om kleine stapjes die je constant doet en waar je je niet van bewust bent.”

Onder welke vorm?

Stel: je wil samen met een buur een tractor delen. Dan kan je die gewoon samen gebruiken, op basis van vertrouwen. Wil je meer zekerheid, dan kan je contractuele afspraken op papier zetten. Wat ook kan is een aankoop waarbij de machine eigendom is van het samenwerkingsverband, dat op zijn beurt de machine verhuurt aan de leden, zoals een machinering.

“Een goede organisatie, met duidelijke afspraken en voldoende communicatie, is enorm belangrijk. Met een contract ben je zekerder van je zaak. Als je gaat opereren binnen een wettelijk kader zijn er niettemin veel zaken die je zelf kan bepalen”, stelt de heer Hollebecq. Hij beschrijft de feitelijke vereniging en de maatschap als wettelijke samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid, en de vereniging zonder winstbejag (vzw) en de verschillende vennootschappen als vormen mét.

Voor één daarvan heeft Cera een uitgesproken voorkeur. “De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (cvba) is een heel specifieke manier van ondernemen voor Cera. Je bent leverancier, of klant, én aandeelhouder tegelijk. Daardoor richt een cvba zich niet louter op winstmaximalisatie, maar vooral op doelmaximalisatie”, legt de heer Hollebecq uit.

Voorbeelden

De veilingen en zuivelcoöperaties zijn misschien het bekendst (zie ook kader ‘Producentenorganisaties), maar de cvba gaat veel breder dan dat. Denk maar aan specifieke sectoren als hennep (Belchanvre) of gemeenschappelijke afzetkanalen (Au Panier Vert). Bovendien bestaan er ook gemengde, multistakeholder coöperaties. Daar kunnen zowel medewerkers, leveranciers als klanten aandeelhouder zijn (Het Hinkelspel en De Wassende Maan).

Voorbeelden van andere agrarische coöperaties duiken op in de vier interactieve sessies van de studiedag. Op ‘Samen vermarkten’ zetten afgevaardigden van de streekproductencoöperaties Vlapas (Vlaamse Ardennen) en Mmmeetjesland het debat in. “Naast het praktische is ook het informele gedeelte enorm belangrijk. Door elkaar beter te leren kennen ben je soms geen concurrenten meer”, klinkt het enthousiast.

De sessie ‘Samen gronden aankopen’ laat ondermeer zien hoe coöperatie De Landgenoten biologische landbouwgrond ter beschikking van actieve bioboeren stelt. Verder trekt ook de sessie ‘Samen gronden beheren’, ingeleid door het agentschap Natuur & Bos, veel belangstelling. Ten slotte is er ook de inspirerende sessie over de West-Vlaamse machinering Houmaco (zie kader ‘Houmaco’).

Steun voor samenwerking?

Binnen PDPO III bestaan er verschillende mogelijkheden om samen steun aan te vragen. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voorziet er daarvan drie: investeringssteun, steun voor innovaties in de landbouw en investeringen in de agrovoedingssector tot verhoging van de toegevoegde waarde, de kwaliteit en de voedselveiligheid van landbouwproducten.

Bij investeringssteun is samenwerking mogelijk binnen een maatschap, handels- of landbouwvennootschap, sociale instelling of consumentencoöperatie (bv. een zelfplukbedrijf). Daarnaast kunnen ook groeperingen van landbouwbedrijven en machinecoöperaties aanspraak maken op VLIF-steun bij investeringen.

Projectsteun voor innovaties op productieniveaus kunnen rekenen op een steun van 40  % op alle kosten. Agrovoedingsbedrijven dienen zich in eerste instantie tot het agentschap Innoveren en Ondernemen te wenden. Toch zullen er van VLIF uit oproepen gelanceerd worden voor groepen van landbouwers, een combinatie van landbouwers en verwerkers of in zeldzame gevallen verwerkende bedrijven. Zij kunnen 30  % van de kosten als subsidie ontvangen.

PDPO III

Naast VLIF beschikt PDPO III nog over een aantal andere maatregelen die in het voordeel van samenwerkende landbouwers kunnen werken. Die mikken voornamelijk op het versterken van de omgevingskwaliteit en de vitaliteit van het platteland, door investering of door samenwerking.

Investeringen zoals vergisters, toeristische bezoekerscentra, opwaarderen van landelijk erfgoed, pluktuinen, het herbestemmen van oude stalgebouwen of hele boerderijen en het inrichten van ontmoetingsplaatsen voor de lokale bevolking kunnen aanspraak maken op maximum 65  % subsidie.

Samenwerkingsprojecten zijn eveneens voor 65  % subsidieerbaar. Hiervoor zijn minstens twee partners nodig. De projecten moeten ten goede komen aan het milieu, het klimaat of de sociaal zwakkeren, of ze kunnen gaan over diversificatie, korte keteninitiatieven en dergelijke meer. Leader-projecten mogen rekenen op 50  % Europese cofinanciering. Ten slotte is er ook het ‘Platteland Plus’ programma dat werkt met subsidies (65  %) afkomstig van Vlaanderen en de provincies.

Er is dus een kluwen aan subsidies voor landbouwers die willen samenwerken. Bovendien is samenwerken niet vanzelfsprekend. Maar laat je vooral niet ontmoedigen, moedigt de heer Hollebecq de aanwezigen aan. “Stel dat iemand geconfronteerd wordt met een probleem of opportuniteit, en anderen ervaren hetzelfde. Moeten we dan wachten tot de markt dit oplost voor ons? Of nemen we het heft samen in eigen handen?”

D.C.

Actueel

Bruine roest breidt uit in wintertarwe

Granen Waarnemingen in graanpercelen tonen een zekere uitbreiding van bruine roest, zo meldt het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG). Septoria blijft uiteraard aanwezig en zal door het buiige weer verder moeten opgevolgd worden. Ook de gevoelige variëteiten voor gele roest moeten in het oog worden gehouden.
Voir plus d'articles
Meest gelezen