Startpagina Akkerbouw

De Waalse zonnebloem: nog meer zon op ons platteland

Vorig jaar hebben Scam, Cultures d'avenir en het Cra-w een eerste proef opgezet om te onderzoeken of de zonnebloementeelt in Wallonië haalbaar is, zeker in deze tijden van klimaatverandering. Hieronder geven we meer uitleg over de eerste veldwaarnemingen... en over het project dat door Wallonië wordt gesteund en de naam ‘Sunwall’ kreeg.

Leestijd : 7 min

Na tientallen jaren ononderbroken aanwezigheid in onze vruchtwisseling, worden sommige gewassen om diverse redenen minder interessant. Zonder vooruit te lopen op de toekomst ervan is het interessant om het potentieel van bijkomende hoofdgewassen te onderzoeken. Een voorbeeld hiervan is de oliehoudende plant, de zonnebloem. De vakantiegangers in juli zullen zeker hebben opgemerkt dat de prachtige velden met grote gele bloemen geleidelijk aan ook in het noorden te zien zijn. Lyon, Dijon, Nancy, Metz, Luxemburg... : de zonnebloemen staan klaar om ook ons land binnen te komen.

Een Amerikaanse plant, rijk aan diverse oliën

De zonnebloem komt uit Noord-Amerika. De indianen en de Mexicanen hebben de plant gebruikt en geteeld voor zijn voedende, geneeskrachtige en kleurende eigenschappen. Het is het derde Amerikaanse gewas, na aardappelen en maïs, dat de Atlantische Oceaan overgestoken heeft, maar de uitbreiding ervan is lang beperkt gebleven. De teelt als oliehoudend gewas werd ontwikkeld in de 19e eeuw in Rusland, waar rasverbetering het mogelijk maakte om oliegehaltes te bereiken van 40%.

De jaarlijkse wereldproductie van zijn pitten bedroeg 56 miljoen ton in 2019; 62% van deze zonnebloemen werd geproduceerd in Europa. Na Rusland en Oekraïne (6,5 miljoen ton elk), is Frankrijk de vierde grootste producent in de wereld, voor Roemenië, Hongarije en Bulgarije. Het is, samen met koolzaad en olijven, de belangrijkste bron van eetbare olie in Europa.

Tafelolie, frituurolie... verscheidene afzetmarkten mogelijk

Olie is duidelijk het belangrijkste product van de zonnebloemteelt, en dan vooral tafelolie. Sinds een tiental jaar is er ook bakolie, en er zijn bovendien nieuwe ‘oliehoudende’ soorten ontwikkeld. Daar zijn er bij die meer dan 80% onverzadigde vetzuren bevatten. Omdat dit vetzuurprofiel bestand is tegen hoge temperaturen, kan men het gebruiken als frituurolie.

Dit kenmerk maakt een nieuwe opmars van de teelt mogelijk, omdat er belangrijke industriële markten voor zijn. De zaden kunnen ook worden opgenomen in het rantsoen van veel bedrijven, maar in dit opzicht zijn de veekoeken van oliefabrieken het beste voer. Deze veekoeken , die vrij zijn van ‘antinutritionele’ factoren, zijn zeer goede bronnen van eiwitten. Wanneer veekoek wordt verkregen na het pletten van hele zaden is deze hoofdzakelijk bestemd voor runderen. Indien veekoek wordt verkregen uit het pletten van gepelde zaden, is het eiwitgehalte hoger dan 35% en kan deze gebruikt worden door pluimvee.

Bovendien bestaan er veel nichemarkten, zoals de vogelindustrie, de zeepindustrie, de productie van wasmiddel of kaarsen, en de zaden kunnen bovendien gebruikt worden in de bakkerij en bij de bereiding van salades in de keuken.

Waarom zijn we nu geïnteresseerd?

Er werden in ons land fytotechnische proeven uitgevoerd aan het eind van de jaren 90... helaas zonder succes. De zonnebloem kon zijn cyclus niet afmaken voor de eerste koude en de herfstregens. In de ergste situaties leidde eindecyclusziekten zoals sclerotinia van de bloemhoofden (bloeiwijze van de planten van de Asteraceae-familie) tot zaadrot.

