Startpagina Akkerbouw

In de projecten ‘Partridge’ en ‘Vogelvriendelijk boeren’ is de boer sleutelfiguur

Het gaat al jaren niet zo bijster goed met de populatie akkervogels in Vlaanderen. Deze achteruitgang is te wijten aan meerdere factoren, zoals de versnippering van het landschap en de monoculturen in de landbouw. “Een gebiedsgerichte aanpak in samenwerking met landbouwers kan een oplossing zijn om de populatie te verbeteren”, vertelt Korneel Verslyppe van Boerennatuur Vlaanderen. Het Interreg project Partridge toont aan dat het kan, en ook het PDPO-project ‘Vogelvriendelijk boeren’ engageert landbouwers om maatregelen te nemen.

Leestijd : 7 min

Boerennatuur Vlaanderen zet zich al jaren in voor agrarisch landschaps- en natuurbeheer. Daar hoort onmiskenbaar ook een deel fauna bij. Naast insecten, reeën en enkele predatoren zijn de akkervogels een belangrijk onderdeel van ons landschap. Om de populatie te behouden en op te krikken is er de inzet nodig van meerdere actoren. De landbouwer speelt echter ook een belangrijke rol. “De landbouwer moet maatregelen nemen, maar als Boerennatuur vinden we het belangrijk dat er een duidelijke win-win wordt gecreëerd bij de maatregelen die genomen worden. De maatregelen moeten zowel ecologisch, maar ook economisch verantwoord zijn voor de landbouwer. Daarnaast werken we telkens op vrijwillige basis om zo een goede basis te leggen en enthousiast bepaalde maatregelen te kunnen opnemen”, aldus Korneel Verslyppe.

Verslyppe houdt zich binnen Boerennatuur Vlaanderen voornamelijk bezig met het thema biodiversiteit, specifiek in de akkerbouw, en dat vooral in de provincie West-Vlaanderen en een deel in de provincie Oost-Vlaanderen.

Achteruitgang van de populaties

Akkervogels zijn – uiteraard – vogelsoorten van het landbouwgebied. Voor hun overleving zijn ze afhankelijk van onze Vlaamse akkers. Ze zoeken er naar voedsel en planten er zich voort. “Er is een ruime groep akkervogels, maar we focussen in onze werking op de meest typische: patrijs, kievit en nog enkele andere”, vertelt Verslyppe.

Globaal gezien gaat de populatie akkervogels bij alle soorten achteruit. “Uitzonderingen zijn de witte kwikstaart en roodborsttapuit, maar kievit en patrijs zijn er slechter aan toe. Op Vlaams niveau is de populatie patrijzen tussen 2007 en 2020 afgenomen met 56%, en die van de kievit met maar liefst 68%. Dit betekent niet dat dat overal in Vlaanderen zo is, in bepaalde gebieden kan de populatie patrijs wel gestegen zijn.” Voor de patrijs en andere soorten werden immers al wel wat maatregelen genomen, onder ander in het Partridgeproject.

Meerdere factoren

Verslyppe geeft aan dat er meerdere factoren aan de basis liggen van de achteruitgang. Het veranderende klimaat is er een van. “Door de droogte vorig jaar april-mei is het moeilijk voor de kuikentjes om water te vinden. Omgekeerd raken ze onderkoeld door te veel regen, raken ze vast in de modder en sterven ze.”

Het veranderend landgebruik in de landbouw is ook een belangrijke factor. “Er is meer grootschaligheid, er zijn meer monoculturen... Dit betekent dat er minder akkerranden, minder ruige kanten en minder landschapselementen zijn, met andere woorden: minder schuilplaatsen en nestgelegenheid. Bovendien kunnen herbiciden en insecticiden zorgen voor minder insecten en zaden, dat net het voedsel is voor akkervogels.” Daarnaast is de versnippering van het landschap een gekende reden. Bebouwing, verkeer, industrie,… maken dat het leefgebied van de akkervogel is versnipperd. “En met het verminderen van het habitat en dus schuilplaatsen, vinden lucht- en landpredatoren de akkervogels ook gemakkelijker. Ik denk hierbij aan de vos, de buizerd, kraaien, kauwen…”

Ook niet duurzame jacht, met andere woorden jacht die geen rekening houdt met hoe populaties evolueren, kan zorgen voor een aanzienlijke negatieve impact en dit zowel in binnen- als buitenland. Zo is de zomertortel een akkervogel die, alhoewel de soort steeds zeldzamer wordt, nog steeds wordt bejaagd in Frankrijk tijdens het heen en terug vliegen naar het Zuiden om te overwinteren.

Maatregelen afstemmen op onderverdeling

In de literatuur, maar ook in het Vlaamse beleid, wordt er een onderverdeling gemaakt in 2 grote groepen akkervogels. Die onderverdeling heeft te maken met het type landschap waarin de akkervogels voorkomen, en bepaalt welke maatregelen dus ingezet moeten worden ten voordele van de akkervogel. Enerzijds zijn er de open landschap akkervogels (OLA's) en anderzijds de kleinschalig landschappen akkervogels (KLA's).

Het type landschap bepaalt welke akkervogels er voorkomen.
Het type landschap bepaalt welke akkervogels er voorkomen. - Foto: MV

Bij een open landschap is er per definitie weinig bebouwing, zijn er weinig opgaande elementen en weinig landschapselementen. Typische soorten zijn de bruine kiekendief, de gele kwikstaart en de grauwe gors. “Dat zijn vaak ook soorten die midden in de gewassen gaan broeden. In graanvelden broedt bijvoorbeeld regelmatig de bruine kiekendief. De gele kwikstaart verkiest dan weer aardappel- en bietenpercelen”, geeft Verslyppe mee. Een kleinschalig landschap is een landschap met veel kleine landschapselementen: kleine ruige hoekjes, hagen en heggen, houtkanten,... “Typische soorten hier zijn de geelgors, de ringmus en de patrijs.”

Volgens Verslyppe is samenwerking met landbouwers een must voor de vooruitgang van de akkervogels. En die oplossing is gebaseerd op 2 principes: de ‘grote 3' en de 10%-regel.

De ‘grote 3’ respecteren

De ‘grote 3 slaat op 3 elementen die aanwezig moeten zijn voor de overleving van akkervogels: zomervoedsel (insecten in de zomer), wintervoedsel (zaden van graan leverende gewassen) en ten slotte nestgelegenheid en beschutting. Landbouwers kunnen op dat vlak dan verschillende zaken doen. Met stip op 1 staan de VLM-beheerovereenkomsten. “De landbouwer gaat dan een vijfjarige overeenkomst met VLM aan voor het aanleggen van beheermaatregelen voor akkervogels. Dat kan gaan van de inzaai van een graskruidenstrook, tot de inzaai van graan leverend gewas dat niet wordt geoogst in de winter en dus dient als wintervoedsel.”

Daarnaast kan de landbouwer ook zelf kiezen om bijvoorbeeld kleine landschapselementen aan te leggen. “Hij kan daarvoor VLIF-steun aanvragen voor niet productieve investeringen”, tipt Verslyppe. Ten slotte is het verplicht om bij meer dan 15 ha bouwland 5% van die oppervlakte te voorzien voor ecologisch aandachtsgebied (EAG). “Velen kiezen voor groenbekkers. En dat kan. In de Westhoek experimenteren Inagro en het Regionaal Landschap Westhoek de laatste jaren ook met ‘akkervogelvriendelijke’ groenbedekker; hierbij wordt Japanse haver gecombineerd met facelia en zonnebloem.” De Japanse haver kan nog in zaad komen indien vroeg genoeg ingezaaid en kan zo dienen als wintervoedsel. De facelia en zonnebloem bieden een extra meerwaarde voor insecten.

10% aan kwaliteitsvol habitat

De 10%-regel betreft het minimumpercentage aan kwaliteitsvol habitat dat nodig is in een gebied om de populatie akkervogels erbovenop te krijgen. “In de literatuur is het zo dat men 5-7% kwaliteitsvol habitat vooropstelt dat nodig is om de populatie te behouden. Voor een stijging is 7 à 10% nodig.” Dat kwaliteitsvol habitat moet overigens doordacht worden aangelegd. Uiteraard is het volgen van de teelttechnische voorwaarden cruciaal, maar een goede spreiding van de maatregelen in het gebied is ook belangrijk. “Als alle maatregelen aan een kant liggen, en aan de andere kant niets, is er weinig effect. Hieraan gekoppeld is ook een goede ligging van de maatregelen. Naast een drukke weg heeft een graskruidenstrook bijvoorbeeld weinig nut, want die verstoort de akkervogel. Verder zorgt een grote diversiteit aan maatregelen voor een groter aantal akkervogels, en voor meer soorten. Met enkel kleine landschapselementen kom je er niet, er moet ook voldoende voedsel zijn.” Ook een goede uitvoering van akkervogelmaatregelen is van belang in functie van het resultaat.

Soms kan een stukje habitat door de akkervogel onterecht als gunstig worden aanzien. Dat wordt een ecologische val genoemd en moet zo veel mogelijk vermeden worden. “Als er slechts 1 grasstrook is in een weidse omgeving, dan zitten daar waarschijnlijk akkervogels in. Een predator weet dat en vindt de akkervogel gemakkelijker. Een ander voorbeeld is een maïsstoppel laten staan. Dat is zeer aantrekkelijk voor de kievit om erin te broeden. Daar moet de landbouwer op letten: als die de stoppel ploegt, is het nest verloren.”

