Startpagina Klimaat

Droogte en stortregen veranderen Belgische landbouw

Het Belgische klimaat wordt steeds grilliger. Daar moeten landbouwers, bedrijven en wetenschappers op reageren. Met ‘nieuwe’ gewassen als quinoa, droogteresistente aardappelen en 60 olympische zwembaden vol water. Dat schrijft De Tijd.

Leestijd : 8 min

Jarenlang hielden de West-Vlaamse landbouwers Hans Gheldof en Leen Vanoverbeke varkens en teelden ze klassieke gewassen als maïs, aardappelen en bieten. Vandaag is quinoa een van hun belangrijkste gewassen. “In 2015 zijn we ermee begonnen”, zegt Gheldof. “Quinoa is een Zuid-Amerikaans gewas, maar ik had gehoord dat er variëteiten bestonden die ook in ons land goed groeien. Na 5 jaar zijn we nog steeds enthousiast. We hebben tijd en geld moeten investeren in de opstart, maar we kregen mooie oogsten in de plaats.”

Het koppel begon met quinoa vanwege de groeiende populariteit, maar ook wegens het steeds wisselvalliger Belgische klimaat. Bovendien deden zomerse hittegolven de oogst van heel wat groenten de voorbije jaren mislukken. “Quinoa is goed bestand tegen hitte’, zegt Gheldof. ‘Vlak na het zaaien heeft de plant water nodig om te ontkiemen, maar nadien heeft hij minder water nodig dan andere gewassen.”

Om dezelfde reden maakten de voorbije jaren heel wat andere gewassen hun intrede in België. In de provincie Antwerpen telen een tiental boeren rode bonen. In Oost-Vlaanderen worden kikkererwten geteeld. Op verschillende plekken in het land staan sojavelden. Ook zoete aardappelen worden meer geteeld. De opmars van de Belgische wijnsector past eveneens in dat plaatje. Door de stijgende temperaturen groeit het aantal druivenranken in België al jaren.

De ‘nieuwe’ gewassen maken zichtbaar hoe de Belgische landbouw verandert door de klimaatopwarming. Daarnaast lanceren boeren en bedrijven nog heel wat minder zichtbare initiatieven om een antwoord te bieden op het veranderende klimaat.

Al 10 jaar onderzoekt het Vlaams Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) welke aanpassingen de sector moet doorvoeren om bestand te zijn tegen het veranderende klimaat. “Vooral de droge zomers zijn een uitdaging”, zegt Els Lemeire, de coördinator van ILVO’s expertisecentrum Landbouw en Klimaat. “In 2018 oogsten de Belgische aardappelboeren 37% minder aardappelen door de extreme droogte.”

De klimaatopwarming is een mes dat aan 2 kanten snijdt, zegt Lemeire. “Het is niet uitsluitend een negatief verhaal. In onze streek zullen sommige gewassen beter presteren omdat het warmer wordt. Sommige teelten zullen volgens voorspellingen in 2050 10% meer oogst opleveren dan vandaag. Maar de grilligheid van het weer kan nefaste gevolgen hebben. Dat is het grote probleem.”

“België verliest een belangrijke troef: zijn gematigde klimaat. Niet te warm, niet te koud”, zegt Isabel Roldán-Ruiz, wetenschappelijk directeur plantaardig onderzoek bij het ILVO. “De schommelingen van het weer leveren wisselende oogsten op. De ene keer is het lange tijd kurkdroog, de andere keer zijn er overstromingen. Boeren kunnen 4 topjaren na elkaar meemaken en een jaar met een fors lagere oogst. Of omgekeerd. Die onvoorspelbaarheid is slecht nieuws voor de telers. Zij hebben liever een oogst die min of meer stabiel is.”

De grotere volatiliteit is ook slecht nieuws voor voedingsbedrijven. Als minder aardappelen geoogst kunnen worden, moeten chipsfabrikanten meer betalen voor de grondstoffen of zelfs buiten België aardappelen zoeken.

Als de landbouw blijft voortdoen als nu, worden mislukte oogsten schering en inslag. Toch denken de ILVO-onderzoekers dat de kans groot is dat ook over 50 jaar vlot maïs, bieten, aardappelen en andere klassieke gewassen worden geteeld. “Maar waarschijnlijk gaat het om andere variëteiten”, zegt Roldán-Ruiz. “We zijn bezig variëteiten te maken of op te sporen die beter tegen het schommelende weer kunnen.”

