Startpagina Varkens

Meer klinische App-uitbraken en slachthuisletsels door chronische App-infecties in Europa

Actinobacillus pleurpneumoniae (App) wordt wereldwijd teruggevonden. De bacterie veroorzaakt pleuropneumonie bij varkens en everzwijnen. Dat gaat gepaard met directe en indirecte grote economische verliezen. Vooral in Europa, Azië en Latijns-Amerika blijven zware App-uitbraken met hoge sterftecijfers een probleem.

Leestijd : 6 min

App is een gramnegatieve bacterie, waarvan momenteel 16 verschillende serotypes bekend zijn. In België komen voornamelijk serotype 2, 3, 5 en 9 voor. Tussen serotypes en zelfs stammen zijn er verschillen, onder andere door de productie van Apx-toxines (Apx I, II, III en IV). Hoogvirulente stammen, zoals het Europese serotype 2, produceren meestal 2 Apx-toxines, terwijl laagvirulente stammen, zoals het Noord-Amerikaanse serotype 2, meestal slechts 1 Apx-toxine produceren.

Verspreiding

Actinobacillus pleuropneumoniae (App) wordt voornamelijk teruggevonden in de longen, tonsillen en neus van het varken, maar veroorzaakt zelden systemische infecties. De verspreiding tussen bedrijven gebeurt voornamelijk door aankoop van biggen of fokdieren die drager zijn. Een overdracht via kunstmatige inseminatie, vogels, knaagdieren of via de lucht is weinig waarschijnlijk.

Binnen een bedrijf zijn direct neus-neus contact of aerosol de voornaamste oorzaak van spreiding. De kiem kan niet lang overleven in een droge, warme omgeving, maar er kan wel overdracht zijn via kledij, laarzen of voorwerpen die bevuild zijn met organisch materiaal zoals neusslijm. Op endemisch geïnfecteerde bedrijven zijn de meeste zeugen besmet en kan er overdracht zijn naar de biggen. Niet alle biggen of tomen worden echter geïnfecteerd. Maternale antistoffen van immune zeugen blijven 3 tot 8 weken aanwezig in de big. De verspreiding tussen biggen treedt vooral op na spenen, omdat dieren van verschillende tomen of bedrijven gemengd worden en de maternale antistoffen afnemen.

De meeste conventionele bedrijven zijn besmet met minstens één laag- of hoogvirulente stam, die gedurende een langere periode aanwezig kan zijn op het bedrijf zonder ziekte te veroorzaken. Plotse uitbraken, die meestal beginnen in een bepaalde hoek van de stal en daarna snel verspreiden, treden meestal op na wijzigingen in het management of door aanwezigheid van andere kiemen of stress.

Verloop van de ziekte

Dieren kunnen drager zijn van de kiem in de neus en tonsillen, maar als de kiem migreert naar de diepere luchtwegen kunnen klinische symptomen ontstaan. Risicofactoren zijn overbezetting, temperatuurschommelingen, verhokken en mengen van dieren, een te hoge relatieve vochtigheid, slechte ventilatie, een verhoogde infectiedruk, te hoge ammoniakconcentraties in de stal of aanwezigheid van andere pathogenen, zoals influenza of Mycoplasma hyopneumoniae. Ontstekingsstoffen, die door het dier zelf geproduceerd worden als reactie op de infectie, spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van de letsels. Dieren die de (hyper)acute fase overleven, kunnen nog maanden drager zijn.

Ziektebeeld

App veroorzaakt enkel ziekte bij varkens en everzwijnen en is niet gevaarlijk voor de mens. Varkens van alle leeftijden kunnen aangetast worden en het verloop is afhankelijk van de leeftijd, weerstand, het serotype en de infectiedruk.

Bij een (hyper)acute uitbraak zijn meerdere varkens plots erg ziek en worden enkele schijnbaar gezonde dieren dood aangetroffen. De symptomen zijn hoge koorts, apathie, anorexia, ademhalingsproblemen, hondenzit, verhoogde hartslag en verminderde voedsel- en wateropname. Blauwverkleuring kan zichtbaar zijn ter hoogte van de neus, oren of poten vlak voordat de dieren sterven, samen met bloederig schuim in de mond en neus. Deze dieren sterven meestal binnen 24 tot 36 uur. Vooral bij sterk bevleesde of stresspositieve varkens kan het sterftepercentage hoog oplopen. Bij introductie op een vrij bedrijf kan er verwerpen optreden bij drachtige dieren omwille van de hoge koorts. App kan ook als secundair pathogen betrokken zijn bij het Porcien Respiratoir Ziekte Complex (PRDC). Bij een trager verloop van de ziekte is er meestal geen koorts, maar wel een intermitterende hoest. De economische schade is vooral te wijten aan een verminderde eetlust, groeiachterstand en afkeuring van karkassen in het slachthuis.

Letsels zoals consolidatie, oedeem en pleuritis kunnen al zichtbaar zijn vanaf 24 uur na start van de symptomen. De borstholte kan tevens gevuld zijn met bloederig vocht en er zijn donkerrode zones met diffuse bloedingen zichtbaar op de longen (bloederige longontsteking met afsterven van longweefsel). Bij een chronisch verloop zijn er duidelijke vergroeiingen zichtbaar tussen de longen en de borstholte, waardoor de longen tijdens het slachtproces kunnen scheuren en aan de borstkas van het karkas blijven kleven.

Na 24 uur kunnen de eerste letsels zichtbaar zijn op de longen van acuut zieke dieren. De donkerrode zones met diffuse bloedingen (links) zijn een typisch letsel van een App-infectie. Links: longkwab met App-achtige letsels; rechts: stuk van een gezonde long.
Na 24 uur kunnen de eerste letsels zichtbaar zijn op de longen van acuut zieke dieren. De donkerrode zones met diffuse bloedingen (links) zijn een typisch letsel van een App-infectie. Links: longkwab met App-achtige letsels; rechts: stuk van een gezonde long. - Foto: UGent

Diagnose

Bij plotse uitbraken zijn de typische symptomen en letsels vaak duidelijk, maar bij het opstellen van de differentiaaldiagnose mogen influenza, Actinobacillus suis, Pasteurella multocida, septische salmonellose en Erysipelas rhusiopathiae (acute vlekziekte) niet uitgesloten worden.

Aangetaste longen van recent gestorven dieren met (hyper)acute symptomen kunnen gebruikt worden om de kiem aan te tonen door kleuring, cultuur of PCR. Bij dieren met chronische symptomen zijn deze testen meestal negatief, waardoor men best serologie gebruikt. De kiem kan aangetoond worden in de tonsillen. PCR kan naast het detecteren ook gebruikt worden om App en Actinobacillus suis te onderscheiden, wat belangrijk is voor de bestrijding. Een longspoeling of speekselstaal is niet geschikt om App aan te tonen.

Antistoffen kunnen opgespoord worden vanaf 10 tot 14 dagen na infectie, maar zijn enkel geschikt om de App-status van een groep dieren of een bedrijf te bepalen en niet voor individuele diagnose. Er bestaan Apx-toxine- en serotype-specifieke ELISA’s, maar ook een ELISA die de buitenmembraan van de bacterie (LPS) detecteert. Deze laatste is de beste manier om het serotype te bepalen, wat belangrijk is voor de keuze van een autovaccin. Er bestaan momenteel geen testen om hoog- en laagvirulente stammen te onderscheiden. Klinisch gezonde dragers zijn zeer moeilijk te detecteren.

Behandeling

Over het algemeen is App nog steeds gevoelig aan de meeste antibiotica, maar een gevoeligheidsbepaling is aangewezen omdat resistentie tegen tetracycline mogelijk is. Antibioticatoediening zorgt voor een vermindering van de symptomen en sterfte. Antibiotica worden best parenteraal toegediend aan zieke dieren omdat ze niet meer willen eten of drinken. Een snelle behandeling bij het ontstaan van klinische symptomen is immers zeer belangrijk. Bij acute uitbraken wordt ook aangeraden om hokgenoten en dieren in aangrenzende hokken in te spuiten. Nabehandeling kan gebeuren via voeder- of drinkwatermedicatie. Het is belangrijk te weten dat dragers niet ‘genezen’ na een dergelijke antibioticabehandeling.

Preventie en controle

De ziekte kan onder controle gehouden worden door de aankoop van vrije fokdieren, serologische monitoring, slachthuisonderzoek en autopsie bij sterfte. Strikte bioveiligheidsmaatregelen zijn nodig om de introductie van een (hoogvirulente) App-stam te vermijden op vrije bedrijven of bedrijven die besmet zijn met een laagvirulente stam. Het grootste risico op insleep is het introduceren van subklinische dragers. Bedrijven die besmet zijn met een hoogvirulente stam vaccineren best aangekochte (fok)dieren met een vaccin dat werkzaam is tegen het aanwezige serotype.

Risicofactoren, zoals overbezetting of slechte ventilatie, moeten vermeden worden en het toepassen van het all-in all-out-principe samen met een degelijke afscheiding tussen de hokken is belangrijk om de verspreiding binnen het bedrijf te vermijden. Daarnaast kan er gevaccineerd worden tegen App, maar er is alleen vermindering van de klinische symptomen, een lager aantal slachtvarkens met pleuritisletsels en minder sterfte. Er bestaan geïnactiveerde en levende vaccins, maar in België zijn enkel geïnactiveerde vaccins beschikbaar. Die zijn gebaseerd op de gifstoffen, eventueel in combinatie met buitenste delen van de kiem. Het klassieke schema bestaat uit een dubbele vaccinatie van de biggen in de biggenbatterij. Er wordt geadviseerd om eerst een serologisch profiel aan te leggen om na te gaan wanneer de eerste vaccinatie kan toegediend worden. De weerstand van de zeug moet immers voldoende gedaald zijn opdat het vaccin zou aanslaan. Verder kan biggenvaccinatie eventueel gecombineerd worden met vaccinatie van de zeugen. Indien er klinische problemen zijn bij de aangekochte fokzeugen in de drachtstal, dan wordt aangeraden om aangekochte fokgelten tweemaal te vaccineren voor ze naar de dek- of drachtstal gebracht worden.

Eradicatie

Depop/repop is duur en het is daarenboven niet evident om 100% zeker te zijn dat de nieuwe dieren App-vrij zijn. Een andere methode is het off-site spenen op een vroege leeftijd samen met antibioticatoediening bij big en zeug, maar men moet er rekening mee houden dat de kiem niet geëlimineerd wordt bij dragers na toedienen van antibiotica. Een aantal studies geven aan dat een goed doordacht medicatieschema met specifieke antibiotica en toegediend aan alle dieren op het bedrijf kunnen leiden tot eradicatie. Meer onderzoek is nodig. Verder is het ook belangrijk om, in geval een bedrijf vrij is van App, zeer strikte bioveiligheid toe te passen. Eradicatie vraagt dus een grondige wijziging in de bedrijfsvoering en er zijn ook heel wat economische gevolgen.

Lisa Beuckelaere, UGent

Lees ook in Varkens

Meer artikelen bekijken