Startpagina Tuin

Siergrassen: 50 tinten groen en blauw en bruin...

Grassen worden bijna altijd geassocieerd met weilanden of met een gazon, maar ze zijn zoveel meer dan dat. Denken we maar aan de graangewassen – een klein deeltje van de grote grassenfamilie – die wereldwijd een belangrijke voedingsbron zijn voor de mens. Ook bamboe en riet, die in grote delen van de wereld belangrijke bouwmaterialen zijn, behoren tot de grassenfamilie. Sinds halfweg de vorige eeuw begonnen grassen ook aan een opmars als tuinplant.

Leestijd : 5 min

Vooral de grassoorten die in compacte pollen groeien en die weinig uitstruiken, werden meer en meer toegepast in tuinen en in openbaar groen. Woekerende soorten worden uit het assortiment geweerd. Met hun langgerekte silhouet, hun fijne bladeren en hun sierlijke pluimen, die soms langer dan 6 maand decoratief blijven, veroverden ze langzaam maar zeker het hart van de tuinliefhebber.

Botanisch

Nog niet zo lang geleden vormden de Gramineae één grote plantenfamilie, met ongeveer 16.000 oorspronkelijke en gecultiveerde soorten die in de volksmond 'grassen' worden genoemd. Momenteel is deze grote groep ingedeeld in 3 verschillende families. De Poaceae of de echte grassen, waaruit de grote meerderheid van de siergrassen voortkomt, zijn te herkennen aan hun ronde, holle stengels die op regelmatige afstanden voorzien zijn van knopen. Op deze knopen groeien de bladeren. De Juncaceae (de russen- of biezenfamilie) en de Cyperaceae (de cypergrassenfamilie) hebben geen knopen en voelen zich algemeen gesproken beter thuis op koele en vochtige standplaatsen. In de praktijk wordt er weinig onderscheid gemaakt tussen de diverse families, maar spreekt men algemeen van grassen.

Alle grassen zijn monocotyl of eenzaadlobbig en worden gekenmerkt door hun lange, buigzame, niet samengestelde bladeren met parallel lopende nerven die groeien vanaf de basis en die dus ook blijven groeien als de top vertrappeld, opgegeten of geknakt wordt. Sommige grassen blijven in de winter groen, maar de meeste verdrogen door de winterkou, waarbij de wortelstok ondergronds overwintert om ieder voorjaar opnieuw jonge scheuten te vormen.

Grassen worden door de wind bestoven en hebben uiterst kleine, maar wel zeer veel bloemetjes in een bloeiwijze, die men naargelang de vorm een aar of een pluim noemt. Bij een aar zitten de bloemen tegen de onvertakte hoofdstengel en bij een pluim zitten de bloemen op een aparte, vaak nog verder vertakte bloemsteel.

Plaats in de tuin

In de natuur zijn de grassen de kampioenen van het aanpassingsvermogen en ook de meeste gangbare siergrassen zijn in staat om zich aan te passen aan uiteenlopende bodemtypes en aan het zuurgehalte van de bodem (in ‘normale tuingrond’ stellen ze geen bijzondere eisen aan de pH). Wat de meeste soorten wel afschrikt, zijn zware, natte gronden, maar bepaalde soorten, vaak Juncaceae en Cyperaceae, doen het op die gronden dan weer bijzonder goed. Nog andere soorten, zoals de watergrassen en de meeste rietsoorten, geven zelfs de voorkeur aan natte voeten. De meeste Poaceae voelen zich het best wanneer ze over voldoende ruimte beschikken en 4 à 5 uur zon per dag hebben. Bonte en licht gekleurde soorten doen het dan vaak weer beter op meer schaduwrijke en koele plaatsen.

Grassen geven de voorkeur aan een eerder voedselarme grond. Op voedselrijke gronden gaan ze een al te weelderig, slordig bladerstel ontwikkelen met minder rijke kleuren en dreigen de grote soorten al vlug te gaan liggen (legeren). De meeste tuingronden zijn voldoende voedzaam voor het merendeel van de grassen en bijbemesten is niet echt nodig.

Heel veel siergrassen doen het ook goed in potten of bakken. Plant ze in voldoende ruime potten, zo kunnen ze beter vorst en warme, droge periodes overleven. Plaats rechtop groeiende, hoge grassoorten in een voldoende stabiele pot of bak, zo vermijd je dat de planten steeds omwaaien. Om de 2 jaar verpotten volstaat om de planten in goede conditie te houden.

Onderhoud

Veel onderhoud vragen siergrassen niet echt. Jonge plantjes die in het voorjaar worden aangeplant, kunnen in droge periodes het best wat gietwater gebruiken tot hun wortels voldoende uitgegroeid zijn om zelf in de diepere lagen op zoek te gaan naar water. Hou jonge aanplanten zo goed mogelijk onkruidvrij door op droge, zonnige dagen regelmatig te schoffelen. Wees vooral alert voor eventuele wilde grassoorten (of andere groeikrachtige onkruiden) die zich in de aangeplante, gekweekte graspol zouden gaan nestelen. Verwijder deze zo vlug mogelijk, anders bestaat het risico dat men nadien de hele plant moet uitgraven om bij de indringer te komen. Als de grassen eenmaal volwassen zijn, worden de onkruiden overschaduwd en stellen ze minder problemen.

Snoei

De meeste grassen hebben baat bij een jaarlijkse schoonmaakbeurt. Dat kan gaan van het verwijderen van verdroogde en afgestorven stengels tot een radicale snoei om plaats te maken voor de nieuwe groei. Zo moeten niet groenblijvende grassen 1 maal per jaar gesnoeid worden en ook de grotere groenblijvende grassen hebben baat bij een jaarlijkse snoeibeurt. Het moment waarop de snoei dient te gebeuren hangt af van de soort.

De grassoorten die optimaal groeien bij temperaturen tussen 15 en 25 °C, staan op hun mooist in het voorjaar als ze bloeien. Vaak zijn dit de groenblijvende grassen die ook in de winterperiode langzaam doorgroeien. Hun groei stopt tegen het begin van de zomer en deze soorten kunnen vanaf dan tot in het vroege voorjaar gesnoeid worden. Een goede regel: vind je ze niet meer mooi, snoei ze dan.

Andere grassoorten groeien dan weer optimaal bij hogere temperaturen (26°C tot 35°C) en beginnen pas te groeien in het late voorjaar. Veel van die grassen sterven bij het begin van de winter af, maar hebben dan vaak nog lange tijd sierwaarde omwille van hun mooie wintersilhouet. Deze soorten worden het best gesnoeid in de winterperiode tot het late voorjaar, maar zeker voor de nieuwe jonge scheuten beginnen uit te lopen. Bij kleinere groenblijvende grassoorten volstaat het vaak gewoon om de droge stengels weg te halen. Radicale snoei mag ook, om ze er in het voorjaar weer netjes verzorgd te laten uitzien.

Heb je nog een plaatsje vrij in de tuin en ben je op zoek naar een onderhoudsvriendelijke plant die zich bijna overal thuis voelt en die in ieder jaargetijde mooi is op een andere manier, dan is er zeker een grassoort die aan al je wensen voldoet. Volgende keer bekijken we enkele geslachten uit de grote grassenfamilie van naderbij.

Geert Brantegem

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken