Startpagina Paarden

Twee koudbloedrassen: Belgisch trekpaard en Ardens trekpaard

Het Belgisch trekpaard en het Ardens trekpaard worden soms als hetzelfde ras beschouwd. Dat is echter niet zo, want ieder ras heeft zijn eigen stamboek. België is al een tijd lang één van de topleveranciers van springpaarden. Sinds mensenheugenis is ons land toonaangevend in de paardenfokkerij, namelijk met trekpaarden.

Leestijd : 3 min

Het Ardens trekpaard kent net zoals het Belgisch Trekpaard een lange geschiedenis. Zo deden de Ardenners zelfs dienst in het leger van Napoleon. Daar werden ze ingezet om zware kanonnen te trekken. Later werd de Ardenner vooral gefokt als land- en bosbouwpaard, maar door de industrialisatie behoort de tijd dat de landbouwers met paard en ploeg het veld bewerkten natuurlijk tot het verleden.

Toch bleef het stamboek niet bij de pakken zitten. Om het Ardens trekpaard geschikter te maken als recreatiepaard, werden sommige paarden gekruist met Arabisch bloed of met Cobs. De veulens uit die kruisingen kwamen terecht in een hulpstamboek. De fokkers blijven echter kiezen voor de zuivere Ardenner.

Verschillen

Hoewel beide rassen op elkaar lijken, zijn er toch uiterlijke verschillen, te beginnen bij de stokmaat. Het Ardens trekpaard is een kleiner ras met een gemiddelde stokmaat tussen 1m55 en 1m64. Bij het Belgisch trekpaard mogen de paarden vooral niet te klein zijn. Zo zijn er Belgische trekpaarden met een schofthoogte boven de 1m70. Daardoor zijn ze in gewicht ook zwaarder. Hengsten kunnen tot wel 1.000 en 1.200 kg wegen, terwijl het gewicht van de Ardenners rond 800 kg ligt.

Ook qua model zijn ze verschillend. Hierover vertelt paardenman Idès Versyck: “Het Ardens trekpaard heeft een korter en meer gedrongen model, is klein, wendbaar en krachtig. Ze hebben een wat vierkanter model en zijn enorm gespierd. Zo is de hals soms even lang als hij breed is.

De Belgische trekpaarden zijn daarentegen wat meer rechthoekig gebouwd. Zo zie je dat het Belgisch trekpaard een minder brede borst heeft en dat de afstand tussen de voorbenen of de achterbenen kleiner is dan bij de Ardenner. Dat wil overigens niet zeggen dat het Ardens trekpaard niet correct gebouwd is. Het ras is gewoon wat breder.

Zijn bouw werd opzettelijk zo gefokt, omdat het paard op die manier ideaal was om in de bossen of de mijnen te werken.” Die bouw heeft ook z’n invloed op de gangen van het paard. Zo zijn stap en draf van de Ardenner korter. Hij moet meer stappen zetten om dezelfde afstand af te leggen. Het Belgisch trekpaard heeft ruimere gangen. Dit verschil is volledig te wijten aan de bouw van de rassen.

Kleuren

Het Belgisch trekpaard komt voor in zeven kleuren: bruin, vos en zwart zijn de effen kleuren. Daarnaast zijn er bruinschimmels, blauwschimmels, vosschimmels en appelschimmels. In de toekomst wil het stamboek van elke kleur ongeveer evenveel paarden. Dat is geen makkelijke opdracht.

Zo is de appelschimmel momenteel extreem zeldzaam. Bij de Ardenner ligt het anders: daar zijn de effen kleuren het best vertegenwoordigd. Versyck: “De meeste Ardense trekpaarden zijn bruin. Er is ook een aardig aantal vossen, terwijl zwarte paarden en schimmels zeldzaam zijn. Soms zie je een bruinschimmel. Dat komt omdat de fokkers de Ardenner weleens kruisen met een Belgisch trekpaard. Ze doen dat om te vermijden dat het Ardens trekpaard op den duur te klein zou worden.”

Recreatie

Het aantal Ardense en Belgische trekpaarden verminderde vrij fors omwille van de industrialisatie. Toch is de toekomst van beide rassen niet in gevaar. Veel recreanten houden van de beide rassen. De trekpaarden zijn rustig. “Zelfs al rijd je maar één keer per week, dan nog blijven ze kalm”, aldus Versyck. “Beide rassen zijn erg geschikt als recreatiepaard. Ze zijn erg betrouwbaar en schrikken niet snel. Dat maakt ze ook geschikt als koets- of menpaard.”

Grote verschillen tussen het temperament en het karakter zijn er niet. Door de compacte bouw is de Ardenner iets wendbaarder tijdens het rijden. Een Belgisch trekpaard zal in vergelijking met een Ardenner iets sneller moe worden. Een ander voordeel van beide rassen is de veelzijdigheid. “Zo kun je het paard de ene dag voor de koets inspannen en zadel je hem de volgende dag op voor een ontspannen buitenrit”, besluit Idès Versyck.

Bernard Lenaerts

Lees ook in Paarden

Meer artikelen bekijken