Startpagina Maïs

Jonas wint zilver in de Vlaamse PhD Cup: “Door klimaatopwarming moeten we meer opletten voor exotische schimmels”

Voor Jonas Vandicke is het verdict duidelijk: mycotoxines zijn nog lang de wereld niet uit. Sterker nog, we zullen moeten oppassen voor de exoten onder de mycotoxines, als de klimaatopwarming op dit elan voortgaat. En dat is geen goed nieuws voor de landbouw en de gezondheid van mens en dier.

Leestijd : 8 min

K limaatopwarming zie je niet alleen in de algemene zaken, maar ook in de details. Dat heeft Jonas Vandicke bewezen met zijn doctoraat rond mycotoxines in maïs. Hoewel hij nu werkt voor Colruyt Group als studiemedewerker Landbouw & Visserij, heeft hij een verleden in onderzoek aan de UGent. “Aan de Colruyt Group hou ik mijn ogen open voor kansen, voor zowel Colruyt als de landbouwer. Colruyt doet al heel wat voor de landbouw, en in mijn doctoraat wou ik ook iets betekenen voor de landbouwsector”, vertelt Jonas.

Hij studeerde in 2015 af als bio-ingenieur landbouwkunde en haalde in oktober 2020 een doctoraat, waarmee hij dit jaar zilver won in de Vlaamse PhD Cup. Landbouwleven zat bij hem aan tafel en vroeg naar zijn drijfveren en naar het nut in de landbouw.

Hoe kwam je op dit onderwerp? Vanwaar die interesse rond mycotoxines?

Om eerlijk te zijn, het was een vacature die ik voorbij zag komen en die ik interessant vond. Gewasbescherming heb ik altijd al interessant gevonden, omdat het nog gaat om iets natuurlijk, iets wild dat je als mens wil en moet kunnen beheersen om een goed rendement te behalen. Het probleem met mycotoxines bestaat al langer, maar het onderzoek loopt nog, en dat wereldwijd! We kunnen alles waarschijnlijk nooit volledig vatten, maar we kunnen het wel proberen.

Bovendien is het een onderwerp dat heel praktijkgericht is, want het was een Vlaio- landbouwproject. Het was veel werk op het veld zelf. Ik sprak met heel wat telers en zo leer je enorm veel bij over de sector.

Hoe verliep dat onderzoek in het veld?

Het onderzoek bestond uit 2 grote delen. Voor het eerste deel zijn we 3 jaar lang langsgegaan bij 100 melkveehouders die maïs hadden staan. Die melkveehouders namen voor ons de stalen. Ze namen stalen van vers geoogste maïs, maar ook van maïskuilen die gevoederd worden. We onderzochten welke mycotoxines erin voorkwamen en in welke concentraties. Daarnaast bekeken we welke factoren belangrijk zijn voor het voorkomen van die mycotoxines. Hangen de concentraties af van het weer? Kan rotatie helpen, of ploegen? Komen ze minder voor bij bepaalde maïsrassen? We onderzochten heel wat parameters.

In het tweede deel van het doctoraat onderzochten we dan weer maatregelen om de schimmels te vermijden of te reduceren. Dat bekeken we in het labo of op de proefvelden van de proefhoeve van Bottelare

Over welke maatregelen gaat het dan? Waren ze efficiënt?

De belangrijkste maatregel die we testten, was biofumigatie. We onderzochten of het vrijkomen van gassen na het onderwerken van groenbemesters werkt tegen mycotoxines. In het labo werd allerhande plantmateriaal beproefd, zoals gele mosterd, bladrammenas en bruine mosterd. Bruine mosterd gaf in de potproeven de beste resultaten, maar voorlopig hebben we dit nog niet in het veld kunnen bewijzen. Helaas gaat het vaak zo. Een maatregel kan veel potentieel hebben in het labo, bij gecontroleerde omstandigheden, maar in het veld moeten alle omstandigheden meezitten. Zo moet de bodem vochtig genoeg zijn, de temperatuur moet goed zijn, de planten moeten op de juiste moment worden ingewerkt… Het is bij biofumigatie vaak zo dat bij bloei de planten moeten worden ingewerkt, omdat er dan de meest nuttige stoffen in de plant zitten. Er zijn dus veel factoren waar je rekening mee moet houden.

Zijn mycotoxines dan een groot probleem in België?

Er bestaan heel wat mycotoxines. Er zijn zo’n 400 verschillende mycotoxines bekend, die geproduceerd worden door een honderdtal schimmels. Wij zochten naar de meest voorkomende mycotoxines, en dat waren er 23. Die mycotoxines worden geproduceerd door Fusarium- en Aspergillusschimmels. Een deel zijn goed bekend, andere minder.

