Startpagina Akkerbouw

Stilstaan bij bladziektebestrijding in wintertarwe

Het Landbouwcentrum Granen (LCG) publiceerde zeer recent zijn bevindingen rond ziektebestrijding in wintertarwe. Hiervoor lagen er in 2020, net als de voorbijgaande jaren, diverse proeven aan op meerdere locaties.

Leestijd : 5 min

In dit artikel brengen we in een notendop de belangrijkste bevindingen uit het rapport van LCG, gecombineerd met enkele aanbevelingen.

De doeltreffendheid van diverse fungiciden werd in het gerealiseerde proefveldonderzoek vergeleken ten aanzien van bladziekten bij de bladbehandeling in het stadium ‘voorlaatste blad’, waarbij er een gemeenschappelijke aarbehandeling uitgevoerd werd.

Het doel is om na te gaan welke fungiciden technisch gezien het meest efficiënt zijn tegen de respectievelijke bladziekten bij de bladbehandeling in wintertarwe.

De diverse bladbehandelingen op basis van een triazool (prothioconazool, metconazool of tebuconazool) of een combinatie van deze triazolen toegediend in het stadium ‘voorlaatste blad’ in wintertarwe realiseerden gemiddeld over de 4 proefplaatsen gelijkwaardige brutokorrelopbrengsten. Het verschil tussen de diverse bladbehandelingen bedroeg namelijk maximum slechts 187 kg/ha. Uiteraard zijn dit resultaten bekomen onder de heersende groeiomstandigheden en ziektedruk van 2020.

Aldus blijkt ook dat gemiddeld over de 4 proefplaatsen gelijkwaardige bruto-korrelopbrengsten gerealiseerd werden bij:

- de bladbehandelingen op basis van prothioconazool in combinatie met hetzij tebuconazool, fluoxastrobine (= strobilurine) of metconazool. Het verschil tussen deze bladbehandelingen bedroeg maximaal slechts 82 kg/ha

- de bladbehandelingen op basis van metconazool in combinatie met hetzij metrafenone of zwavel (= contactfungicide/multisite). Het verschil tussen deze bladbehandelingen bedroeg slechts 136 kg/ha.

Basisprincipes

Resultaten van ziektebestrijdingsproeven tonen aan dat dé behandelingsstrategie in wintertarwe niet bestaat. Het al dan niet rendabel zijn van de uitgevoerde ziektebestrijding hangt nauw samen met de specifieke ziektedruk op het perceel bij een bepaald ras. Een behandelingsstrategie dient met andere woorden per perceel en per ras benaderd te worden.

Kennis van de ziektegevoeligheid van het ras, evenals het moment van aantasting (gewasstadium, periode in het jaar …) én het tijdig en bestendig opvolgen van de aantastingsgraad van de schimmelziekten in het individuele veld blijven noodzakelijke beslissingsinstrumenten, wil een fungicidebehandeling financieel verantwoord ingezet worden.

Tijdig beginnen opvolgen

De schimmelziekten dienen opgevolgd te worden per perceel en per ras, de ziektedruk kan immers heel specifiek zijn voor een bepaald veld en variëteit. Om rendabel te zijn, dient de financiële meeropbrengst (opbrengst en kwaliteit) van de fungicidebehandeling groter te zijn dan de kostprijs van de fungicidebehandeling (fungicide-, arbeids- en machinekost).

Het LCG biedt de mogelijkheid om op basis van een veldobservatie een perceelsspecifiek ziektebestrijdingsadvies aan te vragen aan de hand van het Epipre-adviessysteem.

Bij de fungicidekeuze is het belangrijk om naast de doeltreffendheid ten aanzien van de te behandelen ziekten, ook de kostprijs/rentabiliteit niet uit het oog te verliezen.

Noodzaak tot behandelen

Het al dan niet noodzakelijk zijn van een bladbehandeling is afhankelijk van de rasgevoeligheid en de aantastingsgraad van de bladziekten. Ook is er afhankelijkheid van de aangetaste bladlagen (enkel de onderste bladlagen of ook de bovenliggende bladlagen). Vergeet ook niet de weersomstandigheden en de regio: kustpolder (doorgaans grotere kans op gele roest), westen van het land (doorgaans hogere ziektedruk), oosten van het land (doorgaans lagere ziektedruk).

Tijdstip bladbehandeling

In functie van de ziektedruk en de rasgevoeligheid kan de bladbehandeling (indien deze nodig is) uitgevoerd worden in het stadium ‘voorlaatste tot laatste blad’. Deze bladbehandeling gebeurt bij voorkeur in het stadium ‘voorlaatste blad, punten van het laatste blad’.

Opgelet: voor gele roest kan het nodig zijn om in een vroeger gewasstadium in te grijpen.

Indien de ziektedruk in het ontwikkelingsstadium ‘voorlaatste blad, punten van het laatste blad’ zeer beperkt is op de laatste 3 bladlagen, kan de bladbehandeling uitgesteld worden (onder andere bij: gezondere rassen, lage ziektedruk …). In dit geval kan een behandeling ingezet worden in/of vanaf het stadium ‘laatste blad volledig ontvouwen’ (stadium 39), indien de aanwezige ziektedruk dit noodzaakt of indien er een risico is op ziekteaantasting. Een fungicidebehandeling uitgevoerd in dit gewasstadium geeft evenwel geen bestrijding van de aarziekten.

Alle aren uit

Een tweede (specifieke) fungicidebehandeling kan nodig zijn vanaf het stadium ‘alle aren uit’ wanneer er een risico is voor aarfusarium of bij een belangrijke druk van bruine roest of andere bladziekten (opletten bij zeer gevoelige rassen voor bruine roest).

Wanneer het gewas echter nog steeds gezond blijft na het verschijnen van het laatste blad, kan de ziektebestrijding misschien beperkt blijven tot één enkele behandeling, namelijk in het aarstadium, om zo ook de aar te beschermen en dit met een complete fungicidebehandeling. In dit geval moet men echter zeer waakzaam zijn bij rassen die zeer gevoelig zijn voor bruine roest, vermits deze ziekte zich vóór het aarstadium zeer snel en massaal kan ontwikkelen.

Resistentiemanagement

Indien een bladbehandeling noodzakelijk blijkt, is het belangrijk om andere werkzame stoffen te kiezen dan deze die gebruikt worden bij de aarbehandeling; dit in het kader van een goed resistentiemanagement. Indien gedurende het groeiseizoen meer dan één fungicidebehandeling dient uitgevoerd te worden, is het belangrijk om af te wisselen tussen chemische groepen met een verschillende werkingswijze of, indien niet mogelijk, af te wisselen tussen werkzame stoffen binnen eenzelfde chemische groep.

Indien een bladbehandeling nodig is, dient er tevens over gewaakt te worden dat de periode tussen de bladbehandeling en de aarbehandeling overeenstemt met de werkingsduur van de fungiciden gebruikt bij de bladbehandeling.

Aarbehandeling

In de optiek dat de aarbehandeling wordt uitgevoerd in het stadium ‘alle aren uit/begin bloei’ ter bestrijding van onder andere aarfusarium (met het oog op een reductie van het mycotoxinegehalte in het graan) kan de periode tussen de blad- en de aarbehandeling variëren van een eerder korte tussenperiode (ongeveer 3 weken) tot een lange tussenperiode (ongeveer 4 weken). In functie van de lengte van deze tussenperiode zal bij de fungicidekeuze van de bladbehandeling ook rekening dienen gehouden te worden met de werkingsduur van het fungicide om deze tussenperiode te overbruggen; in functie van het fungicide bedraagt de werkingsduur ± 3 tot maximaal 4 weken. Dit betekent dat de periode tussen de blad- en aarbehandeling maar 3 tot maximum 4 weken mag bedragen, naargelang de werkingsduur van de toegepaste bladbehandeling, de rasgevoeligheid en de ziektedruk.

Opgelet: wanneer een zeer vroege fungicidebehandeling in het voorjaar (bijvoorbeeld vóór of in het stadium ‘eerste knoop’) dient ingezet te worden (bijvoorbeeld tegen gele roest), kunnen twee bladbehandelingen noodzakelijk zijn.

Lees ook in Akkerbouw

Prijs van sojabonen is terug stijgend

Economie In Brazilië is intussen 60% van de sojabonen geoogst. Als de lagere productievoorspelling van het Conab er uitkomt en als de Chinezen terug meer importeren, dan lijkt er nog weinig ruimte voor prijsdaling.
Meer artikelen bekijken