Startpagina Akkerbouw

Hoe de aarziektenbehandeling aanpakken?

In een vorig artikel stonden we stil bij de aanpak van bladziekten in wintertarwe. Hier bekijken we hoe we de aarziekten kunnen behandelen.

Leestijd : 4 min

Opnieuw halen we voor deze info uit het lijvige rapport dat het Landbouwcentrum Granen (LCG) recent geschreven heeft na afloop van zijn proefveldwerking van 2020.

Tijdstip

Om een goede bestrijding van aarziekten te bekomen dient de behandeling ingezet te worden in het stadium ‘alle aren uit’. Hierbij dient een polyvalente behandeling ingezet te worden tegen zowel blad- als aarziekten.

Men moet er zich evenwel van bewust zijn dat een fungicidebehandeling uitgevoerd vóór het stadium ‘aren 100% uit’ geen afdoende bestrijding geeft van aarziekten. Deze situatie kan zich in volgende gevallen voordoen:

- wanneer in een ziektebestrijdingsprogramma de complete fungicidebehandeling reeds dient ingezet te worden vanaf het stadium ‘laatste blad volledig ontvouwen’.

- wanneer slechts één fungicidebehandeling nodig blijkt en uitgevoerd wordt vanaf het stadium ‘laatste blad volledig ontvouwen’.

In deze gevallen:

- kan bij een risico voor aarfusarium een specifieke behandeling tegen aarfusarium overwogen worden juist vóór de bloei.

- kan bij een belangrijke druk van bruine roest of andere bladziekten het nodig zijn om een specifieke fungicidebehandeling tegen bruine roest of andere bladziekten uit te voeren in de loop van het verdere groeiseizoen.

Indien een bladbehandeling nodig was, dient er tevens over gewaakt te worden dat de periode tussen de bladbehandeling en de aarbehandeling overeenstemt met de werkingsduur van de fungiciden gebruikt bij de bladbehandeling. De periode tussen de blad- en aarbehandeling mag maar 3 tot maximaal 4 weken bedragen, naargelang de werkingsduur van de toegepaste bladbehandeling, de rasgevoeligheid en de ziektedruk.

Fungicidekeuze

De aarbehandeling kan uitgevoerd worden met een fungicide uit de chemische groep van de SDHI-fungiciden. Vanaf het seizoen 2021 is er bijkomend een nieuwe chemische groep die bij de aarbehandeling kan ingezet worden, namelijk de QiI-fungiciden.

SDHI-fungiciden en QiI-fungiciden dienen steeds gebruikt te worden in combinatie met een partner (in de vorm van een samengesteld handelsproduct of door menging). Bij de fungicidekeuze kan voor wat de partner betreft ook rekening gehouden worden met de effectiviteit van de betreffende werkzame stof ten aanzien van bladziekten.

Bij een verhoogd risico op een infectie van aarfusarium (maïs of tarwe als voorvrucht, gevoelig ras …) is het aan te raden om bij de fungicidekeuze rekening te houden met de werkzaamheid ten aanzien van aarfusarium.

SDHI

SDHI’s dienen steeds gebruikt te worden in combinatie met een curatief werkend fungicide (in de vorm van een samengesteld handelsproduct of door menging).

Binnen de chemische groep SDHI zijn er een aantal chemische families met onder andere:

- de pyrazool-carboxamiden (met de werkzame stoffen benzovindiflupyr of solatenol, bixafen, fluxapyroxad of xemium en isopyrazam),

- en een pyridinyl-ethyl-benzamide (met de werkzame stof fluopyram) als meest recente.

Naast het fungicide-effect kunnen (onder normale groeiomstandigheden) bij het gebruik van carboxamiden een aantal effecten optreden, zoals het zogenaamde ‘groen-effect’.

Qil-fungiciden

Voor het komend seizoen 2021 is een nieuwe werkzame stof beschikbaar, namelijk fenpicoxamid (of Inatreq) van Corteva, behorend tot de chemische familie van de picolinamiden.

De picolinamiden behoren tot de chemische groep van de QiI-fungiciden, een chemische groep die nieuw is voor gebruik in onder meer wintertarwe. Hiermee beschikken we over een fungicide met een nieuwe werkingswijze, belangrijk in het kader van het resistentiemanagement.

Fenpicoxamid is beschikbaar in 3 handelsproducten, namelijk Aquino, Questar en Peacoq. Deze bevatten allen enkel fenpicoxamid aan 50 g/l.

Fenpicoxamid mag niet solo gebruikt worden, maar moet om het optreden van resistentie maximaal te vertragen steeds gebruikt worden in combinatie met één of meerdere andere werkzame stoffen. Aquino, Questar en Peacoq worden steeds verkocht in combinatie met één of meerdere partners in pack. De partner moet volgens Corteva een goede werkzaamheid bezitten ten aanzien van bladvlekkenziekte om het risico op resistentie te voorkomen.

Mogelijkheden voor aarbehandeling zijn dan:

- Aquino (fenpicoxamid 50 g/l) + partner, enkel beschikbaar in pack

- Questar (fenpicoxamid 50 g/l) + partner, enkel beschikbaar in pack

- Peacoq (fenpicoxamid 50 g/l) + partner, enkel beschikbaar in pack

De partner voor de aarbehandeling kan een triazool zijn, of een triazool + strobilurine (ter versterking naar roesten), of een SDHI.

Niettegenstaande er momenteel geen resistentie vastgesteld wordt ten aanzien van bladvlekkenziekte bij fenpicoxamid (= QiI-fungicide) blijft de combinatie met een multisitefungicide belangrijk om bescherming te bieden tegen het optreden van resistentie ten aanzien van bladvlekkenziekte. Volgens CRA-W Gembloux kunnen multi-sitefungiciden (folpet, zwavel) toegevoegd worden aan de fungicidebehandeling rondom het stadium ‘2e knoop’ (T1) of bij de fungicidebehandeling in het stadium ‘laatste blad’ indien er geen voorafgaande bladbehandeling werd uitgevoerd.

In het aarstadium bezitten multisite- fungiciden maar een beperkte werking op bladvlekkenziekte.

Met betrekking tot een goed resistentiemanagement het gebruik van een QiI-bevattend fungicide beperken tot 1 behandeling per teeltseizoen, om het optreden van resistentie te voorkomen.

Strobilurine

Strobilurinen kunnen toegevoegd worden aan hetzij de bladbehandeling, hetzij de aarbehandeling ter versterking in de bestrijding van roesten. Bij toevoeging aan de bladbehandeling wordt tevens een langere nawerking bekomen.

Strobilurinen dienen steeds gebruikt te worden in combinatie met een curatief werkend fungicide (in de vorm van een samengesteld handelsproduct of door menging). Eén van de eigenschappen van de strobilurinen is de preventieve werking. In combinatie met bijvoorbeeld een triazool wordt tevens een curatieve werking bekomen.

Proefveldwerking

De doeltreffendheid van diverse fungiciden werd ook vorig jaar weer in proefveldwerking uitgevoerd door het LCG vergeleken ten aanzien van blad- en aarziekten bij toepassing in het aarstadium, waarbij er een voorafgaande gemeenschappelijke behandeling ter bestrijding van bladziekten werd uitgevoerd in het stadium ‘voorlaatste blad’.

De diverse aarbehandelingen in wintertarwe op basis van een carboxamide (SDHI) behaalden gemiddeld over de 4 proefplaatsen gelijkwaardige bruto-korrelopbrengsten. Het verschil tussen de diverse aarbehandelingen bedroeg namelijk maximaal slechts 236 kg/ha. Uiteraard zijn dit resultaten bekomen onder de heersende groeiomstandigheden en ziektedruk van 2020.

Toevoeging van een contactfungicide (mancozeb of zwavel) of een imidazool (prochloraz) aan de aarbehandeling op basis van een carboxamide (SDHI), realiseerde gemiddeld over de 3 proefplaatsen geen meeropbrengst onder de heersende proefomstandigheden en ziektedruk van 2020. De bekomen resultaten zijn evenwel wisselend in functie van het perceel (proefplaats).

Lees ook in Akkerbouw

BioForum vraagt schadefonds voor pesticidendrift

Akkerbouw Bioboeren ondervinden volgens BioForum heel wat financiële schade van pesticidengebruik waar ze zelf niet verantwoordelijk voor zijn. De sectororganisatie voor de biologische landbouw en voeding roept op om hiervoor een schadefonds op te richten.
Meer artikelen bekijken