Startpagina Akkerbouw

Week van de bij: Honing, stuifmeel en bijen van bij ons

Bij Beelgium gaat bijenteelt samen met landbouw. De bedenkers van het merk, Mathieu Decoster en Pierre-Antoine Couvreur, zijn niet alleen zelf landbouwers, maar werken ook nauw samen met de landbouwsector.

Leestijd : 9 min

D it is het verhaal van 2 studievrienden die besluiten om zich professioneel te heroriënteren. Na een carrière van 10 jaar in het buitenland in de akkerbouw, kwam Pierre-Antoine terug naar huis met een grote beroepservaring, die in België moeilijk te waarderen was. Daarom startte hij een managementopleiding aan de Vlerick Business School. Dat gaf hem de gelegenheid om na te denken over wat hij eigenlijk wilde doen. Ondertussen vertelde hij zijn vrienden over zijn interesse in bijenteelt.

“Ik geraakte helemaal van in de ban van zijn ideeën”, legt Mathieu uit. Hij werkte in de veevoedersector, maar besloot om zich bij zijn vriend aan te sluiten. “We zijn over het project beginnen nadenken en we kwamen tot de conclusie dat er in België bijna geen bijen beschikbaar zijn. Als je morgen besluit om met bijenteelt te beginnen en je wil een zwerm, dan moet je over een netwerk beschikken en al lang in het vak zitten om toegang te hebben tot goede bijen. Je moet ze in het buitenland gaan halen. Dat deden we dan ook voor een deel van onze eerste kolonie.”

Opstart van Beelgium

Een jaar lang werd het project van alle kanten geanalyseerd en diende het als ondersteuning voor de opleiding van Pierre-Antoine. “Daardoor konden wij profiteren van de feedback van zijn collega’s. Tegelijkertijd heb ik een opleiding in de bijenteelt gevolgd en hebben we beide landbouwstages gevolgd die nodig waren om te kunnen opstarten. Pierre-Antoine was geïnteresseerd in runderen en ik heb mijn opleiding gevolgd bij een imker die goed thuis is in het gebied van genetica.”

Wat bijzonder is aan het project, is dat de vrienden zich ook gevestigd hebben als boeren: “Bijenteelt maakt deel uit van landbouw, dus zijn we een boerderij gestart. Deze manier van doen is nogal ongewoon. Wat de administratieve procedures betreft, leidt dat tot een aantal grappige situaties omdat het vakje ‘bij’ zelden voorkomt in landbouwaanvraagformulieren of veeaangiften.”

Een ongewoon aspect van hun structuur is ook het feit dat ze met 2 zijn: “Het klassieke profiel van de imker is meestal alleen en 50-plusser. We vallen een beetje uit de boot. Ons eerste jaar was ook bedoeld om ons als team te testen. En het klikt goed tussen ons. Onze respectieve achtergronden en ervaringen stellen ons in staat om de problemen anders te zien en dus ook de oplossingen die moeten worden gevonden.”

Op 2 januari 2020 zag Beelgium officieel het daglicht. “We hebben geïnvesteerd in apparatuur en in 100 kolonies. Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het uitbreiden van onze populatie, met een totaal van 462 kolonies, 3 ton honing en een ton stuifmeel die op het eind van het jaar zijn geoogst.”

Stuifmeel, de originele toets

Een van de innovatieve punten van het project is het oogsten van stuifmeel. Kort gezegd bestaat elke bijenkast uit een koningin, raten en bijen (tot 40.000 bijen op het hoogtepunt van het seizoen). De koningin legt eitjes die worden verzorgd door de voedsters en werksters. De werksters vliegen naar de bloemen en brengen stuifmeel en nectar mee om de bijen te voeden. Wanneer ze vliegen, bedekt het stuifmeel hun lichaam. Als ze zich daarvan ontdoen, klontert het samen in de vorm van korreltjes aan hun achterpoten.

Om die korrels, die rijk zijn aan plantaardige eiwitten van bomen en bloemen, maar ook aan vitaminen en sporenelementen, op te vangen, plaatsen Mathieu en Pierre-Antoine een klein apparaatje voor de bijenkast. “Als ze door dit apparaat vliegen, vallen de grotere korrels in een kleine lade, die we dagelijks leegmaken. De bijen verbazen zich er redelijk snel over dat het stuifmeel weg is, ze passen hun oogst aan en zetten meer drachtbijen aan het werk.” Het geoogste stuifmeel wordt gesorteerd en vers ingevroren. Daarna wordt het buiten het seizoen bij lage temperatuur gedroogd.

“Deze praktijk sprak ons aan tijdens een bezoek aan Frankrijk. Daar zijn er veel meer professionele bijenhouders en wordt stuifmeel dus algemeen geconsumeerd.” Stuifmeel bevat veel eiwitten. Het kan worden geconsumeerd in salades, yoghurts, granola, ijs, vruchtensappen... “Het geeft smaak en kleur aan de bereidingen en maakt ze knapperig. Sommige mensen gebruiken het zelfs in gin. Wij overwegen om ook een partnerschap aan te gaan met een producent.”