De omstandigheden veranderen echter. Twee gunstigere elementen maken vandaag de teelt van zonnebloemen minder riskant dan vroeger:

Klimaatverandering Voor de groei van zonnebloemen zouden temperaturen boven 6°C efficiënt zijn. De huidige vroegrijpe rassen vereisen temperatuursommen van 1.500 graaddagen tussen het planten en de oogst. Vóór 2015 waren er weinig jaren waarin deze sommen werden gehaald. De recente evolutie van het klimaat verandert de situatie en nu komt het vaker voor.

Rasverbetering Bovendien creëert de rassenselectie ‘zeer vroegrijpe‘ rassen die genoeg hebben aan 1.450 dagen met een 6°C basis. Deze vroeg rijpheid van de nieuwe rassen kan ook gepaard gaan met een toegenomen tolerantie tegen ziekten en in het bijzonder tegen Sclerotinia.

Een goede zaai

Zonnebloemen worden over het algemeen geteeld aan het begin van de rotatie. Het is een onkruidgewas in het voorjaar, die perfect past in de graanrotatie door een goed beheer van onkruid en onderhoud van de bodemstructuur. De voorbereiding van de bodem moet het mogelijk maken dat de jonge zaailing gemakkelijk opkomt en zich snel ontwikkelt. De vroegrijpheid van de variëteiten is een belangrijk criterium.

De gevoeligste fase van het gewas is tijdens de eerste 2 weken na de opkomst. In dit stadium zijn de planten kwetsbaar voor vogels (kraaien), slakken en koud weer.

Een goede zaai maakt het mogelijk om deze risico's te beperken door de snelle en optimale ontwikkeling van de jonge zaailingen. Daarom moet worden gezaaid wanneer de grond voldoende warm is (7-10 °C). Men moet het zaadje in vochtige grond planten en de grond voldoende aanstampen om te zorgen voor een goed contact tussen het zaadje en de grond. Zonnebloemzaden hebben reserves en verdragen een zaaidiepte tussen 5 en 8 cm.

De zaden moeten één voor één worden gezaaid met een pneumatische zaaimachine op afstanden die hun ontwikkeling mogelijk maken.

De hoogste rassen kunnen gemakkelijk 2 m worden en de afstand tussen de rijen moet minimum 30 cm zijn. De densiteit per m2 is meestal 7-9 planten, maar in onze rijke en goed bewaterde grond kan de densiteit worden verhoogd tot 10 planten per m2, waardoor de teelt sneller rijp is voor de oogst.

... maakt een gemakkelijke opvolging mogelijk

Neem je deze 3 parameters – regelmatigheid van diepte, de verspreiding en een goed contact tussen de grond en de zaden – in acht, dan verminderen de risico's aanzienlijk en vergemakkelijkt de teeltopvolging. Als er goed gezaaid is, is het gewas sterk en concurreert het heel goed met onkruid.

Schoffelen tussen de rijen is een gebruikelijke praktijk in biologische en conventionele landbouw. Buiten sclerotinia (Sclerotinia sclerotiorum) waaraan koolzaad, erwten en sojabonen ook heel gevoelig zijn, zijn er ziektes die alleen bij zonnebloemen voorkomen. Er zijn variëteiten beschikbaar op de markt die tolerant zijn tegen de verschillende ziektes.

Een niet veeleisende, ecologische en esthetische teelt

De zonnebloem is een sobere plant die weinig water en mest verbruikt. De teelt ervan is mogelijk in het grootste deel van het land. Concreet heeft de zonnebloem genoeg aan 80 mm. De bladeren en de bladstelen, die tijdens de regen op goten lijken, brengen het water tot aan de voet van iedere plant. Als de plant over meer water beschikt, kan deze het water wel gebruiken.

Wat meststoffen betreft, zijn zonnebloemen tevreden met 60 eenheden stikstof per ha, 50 kg P2O5 en 60 kg K20. Men moet wel opletten dat de plant geen boorgebrek heeft.

