Startpagina Actueel

Rapport-Vanthemsche: Dierenwelzijnslabel kan belangrijke bijdrage zijn voor de maatschappelijk verantwoorde productie

Minister Ben Weyts maakte het tussentijds rapport Het opstellen van een businessmodel voor de ontwikkeling van een centraal dierenwelzijnskenmerk van Piet Vanthemsche openbaar. Dat wordt nu verder verfijnd en bijgestuurd om tot een definitief label te komen. De inzichten bieden een mooie inkijk in hoe vanuit verschillende oogpunten naar dat dierenwelzijn wordt gekeken.

Leestijd : 7 min

In mei 2019 belastte Ben Weyts (N-VA), Vlaams minister voor Dierenwelzijn, Piet Vanthemsche, onder meer gewezen voorzitter van Boerenbond, met het opstellen van een businessmodel voor de ontwikkeling van een centraal dierenwelzijnskeurmerk. Dat rapport werd in december afgeleverd en werd recent door Ben Weyts bekendgemaakt.

Van boer tot retail

“Ik heb deze opdracht aanvaard vanuit de overtuiging dat dierenwelzijn een fundamenteel maatschappelijk aandachtspunt is en een centrale referentie met betrekking tot dieren voor de toekomst van de dierlijke productie”, stelt Piet Vanthemsche in dat rapport.

Uit zijn rapport blijkt dat deze bekommernis breed wordt gedragen in de dierlijke productieketen van bij de primaire landbouwproductie tot en met de retail. Het rapport is gebaseerd op een grondige omgevingsanalyse, onder meer van marketeer Maarten Vanthemsche en van Marc Rosiers, een expert op het vlak van certificatiesystemen.

Voor dit rapport deed Maarten Vanthemsche een brede rondvraag bij een aantal retailers (Lidl, Unilever, Delhaize, Colruyt Groep, Albert Heijn, maar ook bij WWF) rond hun inschatting en verwachting met betrekking tot de certificatie van dierenwelzijn in de dierlijke productie.

Marc Rosiers maakte dan weer een uitgebreid overzicht van dierenwel- zijnetiketteringssystemen in Europa, de ons omringende landen en ons land. Hij sprak daarover met onder meer Hapro-Biovar.be, Veetransportbedrijf Leus, landbouwer Olivier Mehuys, Belbeef-Codiplan, Belpork, Foodblue en Lieven Lafaut van het Sint-Amandshof.

Zelf voerde Piet Vanthemsche gesprekken met landbouworganisaties (FWA, Boerenbond, ABS), de Vlaamse Producentenorganisatie Varkenshouders, sectorfederaties (BFA, FEBEV, Comeos, Fevia), bedrijven (Danis, Arvesta, Zoetis, Milcobel, Ter Beke), de onderzoeksinstelling ILVO, dierenrechtenorganisatie GAIA en met de voorzitter van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn.

Algemeen stelt Piet Vanthemsche in het rapport dat er een brede consensus is met betrekking tot het belang van dierenwelzijn als basisvoorwaarde voor maatschappelijk verantwoorde en duurzame dierlijke productie.

“De landbouworganisaties vragen voldoende garanties voor de vergoeding van de meerkost van bovenwettelijke engagementen en voor stabiele lastenboeken met voldoende garanties op de lange termijn. Om te vermijden dat veehouders met verschillende, los van elkaar staande labels geconfronteerd worden, pleiten zij ervoor om een Centraal Dierenwelzijnskeurmerk te integreren in de bestaande labels”, staat te lezen in het rapport.

Brede consensus

“De vleesveesector vraagt om rekening te houden met de specificiteit van de Vlaamse en Belgische vleesveehouderij die in grote mate gebaseerd is op het Belgisch Witblauw ras. De varkenssector wijst op de specifieke kenmerken van de Vlaamse varkenshouderij (4-wekenregel, groepshuisvesting) die zich weerspiegelen in de infrastructuur van de bedrijven.”

De Belgian Feed Association (BFA) investeert sterk in een geïntegreerde benadering van een veebedrijf: de veehouder zelf, management, dierenarts, stallenbouwers, AB-register, bioveiligheid, dierenwelzijn... als 1 geheel beoordelen in het kader van een brede duurzaamheidsbenadering. Ze pleiten voor een geleidelijke, benadering ,stap voor stap..

Febev verwijst naar de bestaande inspanningen die door de slachthuissector werden opgenomen op het vlak van dierenwelzijn. De criteria voor de monitoring van dierenwelzijn in de slachthuizen werden opgetrokken (camerabewaking, rol van Animal Welfare Officer...) en vastgelegd in convenanten met de bevoegde overheid. Deze inspanningen worden voortgezet voor de rundvee- en de varkenssector en ook voor de sector van het paardenvlees. Een kritisch controlepunt op slachthuisniveau is de aanvoer, het afladen en het opstallen van levende dieren, met bijzondere aandacht voor ‘einde loopbaandieren’.FEBEV pleit voor mobiele slachtinstallaties (’dierenambulance’) om bepaalde categorieën dieren, die niet transportwaardig zijn, op het bedrijf te slachten.

De transportsector van levende dieren is een belangrijke en gevoelige schakel in de dierlijke productie en moet zeker deel uitmaken van een centraal keurmerk dierenwelzijn. Daaromtrent kan verwezen worden naar de gidsen voor goede praktijken die werden ontwikkeld door de EU-commissie.

Goed management

Comeos beschouwt dierenwelzijn als een belangrijk aandachtspunt en verwijst naar het belang van de werkgroep dierenwelzijn in het Ketenoverleg. Zij vestigen de aandacht op het feit dat retailers werken in een Belgische en Europese omgeving en vragen om hiermee rekening te houden. Fevia ondersteunt initiatieven voor dierenwelzijn in verschillende sectoren en wijst op de impact die een Centraal Dierenwelzijnskeurmerk kan hebben op de prijsvorming in de keten.

Een aantal bedrijven (Arvesta, Zoëtis) gaven een overzicht van de inspanningen voor dierenwelzijn die deel uitmaken van hun bedrijfsstrategie. Het ILVO ontwikkelt verschillende initiatieven op het vlak van onderzoek en ontwikkeling in de dierlijke productie en de visserij. De onderzoeksgroep actief rond dierenwelzijn ontwikkelde de dierenwelzijnsscan in samenwerking met Boerenbond. Bij de uitbouw van een Centraal Dierenwelzijnskeurmerk vragen zij de nadruk te leggen op goed management door de veehouder en op het meten van parameters op het dier zelf in plaats van focussen op normen voor huisvesting.

Naast KBL (Keurmerk Beter Leven, Nederland) bestaan er in Europa tal van initiatieven die inspirerend kunnen werken voor de uitbouw van een Centraal Dierenwelzijnskeurmerk in Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door Marc Rosiers.

Labels in Europa

“De conclusie voor wat de evolutie op EU-niveau betreft is belangrijk: een geharmoniseerd systeem van dierenwelzijnsnormen is een voorwaarde voor de ontwikkeling van een voor de consument begrijpelijk dierenwelzijn etiketteringssysteem. De wetgeving op EU-niveau zette hiervoor belangrijke stappen. Het ontwikkelen van certificatiesystemen valt onder het subsidiariteitsbeginsel en behoort dus aan de lidstaten, (voor België) de regionale overheden en de sector zelf.” Europa neemt dus zelf geen initiatief.

In verschillende landen werden vrijwillige certificatiesystemen uitgewerkt en geïmplementeerd. In een aantal gevallen gaat het om initiatieven op sectorniveau, in andere om overheidsinitiatieven. Voor Nederland gaat het over CIWF (Compassion in world farming), biologische keurmerken, Beter Leven Keurmerk, Demeter keurmerk, Milieukeur, PROduCERT scharrelvlees en IKB. Voor Duitsland gaat het om Initiative Tierwohl, afspraken rond een uniform etiketteringsysteem en Staatliche Tierwohl Initiative. Voor Frankrijk gaat het om CIWF France, Etiquette bien-être animal, Les éleveurs vous disent merci. In Vlaanderen bevatten de verschillende bestaande certificatiesystemen elementen van dierenwelzijn, maar bestaat er geen centrale referentie. Voor Vlaanderen gaat het om Belbeef, Belplume, Belpork en IKM.

Een win-winsituatie

Het welslagen van een Centraal DierenwelzijnsKeurmerk zal afhangen van de meerwaarde voor de verschillende deelnemers aan het systeem. Iedereen moet er beter van worden: het dier, de boer, de verwerkende industrie en retail, de consument. “De keuze van het ambitieniveau van een Centraal Dierenwelzijnskeurmerk is een dilemma: kleinere stappen voor heel veel dieren versus grote stappen voor een kleiner aantal dieren. De meest toonaangevende keurmerken in andere landen lossen dit op door te kiezen voor een getrapt systeem, dat toelaat aan de spelers in de keten om het eigen ambitieniveau te kiezen”, stelt Piet Vanthemsche in zijn rapport.

Meer waardecreatie

De tweede actor (naast het dier) die centraal staat in een dierenwelzijnskeurmerk is de boer, de veehouder. “Hij of zij verzorgt en begeleidt het dier tijdens zijn leven, maar economisch zijn zij veelal de meest kwetsbare schakel in de keten.

Er werd al gewezen op het grote belang van de managementvaardigheden van de veehouder op het vlak van dierenwelzijn. Bijkomende inspanningen voor beter dierenwelzijn creëren waarde, waarde voor het dier, voor de maatschappij en voor de veehouder.

Ik ben van mening dat deelname van veehouders aan een Centraal Dierenwelzijnskeurmerk moet bijdragen tot waardecreatie”, aldus auteur Piet Vanthemsche.

“Daarom is het niet voldoende dat de meerkost van de inspanningen vergoed wordt, maar moet bovenop ook extra waarde-creatie (lees extra garanties voor een behoorlijk inkomen) ingebouwd worden voor de boer.

Dat zal een krachtige stimulans zijn om aan het systeem deel te nemen. Het nieuwe GLB voorziet de mogelijkheid om middelen aan te wenden voor initiatieven op het vlak van dierenwelzijn. Dat kan op het niveau van de veehouder en op het niveau van de keten. Bij de uitbouw van een Centraal Keurmerk Dierenwelzijn lijkt dit een interessante opportuniteit.”

Meer dierenwelzijn betekent meer waardecreatie in de dierlijke productieketen en dat moet doorheen de hele keten kunnen worden vertaald, tot en met de consument. In een vrij marktmechanisme is dit een nieuw gegeven. Hoe garandeer je dat in elke schakel van de keten de meerwaarde voor de bijkomende inspanning gerealiseerd wordt? De basisvoorwaarde daarvoor is transparantie in de waardeketen. “Dit lijkt me een belangrijke uitdaging maar ook een opportuniteit voor het Ketenoverleg.”

Welzijn is duurzaamheid

Aandacht voor dierenwelzijn is een basisvoorwaarde voor duurzame dierlijke productie. Men kan dierenwelzijn niet los zien van een aantal andere duurzaamheidsdoelstellingen. De uitbouw van een centraal keurmerk dierenwelzijn kan een onderdeel zijn van een meer omvattende strategie voor een duurzame dierlijke productie in Vlaanderen.

Een centraal keurmerk dierenwelzijn kan stand alone ontwikkeld worden als een afzonderlijk merk naast andere bestaande labels, naar het voorbeeld van KBL. “Een alternatief hiervoor is het ontwikkelen van een generieke module dierenwelzijn die kan geïntegreerd worden in bestaande kwaliteits- of duurzaamheidslabels.”

De geloofwaardigheid van een Centraal Dierenwelzijnskeurmerk staat of valt met een sluitend controle- en certificatiesysteem, dat onafhankelijk staat van de betrokken sectoren.

“Toen de minister mij deze opdracht toevertrouwde, waren er een aantal reacties (op sociale media) die stelden dat een dierenwelzijnskeurmerk onmogelijk was in de dierlijke productieketen, vanuit de overtuiging dat dierlijke productie op zich onethisch is.”

Economische realiteit

Deze stelling is deel van het maatschappelijk debat over dierlijke productie. Piet Vanthemsche deelt die stelling echter niet. “Dierlijke productie is een belangrijke maatschappelijke en economische realiteit in Vlaanderen. Het belang ervan wordt erkend in het Vlaamse regeerakkoord. Ik ben ervan overtuigd dat de creatie van een Centraal Keurmerk Dierenwelzijn een belangrijke bijdrage kan leveren aan maatschappelijk verant-woorde dierlijke productie”, aldus Piet Vanthemsche.

Lieven Vancoillie

Lees ook in Actueel

Welke groenten nu al zaaien in volle grond en in perspotjes?

Groenvoorziening We zijn het niet meer gewoon, maar de tweede week van april viel er zowaar enkele dagen op rij geen regen. De aangename temperatuur en het lentezonnetje deden ons tuiniershart sneller slaan. Helaas is het in vele tuintjes nog te nat om nu al aan de slag te gaan. Afgelopen 6 maanden waren dan ook natter dan gemiddeld en het weerbericht voorspelt dat ook de komende week wisselvallig en fris wordt met de nodige aprilse grillen.
Meer artikelen bekijken