Er zijn er wel bij die schadelijk zijn. Zearalenone is typisch in België en veroorzaakt onder andere vruchtbaarheidsproblemen. Deoxynivalenol (DON) is ook een mycotoxine dat heel bekend is en dat diarree kan veroorzaken bij koeien. Daarom wordt daar ook naar gezocht in kuilen. Nivalenol (NIV) is sterk verwant aan DON, maar is minder bekend, hoewel het volgens mijn onderzoek in 99% van de maïsvelden voorkomt.

We vonden in elk maïsveld wel minstens 1 mycotoxine bij de vers geoogste maïs. Gemiddeld vonden we 4 verschillende mycotoxines per veld. In één veld vonden we er zelfs 10. Bij bijna 1 op de 10 stalen waren de concentraties hoger dan de EU-richtlijn.

Bij de stalen van de maïskuilen werden ook gemiddeld 4 mycotoxines teruggevonden. En hier vonden we bij 12% van de stalen concentraties boven de EU-richtlijnen. Dan bestaat er gevaar voor de koeien. De EU heeft normen opgesteld voor 7 van de bekendste mycotoxines. Is de concentratie hoger, dan wordt het afgeraden als voeder, maar aangezien het gaat om een richtlijn, gebeurt er wel geen controle.

Merk je dat mycotoxines in bepaalde regio’s meer voorkomen?

Nee, maar we merken wel dat het bodemtype belangrijk is en niet zozeer de regio of de aanwezigheid van monoculturen maïs. Een vochthoudende bodem is belangrijk voor de ontwikkeling van schimmels. In de zandleem- en leemstreek vonden we zo veel meer DON. Ook het maïsras was van invloed. Sommige rassen hebben immers betere verdedigingsmechanismen tegen schimmels. Die komen binnen via wondjes of via de kolf als die meer openingen heeft, bijvoorbeeld als de maïs in ontwikkeling is. Dat zijn nog wel hypotheses.

Komen mycotoxines alleen in maïs voor?

Nee, je vindt ze in alle landbouwgewassen. Het type mycotoxine hangt af van het gewas. Wat je in maïs vindt, komt ook vaak voor in granen zoals tarwe. Je hebt ook specifieke mycotoxines die enkel voorkomen bij fruit, maar ook in verwerkt voedsel, zoals kaas.

Je hebt het in je studie over het voorkomen van exotische mycotoxines. Hoe kunnen we dt volgens jou doen?

Een belangrijke factor hier is het weer, en dat veranderde nogal in de periode 2016-2018. In 2016 was het nat in juni, in 2017 was het iets droger en 2018 was heel warm en droog. De schimmels die we in België normaal vinden, namen af, omdat het droger en warmer werd. Het zijn immers minder optimale groeiomstandigheden voor die schimmels.

Wat wel opviel, is dat er één groep mycotoxines, de fumonisines, meer en meer te vinden waren. In het eerste jaar vonden we die in 2% van de stalen, in het tweede jaar in 20% en in het derde jaar in 61% van de stalen. Die fumosines werden geproduceerd door schimmels die vooral in het zuiden voorkomen. We zien dit als een bewijs dat die schimmels hier dus ook kunnen gedijen.

Zijn alle mycotoxines even schadelijk?

Nee, ze hebben allen een eigen grens die overschreden moet worden om schadelijk te zijn. Fumonisines zijn bijvoorbeeld pas toxisch vanaf 20.000 microgram per kg, een concentratie die wij nooit terugvonden.

Hoewel fumonisines niet heel gevaarlijk zijn, kan het wel een voorbode zijn voor andere exotische schimmels, zoals Aspergillus. Die maken aflatoxines aan die erg kankerverwekkend zijn, zowel voor mens als dier, en al toxisch zijn vanaf 5 microgram per kg. Die komt nog vooral in Afrika voor, maar is in 2015 ook in Frankrijk gevonden. Het is ook in Servië en Polen gespot. De kans is groot dat die de komende jaren ook in België te vinden is. En dan wordt het gevaarlijk. Gelukkig wordt er – zeker in voedingsstoffen – wel op gecontroleerd, omdat we weten dat het een probleem is.

Wat nog niet duidelijk is, is of er synergieën kunnen zijn tussen mycotoxines. Zo kunnen mycotoxines mekaar tegenwerken, maar ze kunnen elkaar ook versterken. Of de effecten kunnen gewoon opgeteld worden. Daar is nog meer onderzoek voor nodig. Het is een complex verhaal, want je moet niet alleen de soort mycotoxine, maar ook de concentratie ervan mee in rekening brengen.

