Startpagina Akkerbouw

Bemest prei in meerdere fracties

Prei is een teelt met een eerder lange groeiduur. De grootste stikstofopname gebeurt in de tweede helft van de teelt, ongeveer 8 weken na het planten. Een stikstofanalyse, 6 weken na het planten, met bijhorend bemestingsadvies laat toe om de reeds gemineraliseerde stikstof te meten. Op die manier kan nauwkeuriger worden bijbemest. Hierdoor gaan geen kostbare meststoffen verloren en is de kans op een te hoog nitraatresidu lager.

Leestijd : 7 min

Het kunnen geven van 1 of 2 bijbemestingen kan enkel als de basisbemesting bij planten hierop is afgestemd. Als prei geplant wordt als hoofdteelt, volstaat het om de bodemvoorraad in de zone 0-30 cm aan te vullen tot een totaal van 110 eenheden werkzame stikstof/ha. Komt prei als nateelt na een ‘rijke’ voorvrucht zoals aardappelen, spinazie of bloemkool, dan is het vaak zelfs niet nodig om stikstof te bemesten bij planten. Via een tussentijdse staalname na een 6-tal weken zal de benodigde dosis stikstof voor de bijbemesting nauwkeuriger kunnen bepaald worden.

Hoeveel stikstof heeft prei nodig?

De benodigde hoeveelheid stikstof wordt bepaald door de hoeveelheid stikstof die de prei opneemt en de minimale hoeveelheid stikstof die in de bewortelbare zone van de bodem aanwezig moet zijn voor een ongestoorde groei.

De hoeveelheid stikstof die prei opneemt, kunnen we berekenen op basis van de stikstofinhoud van prei. Die bedraagt ongeveer 3 kg stikstof/ton verse massa. De verhouding bruto versus vermarktbare opbrengst schatten we op 1,4.

Met bovenstaande richtwaarden kunnen we dus stellen dat 50 ton/ha vermarktbare prei een bruto opbrengst heeft van 70 ton/ha. Aan een stikstofinhoud van 3 kg/ton betekent dit dus dat 210 kg stikstof/ha opgenomen is. Hiervan wordt maximaal 50 kg stikstof/ha opgenomen in de eerste 8 weken.

Voor een ongestoorde groei van prei moet echter een minimum van 60 kg stikstof/ha aanwezig zijn in de bodem tot 60 cm diep. In de eerste weken van de teelt moet die hoeveelheid in de bovenste 30 cm wel aanwezig zijn, aangezien de beworteling van prei dan nog niet dieper komt. Deze hoeveelheid wordt ook wel de hoeveelheid latente stikstof genoemd.

Dit betekent dat, als er in week 8 wordt bijbemest, tussen planten en bijbemesten er minimaal 110 eenheden werkzame stikstof moeten beschikbaar zijn in de bodemlaag tot 30 cm diep. Veel meer hoeft dit niet te zijn.

In totaal heeft prei dus ongeveer 270 kg N/ha nodig. De nodige stikstof komt vrij uit dierlijke en organische meststoffen, uit kunstmest, en uit de mineralisatie van ingewerkte vanggewassen, oogstresten en bodem organische stof (humus).

Stikstofverlies vermijden

Preiplanten vormen een grote massa aan bijwortels. Het gros ervan (65%) is terug te vinden in de bovenste 25 cm van de grond. Een kwart bevindt zich tussen 25 en 50 cm en een minderheid van 10% zit dieper dan 50 cm in de grond. Het is dus van belang om altijd voldoende stikstof ter beschikking te hebben in de zone 0-50 cm. Stikstof die door uitspoeling dieper zit, moet als verloren beschouwd worden en zal grotendeels uitspoelen in de winter. Nogmaals, indien je gefractioneerd bemest, verklein je het risico op stikstofverlies.

Hoeveel stikstof kan de bodem leveren?

Op percelen met een goede vruchtbaarheid kan tot de helft van de stikstofbehoefte van prei afkomstig zijn uit de mineralisatie van organische stof. Prei kan hier vaak dankbaar gebruik van maken, gezien de langere teeltduur. Dit laat je toe om minder kunstmest te moeten gebruiken.

Uit het stikstofmeetnet is gebleken dat de gemiddelde N-vrijstelling uit mineralisatie van organische stof in de bodem in de periode maart tot november schommelt tussen 0,6 kg en 1 kg N/ha/dag, naargelang het koolstofgehalte van het perceel.

Voor groentepercelen merken we dat voor vergelijkbare koolstofgehaltes dit wel vaak hoger is dan voor akkerbouwpercelen, omdat de organische stof in groentepercelen minder stabiel is en dus vlugger mineraliseert. Reken maar eens uit hoeveel stikstof ‘gratis’ vrijkomt uit de bodem gedurende de 15 teeltweken van prei!

Bij de opmaak van een bemestingsadvies wordt rekening gehouden met die gemiddelde cijfers en met de specifieke perceelsituatie (het koolstofgehalte). Een uiterst precieze inschatting van de mineralisatie is echter niet mogelijk, omdat de grootte van de mineralisatie afhangt van de het bodemvocht en de bodemtemperatuur, en dus jaarsafhankelijk is. De wispelturige weersomstandigheden van de voorbije jaren maken deze inschatting er niet eenvoudiger op. Daarom duiden we nogmaals op het belang van een staalname tijdens de groei (en bij te bemesten): zo worden de weersomstandigheden van het seizoen en de opgetreden mineralisatie op jouw perceel veel beter in rekening gebracht.

Als voor het planten reeds dierlijke mest wordt toegediend, is het beter om de kunstmest pas vanaf week 8 toe te dienen op basis van een tussentijdse stikstofanalyse. Op dezelfde manier als voor de stikstofmineralisatie uit organische stof, wordt zo ook de reeds vrijgekomen stikstof uit dierlijke mest gemeten en in rekening gebracht.

Een voorbeeld van bemesten op advies

Als voorbeeld nemen we prei die rond 20 juni geplant wordt (ras: Pluston). Als basisbemesting wordt kort voor het planten een gift van 35 ton runderdrijfmest/ha toegediend. Dit komt overeen met 170 kg/ha totale stikstof. Daarvan komt ongeveer 60% vrij als werkzame stikstof (of 102 kg N/ha) die kan gebruikt worden door de prei: dit is 50% (of ongeveer 80 kg) in de eerste weken na het opbrengen van de mest, en daarna nog eens ongeveer 10%.

figuur1bovenstedeelprei bemestinganalyse1_B3W

figuur1onderstedeelprei bemestinganalyse_B3W

Een 6-tal weken na het planten wordt een bodemanalyse uitgevoerd (zie figuur). Uit de analyse blijkt dat 117 kg/ha nitraatstikstof aanwezig is in het bodemprofiel tot 60 cm. Hiervan is 93 kg aanwezig in de zone 0-30 cm en 24 kg in de zone 30-60 cm. Dit ligt in de lijn van de verwachtingen, aangezien 80 eenheden werkzame stikstof werden verwacht uit de runderdrijfmest en een 40-tal eenheden werkzame stikstof uit de mineralisatie van de bodem organische stof (6 weken aan 1 kg N/ha per dag).

Het advies geeft aan om 67 eenheden werkzame stikstof/ha te bemesten. Hierbij werd rekening gehouden met stikstof die nog vrij zal komen voor de groei van de prei: dit is nog 18 eenheden werkzame stikstof uit de runderdrijfmest, nog 20 eenheden nalevering van werkzame stikstof uit het vanggewas en nog 59 eenheden werkzame stikstof uit mineralisatie van stikstof uit de bodem organische stof. In totaal beschikt de prei dus over 281 kg N/ha (117 + 67 + 18 + 20 + 59), wat de behoefte invult.

De grootste stikstofopname bij prei treedt op in de tweede helft van de teelt, ongeveer 8 weken na het planten.
De grootste stikstofopname bij prei treedt op in de tweede helft van de teelt, ongeveer 8 weken na het planten. - Foto: B3W

Hoe bijbemesting toedienen?

De bijbemesting kan je in 1 of 2 keer invullen en beperk je het best tot 25 eenheden werkzame stikstof bij een vloeibare bemesting en tot 60 eenheden werkzame stikstof bij korrelmeststoffen.

Bij korrelmeststoffen is het belangrijk om dit op een droog gewas te doen. Op een nat gewas kunnen de meststofkorrels aan het blad blijven kleven en daar brandplekjes veroorzaken. De ideale omstandigheden zijn een droog gewas vlak voor een regenbui of tijdens een regenbui. Zo spoelen korrels die eventueel in de oksel komen te zitten uit. Meststoffen of basis van ureum zorgen voor de minste schade.