Dat kan op 2 manieren. De makkelijkste is zaden laten aanrukken uit regio’s die van oudsher te maken hebben met warmte en droogte. Hun gewassen kunnen nu mogelijk ook gedijen in onze contreien. De quinoa van Gheldof en Vanoverbeke is er een voorbeeld van.

Daarnaast biedt veredeling een oplossing. Daarbij kruisen wetenschappers verschillende rassen of zelfs verschillende soorten met elkaar. De gewenste uitkomst is een nieuw ras dat de sterke eigenschappen van zijn ‘ouders’ heeft. “Door veredeling hebben we al grassoorten ontwikkeld die beter tegen de droogte kunnen”, zegt Roldán-Ruiz. “Die staan nu al op enkele Vlaamse velden.”

Het succesvolste veredelingsexperiment is waarschijnlijk dat met soja. Enkele jaren geleden begon het ILVO soja uit de hele wereld te veredelen, in een poging een variëteit te ontwikkelen die goed groeit in het Belgische klimaat. De instelling bracht het sojaveredelingsproject onlangs onder in de start-up Protealis. Die verzamelde 6 miljoen euro om verder te veredelen in de hoop een variant te vinden die op een winstgevende manier kan worden geteeld.

Ideale variant

In geen enkel geval zullen de onderzoekers ‘de ideale variant’ vinden, zegt Roldán-Ruiz. “Die bestaat niet. We zijn niet op zoek naar een ras dat absolute topoogsten neerzet in droog weer. We hebben liever een gewas dat zowel bij droog als bij nat weer een degelijk rendement neerzet. Vandaag is het heet, over 2 maanden erg nat. Dan is het belangrijker om stabiliteit en weerbaarheid na te streven.”

Toch is het denkbaar dat soorten verdwijnen. “ “Als soorten verdwijnen, zal dat vooral om economische redenen gebeuren”, zegt Roldán-Ruiz. “Met andere woorden: omdat andere gewassen voor de landbouwer winstgevender zijn geworden. Denk aan druiven, quinoa of soja. Als de vraag daarnaar stijgt, kunnen ze interessanter worden dan de historische gewassen.”

Voorlopig zijn de nieuwe gewassen nog geen al te grote bedreiging voor de vaste waarden. Veel nieuwe teelten - zoals soja en rode bonen - zijn nog niet rendabel. Er moet nog meer worden gestreefd naar soorten die in ons klimaat goed gedijen. Ook de verwerking is nog een probleem. “Quinoa moet worden gedroogd, geschoond, en gesorteerd”, zegt Roldán-Ruiz. “Een quinoaplant brengt korrels met verschillende kleuren voort, en die moeten van elkaar gescheiden worden. In België zijn er nog weinig bedrijven die dat voor de kleine volumes zaad die voorlopig worden geproduceerd kunnen doen.”

Bovendien moeten er - niet onbelangrijk - ook klanten zijn voor de nieuwe gewassen. Ook daar is nog een weg af te leggen, al springen grote bedrijven op de kar. Alpro verwerkt Belgisch soja, terwijl Colruyt de Belgische quinoa van Gheldof en Vanoverbeke in de rekken heeft.

Er is nog een doeltreffend middel tegen droogte: water geven. Al klinkt dat evidenter dan het is, zeker in hete zomers. Geregeld verbieden provincies boeren om water op te pompen als er schaarste is. “Belgische boeren irrigeren hun akkers al decennia, maar het wordt steeds belangrijker”, zegt Sarah Garré, de waterexperte van het ILVO. “Meer en meer boeren bufferen regenwater, maar dat volstaat niet. Het is nodig samen te werken met andere waterverbruikers. Gemeenten kunnen spaarbekkens inzetten voor de landbouw.”

Die rol kan ook weggelegd zijn voor bedrijven. Dat bewijst Ardo, dat voor jaarlijks meer dan 1 miljard euro diepvriesgroenten verwerkt. Het West-Vlaamse familiebedrijf legde enkele jaren geleden een bufferbekken zo groot als 60 olympische zwembaden aan om het gezuiverde afvalwater van zijn fabriek in te verzamelen. Via een buizensysteem gaat het naar de akkers van boeren in de buurt.

“Ardo is een goed voorbeeld”, zegt Garré, “maar het is niet zomaar kopieerbaar. In het afvalwater van veel bedrijven zitten te veel zout of organische stoffen. Als je dat over een veld verspreidt, riskeer je de samenstelling van de bodem uit evenwicht te brengen. Bovendien heeft Ardo het voordeel dat zijn fabriek tussen de velden ligt. Het water moet niet ver worden vervoerd. Een ander pijnpunt is dat het project in hoge mate gesubsidieerd is. Is het levensvatbaar zonder subsidies?” Het bassin van Ardo kostte 2,6 miljoen euro. De helft kwam van Vlaamse en Europese subsidies.

Garré zegt dat er nood is aan ‘meer structurele oplossingen’. “Dan verwijs ik naar wat de jongste weken vaker gezegd is, naar aanleiding van de overstromingen in Wallonië: geef meer ruimte aan het water. Laat rivieren meanderen en overstromen in gebieden waar weinig mensen wonen. Dat gaat mogelijk ten koste van landbouwgrond, maar het is nodig om samen te werken.”

Volgens de wetenschapster moeten we minder water laten weglopen. “Nu spoelt 30% van het regenwater voor grondwatervoeding (een groot deel van het regenwater is al oppervlakkig weggestroomd en dat is niet meegerekend, red.) weg, via afvoeren, buizen en grachten. Daar kunnen slimme controlesystemen iets aan doen. Als er te weinig water is, houden ze regenwater tegen. Als er te veel is, kan het alsnog weglopen. Die systemen houden zo lang mogelijk het water vast om het te gebruiken als watertekort optreedt. Maar als grote buien voorspeld zijn, kan je de buffers ook laten leeglopen om plaats te maken voor de nieuwe overvloed.”

“Ook op het veld lopen experimenten om water te besparen. Er is gelukkig meer en meer aandacht voor efficiëntere irrigatietechnieken. De klassieke haspel die we vaak zien - een spuit die vanuit één punt water rondsproeit - is relatief inefficiënt. Slechts 65 tot 75% van het water dat met een haspel over het veld wordt verdeeld, wordt effectief opgenomen door de gewassen”, zegt Garré.

Druppelirrigatie

Daardoor wordt de zogenaamde druppelirrigatie populairder. Arvesta - bekend van de AVEVE-tuincentra en als producent van veevoeder en zaaigoed - experimenteert ermee. “Een installatie pompt water in een centraal buizenstelsel onder het veld. Van daar gaat het naar leidingen die water toedienen waar het nodig is”, legt Niek Depoorter van Arvesta uit. Door zulke systemen wordt 95% van het water door de planten opgenomen, zegt het ILVO.

Het nadeel is dat het een duur systeem is. “De leidingen op het veld moeten na de oogst worden opgebroken”, zegt Depoorter. “Voor goedkope gewassen is dat een minder geschikte oplossing, maar voor duurdere rassen zoals aardappelen en uien wel. De kosten worden ook terugverdiend doordat de opbrengst tijdens droge periode tot 15% hoger is. Maar in natte periodes - zoals deze zomer - is het effect veel kleiner.”

Er is dus nog verbetering mogelijk aan de systemen. Al gelooft Arvesta dat een doorbraak op een al bij al korte termijn mogelijk is. “In België worden op zo’n 120.000 ha aardappelen en uien geteeld. Ik maak me sterk dat in 2025 zo’n 25.000 ha geïrrigeerd wordt via druppelirrigatie.”

Een laatste belangrijk recept tegen droogte reiken zowel het ILVO, Arvesta als de boeren met wie we spreken spontaan aan: waak erover dat de bodem gezond is. Nog te veel akkers hebben een ondergrond met te weinig organische stoffen en bacteriën, die water vasthouden. “Je kan met een goede bodemgezondheid het effect van droog en nat weer afremmen”, zegt landbouwer Sam Magnus uit Merchtem. “Om die reden ploeg ik mijn velden al 5 jaar niet meer. Ik zaai ook groenbemesters.” Dat zijn planten die boeren alleen telen om ze te laten vergaan, waardoor organisch materiaal in de bodem belandt. “Dit jaar ben ik begonnen met groenbemesters te zaaien tussen mijn ontkiemend witloof. Dat maakt de bodem nog wat rijker en bovendien beschermen de plantjes mijn witloof tegen mogelijke hitte.”

Jens Cardinaels - De Tijd

Lees ook in Klimaat

Meer artikelen bekijken