“In de toekomst zal diversificatie in rassen nog belangrijker worden”
Al meer dan 30 jaar was Daniël Wittouck de ‘granenman’ en verwierf hij naam in de wereld van de granen. Hij startte zijn carrière in het graanonderzoek, en hij beëindigt die ook hiermee. Ruim 25 jaar werkte hij bij Inagro te Rumbeke-Beitem als expert granen en industriële cichorei, en was tevens coördinator van het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen. Nu geeft hij die fakkel door aan Bram Vervisch. We vroegen hen naar de trends van de laatste decennia en om een blik op de toekomst.
Daniël Wittouck is sedert 1 september jongstleden op pensioen, maar kan zijn begindagen in het werkveld nog herinneren alsof het gisteren was. Op 1 februari 1983 is hij begonnen in het Ten Bogaerde Instituut te Nieuwpoort als leraar in de afdeling landbouw. Tevens stond hij in voor de praktische uitvoering van de proefveldwerking op de schoolhoeve Ten Bogaerde te Koksijde, onder leiding van toenmalig directeur wijlen André Crabbé. Er lagen vooral granen maar ook andere akkerbouwteelten.
De kennis rond granen en andere teelten die hij daar opdeed, kon hij meenemen naar zijn functie als onderzoeker bij Inagro. “In totaal was ik 13 jaar werkzaam in het Ten Bogaerde Instituut, en nu ruim 25 jaar voor de provincie West-Vlaanderen in Inagro. Toen ik bij Inagro begon, was dit nog het Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT). Toen mijn voorhanger, Karel Maddens, op pensioen ging, kwam die functie vacant. Het was een betrekking binnen de provincie West-Vlaanderen met standplaats in het POVLT. Ik startte er op 22 januari 1996. Ik deed onderzoek in de teelten granen, industriële cichorei, vlas en maïs.” Het takenpakket nam in de loop van de jaren toe binnen elk van deze teelten. Om die reden ging het onderzoek van de vlasteelt naar collega Lies Willaert en de maïsteelt naar collega Bram Vervisch. Naast het basisonderzoek in deze teelten, nam het aandeel projectwerking toe in de loop van de jaren, waardoor het akkerbouwteam van Inagro geleidelijk aan uitbreidde met ingenieurs en techniekers.
Graanproeven
Sedert 1 oktober 2004 werden de proefvelden van Ten Bogaerde uitgebouwd tot een proefplatform van Inagro met diverse traditionele akkerbouwteelten, maar ook met innovatieve teelten. Dit gebeurt in samenwerking met de gemeente Koksijde.
De graanproeven van Inagro zijn momenteel hoofdzakelijk geconcentreerd in 3 regio’s in West-Vlaanderen, namelijk in de westkust op Ten Bogaerde in Koksijde, in de oostkust te Houtave en Zuienkerke en in zuid-West-Vlaanderen te Zwevegem (Sint-Denijs) en Heestert. In al deze regio’s worden er jaarlijks in juni proefveldbezoeken georganiseerd, en in het voor- en najaar voorlichtingsvergaderingen. “Bij mijn start in Inagro waren er meer proeflocaties (o.a. De Moeren, Gistel, Elverdinge, Ingelmunster…), maar rationalisering drong zich op. De proeven op industriële cichorei liggen aan in West-Vlaanderen te Heestert. Deze lopen in samenwerking met het PVBC (Programma Voorlichting Bieten Cichorei) en Cosucra Groupe Warcoing, afdelingen cichorei en Chicoline.
Sedert het najaar 2015 hebben we ook buiten de provincie West-Vlaanderen uitgebreide graanproeven in 2 proefplatforms van de Vlaamse overheid. Voordien stond de Vlaamse overheid er in voor de praktische uitvoering van deze proeven. Sindsdien heeft Inagro er de graanproeven onder zijn hoede genomen. Vanaf het najaar 2015 tot oogst 2019 in Geraardsbergen (Nieuwenhove) (Oost.Vl.) en in Huldenberg (Vl.-Brab.). Vanaf het najaar 2019 liggen de platforms in Vlaams-Brabant, namelijk te Sint-Martens-Lennik en te Bertem. Wegens de verre verplaatsingen wordt de locatie Bertem sinds het najaar 2020 opgevolgd door Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant.”
Meer samenwerkingen
Voor Inagro, en dus ook voor Wittouck werd het belang duidelijk om meer samenwerkingen na te streven. “Door de overheid werd voor het onderzoek en voorlichting aangedrongen op meer samenwerking tussen scholen en onderzoeksinstellingen, voor granen, maar ook voor andere akkerbouwteelten. Aldus werd op 1 juli 1998 op initiatief van het toenmalige Ministerie van Middenstand en Landbouw, voor de granen het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) opgericht, waarin alle Vlaamse Provincies participeren. Het LCG heeft zijn zetel in Beitem, waar wij ook voor de coördinatie instaan.”
Voordien was er ook al enige samenwerking onder de vlag ‘Werkgroep Akkerbouw Vlaanderen’. “Daar leverde mijn voorganger Karel Maddens al heel wat werk voor.”
De samenwerking met scholen en onderzoeksinstellingen brengt het onderzoek in de graanteelt naar een hoger niveau. Voorheen deed elke school en onderzoeksinstelling zijn eigen onderzoek en publiceerden die hun eigen proefresultaten.
Het LCG gaat voor duidelijke communicatie
Nog meer voor de toekomst van de akkerbouwer
Groter aanbod aan rassen
Diversifiëren in rassenkeuze loont
Ziektebestrijding in evolutie
Ook in de ziektebestrijding in granen constateert Wittouck een hele evolutie. In zijn beginjaren in Ten Bogaerde zag hij de triazolen opkomen, en halfweg de jaren 90 het eerste stobilurine behorend tot een nieuwe chemische groep (de QoI-fungiciden). Begin vorig decennium vervoegde opnieuw een chemische groep, namelijk de SDHI’s, het aanbod aan fungiciden. “Deze werden opgenomen in de LCG-proeven vanaf 2012. Zeer recent zijn de QiI-fungiciden, terug een nieuwe chemische groep, met de picolinamiden als chemische familie, en die werden dit jaar voor het eerst opgenomen in de LCG-proeven”, lijst hij op.
Het aantal werkzame stoffen is echter aan het afnemen. Dit heeft onder meer als gevolg dat er minder kan afgewisseld worden tussen werkzame stoffen bij de ziektebestrijding, wat resistentie in de hand kan werken volgens Wittouck. Dan denken we bijvoorbeeld aan bladvlekkenziekte in wintertarwe.
Over de jaren heen stellen we een toenemende druk vast van bladluizen in het najaar. Deze kunnen namelijk het dwergvergelingsvirus overbrengen in de wintergranen. Vanaf het najaar 2017 zagen we in het LCG-waarnemingsnetwerk in Vlaanderen, reeds bij de eerste bladluistellingen bij de opkomst van de granen al een belangrijke tot zeer hoge aantastingsgraad van bladluizen! Dat noodzaakte tot alertheid gedurende het verdere hele najaar, zelfs nu ook bij latere zaai. In de strijd tegen de najaarsbladluizen kenden we de opkomst van de neonicotinoïden, maar deze zijn verboden sinds 20 december 2018. “Doch nu beschikken we in de wintergerst sinds halfweg vorig decennium over een assortiment aan rassen dat tolerant is ten aanzien van het dwergvergelingsvirus. Ja, er zijn nog heel wat uitdagingen voor de toekomst”, besluit Wittouck. We wensen Bram daarom alle succes toe in zijn nieuwe functie!