Bij een vloeibare bemesting kies je het best voor opgeloste ureum, waarbij je een 25-tal eenheden werkzame stikstof toedient met voldoende water (500-600 l/ha). Hier is het wel een voordeel om dit bij regenweer of op een nat gewas – bijvoorbeeld dauw – te doen.

Plan je in de zomer bij te bemesten, dan gebruik je beter geen kalknitraat omdat dit een te grote groeipiek kan geven, met rode strepen tot gevolg. De klassieke ammoniumnitraat kan in de zomer zeker gebruikt worden op jonge prei.

Naar het najaar toe kan kalknitraat wel, omdat de groei dan al vertraagd is. Kalknitraat gebruik je het best als er snel nood is aan extra stikstof, omdat het voor 100% uit nitraatstikstof bestaat.

Wordt de prei pas in januari - februari geoogst, dan gebruik je in het najaar het best een traag werkende stikstofmeststof. Een najaarsbemesting kan bijvoorbeeld met Sulfammo. Dit is een traag werkende meststof waarin ook zwavel zit. Deze meststof heeft het voordeel dat er geen nitraatstikstof aanwezig is. De 5% ammoniakale stikstof zal binnen de 4 weken beschikbaar zijn, de 25% in de de vorm van ureum stikstof zal binnen de 6 weken beschikbaar zijn.

Uit proeven van het Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG) uit Kruishoutem blijkt dat Sullfamo en ureum de minste verbranding gaven bij een bemesting over het gewas. Ureum kan ook opgelost worden in water en met het spuittoestel toegediend worden. Hier raadt men aan om de dosis te beperken tot 25 eenheden stikstof/ha en om met voldoende water (500 – 600 l/ha) te spuiten.

De tweede bijbemesting kan bijvoorbeeld met Entec. Aangezien het gewas in dit stadium al groter is, doe je dit beter niet breedwerpig. Deze stof heeft het voordeel dat via de nitrificatieremmer de stikstof langer aanwezig is. Dit is vooral een voordeel als de bodem niet te warm is en er een neerslagoverschot is. De afbraak van de nitrificatieremmer is temperatuursafhankelijk. Bij hogere bodemtemperaturen zal deze sneller afbreken en zal de omzetting van ammonium naar nitraat sneller gebeuren.

Gefractioneerde bemesting is aangewezen

Prei is een teelt waarbij de bemesting goed over verschillende fracties kan worden gespreid. Een beperkte startgift voor het planten, vaak met dierlijke mest, volstaat. Een 6- tot 8-tal weken na het planten kan via een stikstofanalyse tot 60 cm diep de overige bemestingsdosis bepaald worden. Dit heeft als grote voordeel dat onzekere bronnen van stikstof, zoals de stikstofmineralisatie uit organische stof, dierlijke mest, oogstresten voorvrucht… kunnen gemeten worden in het staal.

Verder is het zo dat het risico op nutriëntenverliezen door neerslag wordt verlaagd door de benodigde stikstof in meerdere keren toe te dienen. Via het gefractioneerd toedienen van de stikstofmeststoffen op basis van een advies kun je ervoor zorgen dat er steeds voldoende stikstof aanwezig is in de bewortelbare zone van de prei. Ook verlaag je het risico op nutriëntenverliezen en op een te hoog nitraatresidu.

Bram Van Nevel, B3W

 

In het najaar organiseert de Begeleidingsdienst voor een Betere Bodem- en Waterkwaliteit (B3W) nog een thematisch uitwisselingsmoment rond de bemesting in prei. Wens je hiervan op de hoogte gehouden te worden, registreer je dan op de B3W-website (www.b3w.vlaanderen.be) en maak je lid van de groep ‘Groenten’.

Lees ook in Akkerbouw

Correct rekenen met dierlijke mest

Maïs Op heel wat percelen in Vlaanderen wordt een groot deel van de bemesting ingevuld met dierlijke mest. Gebruik van dierlijke mest vraagt een beredeneerde aanpak. Hoe kies ik de juiste mestsoort? Hoeveel dien ik wanneer toe? Op welke manier? De variabele samenstelling van dierlijke mest en inschatten hoeveel of wanneer de aanwezige nutriënten vrijkomen, zijn belangrijke aandachtspunten.
Meer artikelen bekijken