Bovendien is de zonnebloem niet het doelwit van insectenplagen. Het trekt wel groene pruimenbladluizen aan ( Brachycaudus helichrysi ), maar het is niet vatbaar voor de virussen die deze kunnen overbrengen. De teelt vereist dus geen insecticiden. De bloei van de zonnebloem wordt trouwens zeer gewaardeerd door insecten die nectar verzamelen. Er zijn veel bijen, hommels en zweefvliegen die in juli bij komen tanken op de grote gele bloemen. Last but not least, maar tegenwoordig steeds belangrijker: de velden met zonnebloemen die in bloei staan, zijn een lust voor het oog en dragen bij tot een beter imago van onze landbouw.

Wat leerden we uit de proef van 2020 in Gembloux?

Vorig jaar hebben de Société coopérative agricole de la Meuse, Cultures d'avenir en het Centre wallon de recherches agronomiques samengewerkt om een verkennende proef aan te leggen. In deze proef werden 9 zonnebloemvariëteiten geplant in Grand- Leez, 6 km van Gembloux. Het inzaaien van deze proef in 4 herhalingen werd uitgevoerd op 27 april 2020, enkele uren voor 3 dagen regen. Er werd 3 weken voor de zaai van deze proef een vals zaaibed aangelegd.

Er werden 60 eenheden stikstof in vaste vorm (N27) gebruikt als bemesting.

Omdat de proef op een klein veld aangelegd was (12 a) en de grond goed voorbereid was, was eenvoudig handmatig wieden voldoende om het onkruid te verwijderen. Afgezien van de zaadbehandeling (klassieke desinfectie), zijn er geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt in de proef om het intrinsieke potentieel van elk ras te beoordelen.

De 9 geteste variëteiten zijn van Franse selectiehuizen: 4 linolische variëteiten (ES Bella, Durban, MAS 810b en LBS2323L) en 5 oliehoudende variëteiten (Toscana CS, LG 50418, SY Arco, SY Illico, Talento). Vroegrijpheid voor de opkomst en jeugdige groeikracht zijn interessante kenmerken, maar het belangrijkste aspect waarmee rekening moet worden gehouden is de resistentie tegen legering. Het ras LBS2323L bleek zeer gevoelig te zijn en zal niet worden opgenomen in toekomstige proeven.

In de oogsttijd werden, gezien de waargenomen verschillen in rijpheid tussen de rassen, elke variëteit apart geoogst; die waren verspreid tussen 16 en 21 september. Zeven van de 9 rassen hadden voldoende rijpheid behaald. De zaadvochtigheid was lager dan 9%. Het verkregen rendement is hoog: tussen 3,5 en 4,5 ton/ha.

In Frankrijk bedroeg het nationale gemiddelde de afgelopen jaren 2,2 ton/ha, maar onze gronden zijn diep en goed voorzien van water. Bovendien neemt de hoeveelheid zonneschijn in onze streken voortdurend toe. Deze resultaten zijn dus niet verrassend.

De best presterende rassen waren ES Bella en Toscana CS, een klassieke variëteit en een ‘oliehoudende’ variëteit. Er lijkt geen verschil te zijn tussen de 2 soorten zonnebloemen. De voor Durban en SY Arco verkregen rendementen moeten niet in aanmerking worden genomen, aangezien de percelen van deze 2 zeer vroege rassen met bolvormige bloemhoofdjes vaak door mussen bezocht werden. Zo ontstaat een foutieve interpretatie tijdens de proeven, die te wijten is aan de kleine omvang van de percelen (15 m²) en die niet voorkomt bij grote percelen.

Het aanleggen van proeven gaat door

Deze verkennende proef was slechts representatief voor één situatie en moet ook op die manier worden geanalyseerd. Er zullen andere proeven nodig zijn om het potentieel te beoordelen van de zonnebloemoogst in verschillende bodem- en klimaatstreken van Wallonië. Het onderzoek zal een andere richting inslaan vanaf dit jaar en tijdens de komende seizoenen door de ontwikkeling van het Sunwall-project (Sunflower Wallonie).

Augustin, Adeline, Félix en Marie (Cultures d’avenir)

Alain Gérard (Scam)

Guillaume Jacquemin, (Cra-w)

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken