Startpagina Onderwijs

Decaan Jos Van Orshoven: Bio-ingenieurs zijn veel gevraagd op de werkvloer

Het monumentale bakstenen hoofdgebouw van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen van de KU Leuven ligt prachtig in het groen van het kasteelpark Arenberg in Heverlee. Zoals op de meeste onderwijscampussen is het er nu door de coronamaatregelen erg rustig. We ontmoeten er – coronaproof – professor Jos Van Orshoven, decaan van de faculteit.

Leestijd : 8 min

Zo’n 30 jaar geleden kregen de Landbouwingenieurs en de Ingenieurs voor de scheikunde- en landbouwindustrieën de nieuwe naam bio-ingenieur. Intussen studeren hier sinds 2008 Masters of Science (Msc BIW) in diverse studierichtingen af. Maar what’s in a name… de basis bleef doorheen de jaren gelijk, namelijk een brede studie in de toegepaste biologische wetenschappen, met een ruime waaier aan specialisaties. Die breedte van de opleiding is nog steeds een grote troef.

Professor Van Orshoven: “Alle opleidingen die de faculteit aanbiedt – bachelor en master – zijn van het academische type, in tegenstelling tot de professionele bacheloropleidingen die door de hogescholen worden georganiseerd. Aan KU Leuven betekent ‘academisch’ dat de opleiding onderzoeksgebaseerd is. Alle docenten zijn actief in het wetenschappelijk onderzoek en beogen met hun bacheloronderwijs de studenten de kans te geven hun disciplinary future self (DSF, persoonlijke disciplinaire toekomstbeeld) te ontdekken en die in de masteropleidingen in de diepte te ontwikkelen.”

Brede studiekeuze

“Het totale aantal studenten aan onze faculteit is de voorbije 10 jaar gradueel gestegen”, vertelt decaan Jos Van Orshoven verder, “wat het totaal aantal voor dit academiejaar 2020-2021 op meer dan 1.700 studenten bracht, doctoraatstudenten niet meegerekend.

Dit jaar noteren we 934 studenten in de bacheloropleidingen. Een bachelor in de bio-ingenieurswetenschappen behalen duurt minimaal 3 jaar. Het aantal studenten – dit jaar 21 – die het verkorte bachelorprogramma volgt, is stijgend. Deze studenten beschikken reeds over een ander academische bachelordiploma waardoor ze in één jaar een bachelor in Bio-ingenieurswetenschappen kunnen behalen. De 14 masteropleidingen tellen dit academiejaar in totaal 779 studenten. Gemiddeld betekent dit zo’n 55 à 60 studenten per master. Idealiter neemt het behalen van een master 2 jaar in beslag.” Enkele van deze richtingen worden interuniversitair of interfacultair georganiseerd. Daarnaast hebben een aantal masteropleidingen een spiegelopleiding in het Engels, sommige opleidingen worden zelfs enkel in het Engels gedoceerd.

Het aanbod is dus heel ruim. “Er zijn zo’n honderdtal combinaties van hoofd- en nevenspecialisaties mogelijk”, meent de decaan. “Onze studenten hebben daardoor een uniek geïndividualiseerd onderwijstraject. Stilaan stuiten we hier echter op onze grenzen. De veelheid aan mogelijkheden zorgt voor keuzestress bij de studenten. Logistiek is het ook geen evidentie om alles te kunnen combineren, examens mogen bijvoorbeeld niet overlappen. Er gaan stemmen op om het aanbod terug wat te temperen. We moeten het volgen van onze opleiding niet nodeloos complex maken.”

Veel gevraagd diploma

We zijn natuurlijk geïnteresseerd hoe de afstudeerrichting Landbouw, voluit ‘Masters of Science in de bio-ingenieurswetenschappen: landbouwkunde’, momenteel scoort. “Er zijn binnen deze master 3 specialisaties: Plant, Dier en Bio-economie. Het is en blijft een erg multidisciplinaire opleiding. Vandaag telt deze richting 59 studenten verdeeld over de 2 masterjaren.”

Van Orshoven is best trots dat alle afgestudeerden met het diploma bio-ingenieur in heel wat domeinen veelgevraagd blijven. “In de loop der jaren evolueerde de inhoud van de richtingen. Er kwamen nieuwe dimensies bij, waardoor de invulling van de opleidingen anders werd. Kijk bijvoorbeeld naar de opleiding Milieutechnologie: de milieu- en klimaatproblematiek staan vandaag prominent in de kijker en vragen naar oplossingen. Ook aan de toenemende automatisering dragen bio-ingenieurs volop hun steentje bij: men ontwikkelt hier zowel sensoren voor machines als biosensoren. Het zijn slechts enkele voorbeelden.

Onze opleidingen evolueren dus mee met de vraag, maar met behoud van essentie en eigenheid. We zien momenteel bijvoorbeeld een stijgende vraag naar bio-ingenieurs voor stedelijke problematieken. De bijdrage van vegetatie ter verduurzaming van een stedelijke omgeving wordt immers alsmaar belangrijker. Dit is een typische richting met raakvlakken bij andere faculteiten.”

STEM blijft belangrijk

Gelukkig blijven vele jonge mensen geboeid door deze veelzijdige, maar sterk wetenschappelijke opleidingen. Of dit een effect is van de ‘promotie’ van STEM-richtingen (Science, Technology, Engineering, Mathematics) in het middelbaar onderwijs kan de decaan niet bevestigen noch ontkennen. “Het blijft wel belangrijk om deze inspanningen vol te houden, om jongeren – jongens én meisjes – warm te maken voor deze opleidingen. In onze faculteit starten trouwens momenteel ongeveer evenveel meisjes als jongens aan de bachelorsopleidingen, dat was – in een relatief ver verleden – wel anders!”

Van Orshoven wijst erop dat er heel wat afgestudeerden kiezen voor de bijkomende opleiding ‘Educatieve master in de wetenschappen en technologie’. Tot voor enkele jaren was dit de ‘lerarenopleiding’, en nog langer geleden het zogenaamde ‘aggregaat’. “Het tweejarig traject bestaat uit inhoudelijke en didactische vakken. Je kunt deze opleiding zowel starten met een bachelor- als een masterdiploma. Masters kunnen een verkorte opleiding volgen. Afgestudeerden van deze educatieve master mogen lesgeven in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs, maar ook in het hoger niet-academisch onderwijs. Ze gaan ook aan de slag in het land- en tuinbouwonderwijs, meestal voor de STEM-vakken. Dat is een goed evolutie. Onze afgestudeerden maken op die manier jongeren warm voor een opleiding in het domein van de bio-ingenieurswetenschappen. Dit jaar volgen 19 studenten vanuit onze faculteit deze educatieve master.”

Wisselwerking met de praktijk

De vraag rijst of het universitaire niveau toch niet in een ivoren toren zit. Volgens decaan Van Orshoven niet. “Onze faculteit heeft een goede wisselwerking met de landbouwpraktijk. Logischerwijze is dit vooral in de opleidingen Landbouwkunde en Biosysteemtechniek. Hier wordt gewerkt aan smartfarmingtechnieken, plantenbiotechniek (nieuwe rassen, ziekten, biotechnologie…). Onze faculteit participeert bovendien aan heel wat Vlaio-projecten van het agentschap Innoveren & Ondernemen die een rechtstreekse link hebben met de landbouwpraktijk.

Onze afgestudeerden komen dikwijls terecht in adviesfuncties en het onderzoek. Dat is niet altijd zichtbaar op het terrein. Binnen onze faculteit doen we onder meer contractonderzoek voor overheidsinstellingen zoals de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Op die manier komen onze inzichten dus niet onmiddellijk terecht bij de land- en tuinbouwers. Ze gaan naar de ambtenaren die het beleid vorm geven. De implementatie van onze inzichten gebeurt bovendien soms pas jaren nadien… de huidige MAP-voorstellen met differentiatie per bodemtype stelden wij al veel langer voor.

We werken ook nauw samen met de diverse landbouwproefcentra. Met pcfruit zoeken we momenteel naar preventiemethoden om de effecten van de klimaatverandering in boomgaarden aan te pakken. Dit vergt samenwerking met telers. Dus ja, we komen zeker op het terrein. Ook de Bodemkundige Dienst (BDB) – een spin-off van onze faculteit – is een belangrijke partner. En BDB werkt voortdurend samen met de landbouwers.”

Ook heel wat firma’s uit de ruime landbouwsector werken nauw samen met de faculteit. “We ontwikkelen samen met bedrijven nieuwe technieken en methoden. Een mooi voorbeeld is onze serre. Deze speelt een cruciale rol in het plantenonderzoek en -onderwijs aan onze faculteit. In de nieuwe CO2-neutrale serre zal de nieuwste technologie worden toegepast. Uiteraard werken we hiervoor samen met topfirma’s in die sector.

Practicum in de serre.
Practicum in de serre. - Foto: KU Leuven

Onze oude proefhoeve in Lovenjoel werd een tweetal jaar geleden naar een hoger niveau getild. Op TransFarm werken we nu – samen met ander faculteiten en onderzoeksdepartementen – in een breder kader. Naast onderzoek omtrent varkens, schapen en aquacultuur werken we aan technieken voor duurzame energie en de valorisatie van biomassa. Het is een tussenstation tussen het academische en laboratoriumwerk en volwaardige toepassingen in de praktijk. De wetenschappelijk gevalideerde concepten worden er opgeschaald, dit opnieuw in nauwe samenwerking met heel wat bedrijven.”

Ruime samenwerking

De faculteiten bio-ingenieurswetenschappen van KU Leuven en UGent bundelden samen met onderzoeksinstituten zoals het Instituut voor Landbouw- Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), Inagro en de provinciale proefcentra hun expertise in Agrolink. “Het is een Vlaams overlegplatform voor alle actoren actief in het landbouwonderzoek. We wisselen er informatie en standpunten uit en er worden samenwerkingsverbanden gesmeed om Europees gesteunde projecten binnen te halen.”

In het kader van een leerstoel rond dierenwelzijn, -ethiek en -recht gesubsidieerd door Vlaams minister Ben Weyts hebben 5 professoren aan KU Leuven en UGent de handen in elkaar geslagen om een lessenreeks en multidisciplinair onderzoek rond deze thema’s op te starten. “Er was niet alleen de vraag vanuit de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn, het is ook een maatschappelijke evolutie”, stelt professor Van Orshoven. “Als je zinvol over dierenwelzijn wil nadenken, moet je op de hoogte zijn van wetenschappelijke argumenten en parameters. De vakoverschrijdende lessenreeks wordt als keuzevak aangeboden aan alle masterstudenten van KU Leuven en UGent, maar zit vanaf academiejaar 2021-2022 sowieso ook in de major ‘Dier’ van de master Landbouwkunde.”

Corona vergt nieuwe aanpak

De academiejaren 2020 en 2021 werden en worden nog steeds overschaduwd door de coronapandemie. “We zijn er in het algemeen redelijk in geslaagd om het onderwijs aan onze faculteit gaande te houden. We wilden absoluut vermijden dat de studenten een jaar zouden verliezen door corona. KU Leuven vroeg ons om creatief te zijn. We maakten dus de omslag naar afstandsonderwijs en werken met kleurcodes. We zitten sinds november in ‘code rood’. Gelukkig kunnen de meeste laboratoria-activiteiten – voornamelijk in de bacheloropleidingen – georganiseerd worden, maar in kleinere groepen dan gebruikelijk. Dat doen we ook voor enkele pc-klassen. Daarnaast hebben we ook video-opnames gemaakt van basisvaardigheden.

Sinds november verlopen alle hoorcolleges online. Technologisch verloopt dat goed. Voor de meeste studenten lukt deze aanpak wel, maar voor anderen loopt dit duidelijk minder vlot. De studenten reageren heel individueel op deze ongebruikelijke situatie. De studieresultaten blijven gemiddeld op hetzelfde niveau, maar er zijn opvallend meer uitersten. Sommigen presteren beter, maar er zijn er ook meer die onder hun kunnen scoren. We trachten deze studenten meer aandacht te geven, maar het is niet altijd evident om hen te bereiken.”

De decaan verwacht dat de verschillende manieren van onderwijs doceren in de toekomst gecombineerd zullen worden. “Vorig jaar ‘experimenteerden’ we onder druk. We moeten nu naar een nieuw optimum zoeken, een combinatie van verplichte on campus vakken en een digitaal aanbod.”

Buitenland viel in het water

Corona had natuurlijk ook een grote impact op de studenten die in het buitenland verbleven of dit planden. “Veel masterstudenten verblijven voor hun studie of stage in het buitenland. Voor de zomer 2020 werden haast alle buitenlandse projecten geannuleerd. Voor komende zomer is het aanbod sterk verminderd. Het is vandaag nog onduidelijk wat zal kunnen of niet. Daarnaast studeren heel wat bachelorstudenten in het kader van Erasmus een semester in het buitenland. De studenten die vorig voorjaar in het buitenland verbleven konden het semester daar wel afronden, maar veelal ook in lockdown omstandigheden. Het multiculturele aspect van het verblijf bleef dus achterwege. In het eerste semester van dit academiejaar vertrokken wel meerdere studenten en ontvingen we ook studenten van buitenlandse universiteiten. Ook voor hen is die ervaring in Leuven niet wat het moet zijn, zij moeten immers ook online les volgen en het sociale leven is beperkt. Meestal legden die studenten in juni hun examens vanuit hun thuisland af. Dat was weliswaar niet ideaal… Corona zorgde doorheen het jaar dus wel voor de nodige kopbrekers. Net als iedereen duimen we dus voor een snelle normalisatie van het (studenten)leven”, besluit decaan Van Orshoven.

Anne Vandenbosch

Lees ook in Onderwijs

Ondersteun duaal leren via bestaande aanbieders, niet via de RTC’s

Actueel Het takenpakket van de Regionale Technologische Centra (RTC’s) uitbreiden met het ondersteunen van duaal leren is geen goede zaak. Wend de voorziene middelen aan om de huidige aanbieders en ondersteuners van duaal leren te versterken. Dat adviseert de SALV in het kader van het voorontwerp van programmadecreet ter aanpassing van de begroting voor 2023.
Meer artikelen bekijken