De landbouwer als sleutelfiguur

Om een groot gebied te beheren ten voordele van de akkervogel, is dus een gebiedsgerichte aanpak aangewezen. “Vlaanderen is versnipperd en er zijn meer landbouwers nodig om aan 10% te komen. Een oplossing is om landbouwers samen te brengen in agrobeheergroepen, vrijwillige samenwerkinsgverbanden tussen landbouwers over een bepaald thema (bijvoorbeeld akkervogels). De groep landbouwers kunnen op hun beurt samenwerken met andere actoren in de omgeving, zoals regionale landschappen, bedrijfsplanners van het VLM, wildbeheereenheden,… en Boerennatuur Vlaanderen wil die samenwerking stimuleren, en de voordelen voor de landbouwer in de focus zetten.”

Zo is, volgens Verslyppe, in groep het beheer efficiënter te realiseren. “Landbouwers helpen elkaar bij het uitvoeren, of hoeven maar 1 machine samen aan te kopen voor het beheer. Zo wordt de drempel voor participatie verlaagd om aan agromilieumaatregelen te doen. Kennisoverdracht is bovendien gemakkelijker op die manier: ze leren van elkaar, en voor vorming, begeleiding, adviesverlening en projecten is een groep een beter aanspreekpunt dan een landbouwer alleen.”

Nieuw project naast Partridge

Onder de projecten met betrekking tot akkervogels is het Interregproject Partridge al enkele jaren bekend. Het startte in 2016 en gaat door tot 2023. Het is een samenwerking tussen Inagro en Boerennatuur Vlaanderen . “De patrijs doet het goed in open gebied, als er veel perceelsranden aanwezig zijn. Het is ook een symboolsoort, een paraplusoort voor de rest van de biodiversiteit.” In 10 voorbeeldgebieden van 500 ha verspreid in 7 landen, is het de bedoeling om de biodiversiteit met 30% te laten stijgen. Er wordt geëxperimenteerd met verschillende maatregelen, waaronder bloemenblokken, keverbanken, braakstroken en kievit-akkers.

Naast het Partridge-project komt echter ook een ander project in de kijker. In het West-Vlaamse PDPO-project ‘Vogelvriendelijk boeren’ werken Inagro, Boerennatuur Vlaanderen en de West-Vlaamse Regionale landschappen en Stadlandschappen samen om de populatie akkervogels in West-Vlaanderen op te krikken. De officiële startdatum was 28 oktober vorig jaar en het project loopt tot 30 juni 2023. “Naast kennisuitwisseling, optimalisatie en implementatie van bestaande vogelvriendelijke maatregelen, willen ze ook nieuwe initiatieven uittesten en opschalen naar gans West-Vlaanderen”, klinkt het bij Inagro. Moderne technieken zoals de dronetechnologie zullen bijvoorbeeld worden ingezet om nesten te detecteren en te beschermen. Ook in dit project staat de landbouwer centraal, en zal die verschillende vogelvriendelijke maatregelen nemen. De bedoeling is dat die maatregelen een minimaal effect hebben op de teelt en de bedrijfsvoering. “De focus ligt niet alleen op overheidsmiddelen, we nemen ook het potentieel van private middelen onder de loep, bijvoorbeeld via crowdfunding”, aldus Willem Van Colen van Inagro. “Daarnaast spelen vrijwilligers en jagers een cruciale rol. Ze helpen om de soorten te tellen en maatregelen als nestbescherming uit te voeren.”

Het webinar rond ‘Gebiedsgericht werken voor akkervogels’ kan je herbekijken via deze link

Voor meer informatie over het Interregproject Partridge, kan je terecht op de projectpagina ‘Partridge’

Voor meer informatie over het PDPO-project ‘Vogelvriendelijk boeren’, kan je terecht op de projectpagina ‘Vogelvriendelijke Boeren’

Marlies Vleugels

Lees ook in Akkerbouw

Fruitboeren vrezen voorspelde nachtvorst

Akkerbouw De lagere temperaturen van de afgelopen dagen en de voorspelde nachtvorst kan tot grote schade leiden bij de fruitkwekers in Limburg. Zowel woensdag- als donderdagnacht (17 en 18 april) zullen de fruitkwekers alle middelen bovenhalen om te voorkomen dat de temperatuur in hun plantages onder het vriespunt zakt. “Al vanaf -1°C kan er schade optreden”, zo zegt Danny Bylemans van PC Fruit in Velm (Sint-Truiden).
Meer artikelen bekijken