Hoe verspreidt zo'n schimmel zich van het Zuiden naar hier?

De schimmels produceren sporen die via wind en regen verspreid worden. Zo kan een schimmel van land naar land gaan, van bijvoorbeeld Spanje, naar Frankrijk en uiteindelijk België. Ik las zelfs over een schimmelsoort die tot 300 km verder gevonden werd van de bron. Maar dan nog moeten de omstandigheden goed zijn voor de schimmel om te kunnen gedijen. Als het hier warm en droog is, kunnen exotische schimmels zich hier ook ontwikkelen.

Ik begreep dat er al wel goed gecontroleerd wordt op de schadelijke mycotoxines.

Inderdaad, er wordt ook op andere toxines dan aflatoxines goed gecontroleerd. Het is bijvoorbeeld in 2014 al gebeurd dat ontbijtgranen teruggeroepen werden door de aanwezigheid van mycotoxines. Wat zeker is, is dat het niet in vlees of melk terechtkan. Men kan echter wel een afgeleide van aflatoxines terugvinden in melk, maar daarop wordt ook gecontroleerd. Naar voedselveiligheid moeten we ons niet echt zorgen maken. Als er echter een uitbraak is van aflatoxines, is het mogelijk dat een boer een deel van zijn oogst moet weggooien en dan is die zijn inkomen kwijt.

Hoe kan je preventief te werk gaan tegen te veel mycotoxines?

Allereerst kan een landbouwer door rassenkeuze de kans op mycotoxines verkleinen. Daarnaast zagen we dat in een kuil van goede kwaliteit (goed drogestofgehalte, niet te grote stukken, goed luchtdicht gemaakt en afgedekt met uniforme gewichten, gebruik van onderzeil…) de mycotoxineconcentraties konden dalen. Tijdens het inkuilproces werden dus een deel van de mycotoxines afgebroken of omgezet naar andere stoffen. In een kuil van mindere kwaliteit konden er net terug meer mycotoxines bij komen. Het is dus beter te voorkomen dan te genezen. Een goede raad aan de landbouwers is dus om echt veel aandacht te schenken aan goede inkuilomstandigheden.

Ook een belangrijke factor voor de concentratie op het veld is de oogstdatum. Hoe langer je wacht om te oogsten, hoe langer de schimmels tijd hebben om toxines aan te maken. Als je als boer de keuze hebt om vroeger te kunnen oogsten, is dat dus mooi meegenomen.

Als alle voorgaande factoren geen oplossing zijn, en er toch mycotoxines in de kuil zitten, kan je ook nog mycotoxinebinders gebruiken. Die moet je bijvoegen bij het sluiten van de kuil of bij het voeder tijdens het vervoederen. Er zijn 2 categorieën. De eerste categorie zijn de binders die mycotoxines binden aan kleideeltjes en dan via het spijsverteringsstelsel naar buiten gaan. Het enige nadeel is dat die binders vaak ook nuttige nutriënten binden en dan is de kuil minder nutritioneel. De tweede categorie zijn de levende producten die mycotoxines ofwel binden ofwel afbreken. Zo kunnen sommige soorten melkzuurbacteriën bepaalde toxines afbreken. Het enige probleem is dat ze heel specifiek zijn voor 1 soort toxine. De andere toxines raken ze niet aan, wat jammer is, want er zitten er vaak meer in één kuil. Als je heel veilig wil zijn, moet je dus meerdere binders toepassen en daaraan is dan ook een kostenplaatje verbonden.

Welke boodschap heb je voor de landbouwer of de overheid?

Mijn vierjarig project rond mycotoxines in maïs is nu al even afgerond, en ik hoop dat er nog een vervolgproject komt. Bij het Landbouwcentrum Voedergewassen loopt er wel nog een klein projectje om het voorspellingsmodel dat ik ontwikkeld heb tot bij de landbouwers te krijgen. Zo kunnen landbouwers zelf op basis van een aantal parameters (bodemtype, maïsras, oogstdatum, enzovoort) zelf voorspellen of er veel of weinig mycotoxines in hun maïs zullen te vinden zijn.

Onderzoek naar mycotoxines gebeurt constant en wereldwijd. Ik hoop dat het onderzoek in België dan ook niet stopt. Ik vind het belangrijk dat mensen klimaatverandering niet alleen in de grote zaken zien, zoals zeespiegelstijging, maar dat het ook in de kleine dingen zit. 99% van de bevolking ziet niet dat een kleine schimmel de boer heel wat parten kan spelen.

Marlies Vleugels

Lees ook in Maïs

Meer artikelen bekijken