Stuifmeel kan ook in bulk vers (ingevroren) worden verkocht aan andere imkers: “Het kan worden gebruikt als voedsel voor de bijen aan het begin van het seizoen voor een vlotte herstart.”

Details die het verschil maken

De bijenkasten van Beelgium, die in Waals-Brabant en Namen zijn gevestigd, bestaan uit zwarte en Buckfast-bijen. De plaatsen zijn verspreid om de sanitaire en klimatologische risico's te spreiden. De gekozen locaties moeten uiteraard rijk zijn aan nectar en stuifmeel, maar niet alleen dat: “Wij letten op de aanwezigheid van water. Als er geen water aanwezig is, installeren wij bakken met kurkstoppen in om te voorkomen dat de bijen verdrinken. Wij letten ook op de positie van de bijenkasten ten opzichte van de wind, op de aanwezigheid van andere imkers in de omgeving... Dat zijn details die vaak het verschil maken. Het maakt deel uit van de 3 pijlers om honing en stuifmeel te maken: een geschikte plaats, een goede koningin en het weer. Wat dat laatste punt betreft, is het niet echt anders dan in de landbouw. Je moet ideale vochtigheidsomstandigheden en zonnewarmte hebben om de bijen te laten uitkomen en om stuifmeel en nectar te oogsten.”

Samenwerking met landbouwers

Beelgium zorgt voor de bestuiving van koolzaad, facelia, boekweit, mosterd, luzerne en ook van fruitpercelen. “Wij werken met verschillende partnerschappen met wederzijdse voordelen. In koolzaad bijvoorbeeld zorgen de bijen voor een betere bevruchting van de bloemen, die in hetzelfde stadium sneller rijpen en er is minder korrelverlies. Dit jaar zullen we op 250 ha koolzaad zitten met tussen de 10 en 20 kolonies per perceel. Als de bloei voorbij is, worden ze verplaatst naar beboste gebieden en vervolgens langs lindebomen of andere bloemenvelden gezet. Van april tot augustus worden de bijenkasten om de 2 à 3 weken verplaatst, afhankelijk van de bloei. Het verplaatsen van de bijenkasten gebeurt ‘s morgens vroeg of ‘s avonds laat, wanneer de bijen zijn teruggekeerd. Het is dus een hele fysieke bezigheid en het vereist een waanzinnige retroplanning.”

Facelia is een zeer nectar- en pollenrijke plant, maar hij wordt over het algemeen veel te laat in het seizoen geplant voor de bijen. Daarom hebben Mathieu en Pierre-Antoine in het vroege voorjaar hun eigen veld aangelegd: “Zo kunnen we faceliahoning en het paarse stuifmeel van de facelia aanbieden.”

“Wij werken ook samen met landbouwers die lid zijn van Farm for Good, die mosterd telen voor het merk Bister, op Vlaamse percelen waar beheersovereenkomsten gelden om de fauna nieuw leven in te blazen, en ook met landbouwers die honingdragende planten vermeerderen voor Agrarius.” Uit al deze voorbeelden blijkt dat samenwerking tussen landbouwers en bijenhouders mogelijk en zelfs noodzakelijk is. Beelgium gaat nog verder door de landbouwers de mogelijkheid te bieden om eigenaar te worden van het product: “Wij kunnen als dienstverlener optreden en de honing in bulk aan de boer teruggeven. Hij krijgt zijn productie terug, bewerkt ze en biedt het aan volgens zijn voorkeur. Het is een dienst die wij graag zouden uitbreiden. Het zou gunstig zijn voor het imago van de landbouw om dit soort producten in de boerderijwinkel aan te bieden. Onze toegevoegde waarde zit in de bijen, dus wij hebben er geen probleem mee dat de boer zich de honing toe-eigent. Wij zijn er zelfs een groot voorstander van dat dit model wordt gekopieerd. Momenteel verbruiken we in België ongeveer 5.000 ton honing, waarvan we 3.000 ton importeren. Het zou geweldig zijn als we op een dag 1% van die import kunnen produceren. Het is dus geen enkel probleem als er meer interactie zou komen, er is plaats voor iedereen.”

Nieuwe zwermen maken...

Naast honing en stuifmeel produceren en verkopen Mathieu en Pierre-Antoine voornamelijk bijen aan professionals, semi-professionals en amateurs. “Wij verkopen zwermen, maar ook koninginnen ter vervanging van zwermkoninginnen (zie kader) of koninginnen van mindere kwaliteit, die bijvoorbeeld dochters produceren die te agressief zijn.”

Broedafleggers met kleine zwermen worden verkocht aan bijenhouders die willen starten of uitbreiden. Ze worden gecreëerd uit broedramen (met eieren, larven en poppen waaruit jonge bijen ontstaan) die uit verschillende bestaande bijenkasten worden genomen. “Ze worden in een afleggerkast gelegd, samen met een bevruchte koningin die klaar is om eitjes te leggen. Als deze kleine bijenkast vol is, kunnen we er ramen aan toevoegen en wordt het een productieve bijenkast.” Die bijenkast bestaat dan uit 2 delen: het hoofdgedeelte, waar de koningin eitjes legt en de bijen voor hun toekomstige collega's zorgen, en het bovenste gedeelte, waartoe de koningin geen toegang heeft en waar de ‘overtollige’ honing wordt bewaard. “Om de organisatie van de bijenkast niet te verstoren, oogsten we alleen het honingoverschot. De rest wordt gebruikt om het broed te voeden.

Klassiek zijn er 2 pieken van honingproductie in een bijenkast, de eerste vindt plaats rond mei, na de eerste intense bloeiperiode. Daarna volgt een onderbreking in de honingdracht, een periode van ongeveer 10 dagen waarin de bijen vaak te kampen hebben met een gebrek aan voedsel. De tweede periode vindt gewoonlijk midden in de zomer plaats. Extra productieperioden kunnen we creëren dankzij samenwerking met landbouwers, bijvoorbeeld al in april voor koolzaad of eind juni voor luzerne.”

...en koninginnen

De koninginnen worden geproduceerd in broedkorven. “Bij de ‘pluk’ nemen we larven weg uit bijenkorven met een koningin waarvan we de genen en eigenschappen kennen. Deze larven worden op een lat gelegd die in een broedkast wordt gezet, waarin er geen koningin is. De werksters schieten daardoor in paniek en geven koninginnengelei aan deze larven om zo een nieuwe koningin te maken. Het voedsel dat de larve krijgt, verandert zijn morfologie en lot. Normaal doodt de eerstgeboren koningin haar rivalen. In ons geval beschermen we de koninginnencellen en wordt de jonge koningin meegenomen en in een bevruchtingskast geplaatst.”

De maagdelijke koningin wordt dan opgenomen in een nieuwe zwerm. Ze maakt gedurende 4 tot 5 dagen bevruchtingsvluchten en vult haar spermatheca. Zodra deze reserve is aangelegd, vestigt zij zich in de bijenkast en verlaat deze nooit meer, behalve in geval van zwermen (zie kader). “Om een goede natuurlijke bevruchting van de koninginnen te verzekeren, verzadigen we het betrokken gebied met mannetjes van onze genetica. Zo kunnen we zachte lijnen houden waarmee we gemakkelijk zonder handschoenen of sluier kunnen werken. Hybridisatie met mannetjes kan inderdaad agressieve bijen opleveren. Dat is een eigenschap die gemakkelijk wordt overgedragen, maar gelukkig ook weer snel verloren gaat.” Dit zijn dezelfde koninginnen die in de broedafleggers kunnen worden geplaatst en die nieuwe zwermen kunnen ontwikkelen.

Selectie van varroa-resistente lijnen

Genetische verbetering is één van de belangrijkste bekommernissen van Beelgium. Daarom maken de jonge imkers ook deel uit van het Arista Bee Research-programma (Stichting voor het kweken van varroamijtresistente bijen). “De meeste kolonieverliezen worden veroorzaakt door varroamijten. Dat zijn mijten die op de bijen zitten en zo mee in de bijenkasten terechtkomen, zich daar vestigen en zich via de hemolymfe vermenigvuldigen. Dat verzwakt de bijen tot het punt waarop de zwerm wordt vernietigd.

Volgens de imkers is de varroamijt de grootste plaag in de bijenteelt: “Alle vakmensen zijn het erover eens dat dat het grootste probleem is. Daarna komen de verkeerde handelingen van de imker en pas daarna komen ongetwijfeld de problemen door de afbraak en de persistentie van pesticiden”, legt Mathieu uit.

Bijenkasten kunnen tegen varroamijten worden behandeld, maar intussen onstond resistentie tegen de gebruikte molecule. “Het is daarom van groot belang om te werken aan de ontwikkeling van resistente lijnen. Uit onderzoek is gebleken dat sommige bijen een natuurlijk eliminatiegedrag vertonen voor de varroamijt. Zij zijn in staat om de cellen waarin het zich ontwikkelt op te sporen en doden hun medebijen. Ze ontdoen zich ervan voor het welzijn van de kolonie.” Beelgium is betrokken bij de ontwikkeling van die lijnen. “Wij zijn op zoek naar bijen die resistent zijn, maar die ook andere kwaliteiten bezitten, zoals zachtheid, honingproductiviteit en niet de neiging hebben tot het maken van zwermen. Wat het onderzoeksprogramma wil, is de zeldzame parel vinden in alle gekweekte dochters en, beetje bij beetje, het Belgische grondgebied bevolken met resistente individuen, zodat behandeling achterwege kan blijven.”

1500 koninginnen en 700 bijenkasten

Dit seizoen, van april tot augustus, hopen Mathieu en Pierre-Antoine om 1.500 koninginnen te produceren en om uit te breiden naar 700 bijenkasten. “Als het jaar goed is, kunnen we een productie van 15 ton honing halen, anders 10 ton. Het is onze doelstelling om bijen te leveren zodat België in zijn eigen behoeften aan honing, stuifmeel en koninginnenteelt kan voorzien", besluiten Mathieu en Pierre-Antoine.

Delphine Jaunard

Lees ook onze RULA-bijlage over bijenhouderij, verschenen op 25 maart

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken