Startpagina Akkerbouw

Koud en nat: kenmerkende begrippen in maïsseizoen 2021

Koud en nat zijn begrippen die de maïsteelt in 2021 perfect omschrijven. Dit geldt zowel voor het voorjaar, de zomer als het najaar.

Leestijd : 10 min

Uit de voorlopige cijfers van het NIS van de FOD Economie blijkt dat er in 2021 in België 231.339 ha maïs gezaaid werd, waarvan 48.180 ha bestemd was als korrelmaïs en 183.159 ha geoogst werd als voedermaïs.

Ten opzichte van 2020 was er voor het ganse land een stijging van 0,9% van de oppervlakte voedermaïs en een daling van 7,1% voor korrelmaïs.

In Vlaanderen bleef het areaal voor voedermaïs nagenoeg stabiel, waardoor de hele stijging op rekening van het Waals gewest geschreven kon worden.

Wat betreft korrelmaïs vond de daling van het areaal voornamelijk plaats in Vlaanderen.

01-3328-MAÏSAREAAL

Een vlotte zaai in koude omstandigheden

Na een zeer natte maand januari volgden 2 relatief droge maanden. Vooral de maand maart (44 mm te Ukkel in plaats van 59 mm normaal) leverde minder neerslag dan normaal. Ook de regenval in april was eerder matig: in de eerste tiendaagse viel er een matige hoeveelheid neerslag en daarna was het wachten tot in mei op de volgende noemenswaardige buien.

In februari en maart waren de temperaturen relatief warm. Door de gecumuleerde neerslagtekorten van 2019 en 2020 leek het er toen al even op dat de slechts deels aangevulde grondwaterstanden opnieuw voor problemen konden gaan zorgen bij een droge, warme zomer. Vanaf 2 april sloeg het weer echter volledig om. De gemiddelde dagtemperaturen duikelden naar beneden. Op een aantal dagen flirtte men met nachtvorst, zeker in het zuiden van het land en op de kille zandgronden in het noorden. April klokte af op de koudste maand april sinds 1986.

De bodem warmde dus niet snel op in april. Door een aanloop naar de zaai zonder veel neerslag kon men toch vrij vroeg starten met het bewerken van de velden. Gewoonlijk begint de zaai in de Kempen al vóór 10 april, maar in 2021 werd er door de koude omstandigheden toch wat meer geaarzeld. De eerste zaaiactiviteiten startten in 2021 eerder rond 15 april. Door het uitblijven van neerslagdagen kon de maïszaai vrijwel ongehinderd doorgaan tot in mei.

Vanaf 2 mei vielen de eerste broodnodige buien. In de eerste helft van mei regende het regelmatig, maar de neerslaghoeveelheden bleven eerder beperkt tot een 5-tal liter per m2. Lokaal viel er soms meer. De zaaiactiviteiten werden amper gehinderd door deze regenzones. Tegen begin mei was er reeds een behoorlijk aandeel van de korrelmaïs en de laatrijpe voedermaïs ingezaaid. Tegen 10 mei was het grootste deel van het maïsareaal ingezaaid.

Vanaf 16 mei werden de regenbuien frequenter en vooral intenser. De planning van de zaai van maïs na raaigras kwam zo in de problemen. Door de koude en relatief droge maand april en de eveneens koude maand mei was het wachten op het gras om een eerste snede te kunnen maaien. Veel droge en warme periodes waren er voor de landbouwers ook niet te vinden. In sommige gevallen werd de maïs na gras pas eind mei ingezaaid.

Zeer trage opkomst en groeistart door koude

Door de koude omstandigheden in april en mei gebeurde de kieming niet optimaal. Vooral bij de vroeg gezaaide percelen kwam het kiemingsproces traag op gang. De zaden bleven soms langer dan 2 weken onder de grond zitten. Sommige landbouwers hadden iets dieper gezaaid omwille van de droge omstandigheden in april en omwille van mogelijke vogelschade. De opkomst was op de meeste velden nog behoorlijk, maar op sommige plaatsen was er meer uitval van de kiemplantjes dan gewoonlijk.

Door de gure omstandigheden stonden de jonge plantjes er lang heel schraal bij. Op een aantal koude zandgronden zagen we kiemblaadjes die helemaal wegkwijnden. Gelukkig zat het groeipunt nog onder de grond en kon de maïs later zijn groei hernemen.

In deze periode hadden alle gewassen op het veld het zwaar te verduren en stonden ze achter op een normaal groeischema. Door het koude weer was er weinig voedselaanbod voor kraaiachtigen en duiven. De vroeg ingezaaide percelen waren hun eerste doelwit. Op de maïsvelden waar de maïs als eerste bovenkwam, kreeg men snel ongewenst bezoek van vogels die de plantjes uitpikten. Door het volledig wegvallen van Mesurol zijn veel landbouwers overgeschakeld op het gebruik van zaaizaad dat met Korit behandeld wordt. Deze bescherming is minder efficiënt dan met Mesurol. Bovendien is het product ook veel gevaarlijker qua toxiciteit voor de gebruiker. Ondanks de wijd verspreide behandeling met Korit stelden we in 2021 veel gevallen van vogelschade vast, soms zelfs op met Korit behandelde percelen. Een aantal landbouwers zagen zich genoodzaakt om percelen met grote vogelschade te herzaaien.

Er waren in 2021 geen problemen met bladluizen. Door het koude weer kregen ze aanvankelijk al geen kans en later op het seizoen zorgde de overvloedige regenval samen met de natuurlijke vijanden voor een verdere beheersing van de kleine besmettingshaarden. Op een beperkt aantal velden kreeg men wel te maken met schade door ritnaalden. De grootste problemen met ritnaalden kwamen voor in het zuiden van het land.

Door de natte omstandigheden tijdens het teeltjaar waren de opbrengsten gemiddeld genomen zeer hoog.
Door de natte omstandigheden tijdens het teeltjaar waren de opbrengsten gemiddeld genomen zeer hoog. - Foto: TD

Onkruidbestrijding meestal geslaagd

De opkomst en de groei kwamen zoals eerder gemeld maar moeilijk op gang door de ongunstige omstandigheden in april en de eerste helft van mei. Door de combinatie van de trage opkomst en de vochtige bodemomstandigheden bij het begin van het zaaiseizoen en vervolgens na de bijkomende regenval begin mei waren er oppor-tuniteiten voor een behandeling in vooropkomst. In sommige gevallen, waar de onkruiddruk van het perceel het toeliet, was zelfs geen correctie in naopkomst meer nodig omwille van de goede en langdurige werking van de behandeling in vooropkomst. Op percelen met een grote onkruiddruk van later kiemende onkruiden was wel een tweede passage in naopkomst nodig.

Ondanks een stijging van het aantal toepassingen in vooropkomst in 2021, bleef een behandeling in naopkomst de meest gehanteerde strategie. De adviezen zijn meestal om in vroege na-opkomst (2-3 zichtbaar blad) te behandelen, omdat men dan naar minder zware dosissen contactmiddelen moet grijpen. In de praktijk zien we eerder de gewoonte om in het 4de tot 5de zichtbaar bladstadium te gaan bespuiten. Ook bij een bespuiting in naopkomst is de hoeveelheid vocht in de bodem bepalend voor de efficiënte werking van de bodemmiddelen.

Door de overvloedige regenval in mei was er van een tekort aan vocht bij de bespuiting zeker geen sprake. Door de trage groei en de overvloedige regen was het voor de landbouwer eerder een probleem om een droog en windstil moment te vinden om de bespuitingen in naopkomst uit te voeren. Omwille van de zwak ogende maïsplantjes besloten sommige landbouwers om de bespuitingen uit te stellen in afwachting van meer groeizaam weer. Door de aanhoudende regen en koude kwam er echter nooit een beter moment en werd het op sommige natte percelen zelfs moeilijk om geen sporen te rijden bij de bespuitingen.

Al bij al kon de onkruidbestrijding op de meeste percelen succesvol uitgevoerd worden. Op een aantal velden werd het onkruid te laat bestreden en kreeg men de hardnekkige onkruiden (zoals gierstgrassen) niet voldoende onder controle. Doordat er het hele seizoen door voldoende regen bleef vallen, leidde dat zelden of nooit tot concurrentie voor water. De opbrengsten werden dus niet noemenswaardig beïnvloed.

Achterstand op het normale groeischema

Door de trage opkomst en de aarzelende groeistart had de maïs rond eind mei reeds een behoorlijke achterstand op een normaal groeiseizoen opgelopen. Na de sombere en natte maand mei, gingen de temperaturen in juni eindelijk de hoogte in. Met 121 mm neerslag in plaats van de normale 71 mm normaal voor juni bleef het wel uiterst nat voor de tijd van het jaar. De neerslag kwam in hevige neerslagzones en ging bovendien tweemaal gepaard met uiterst zwaar stormweer. Een aantal percelen gingen zelfs helemaal tegen de vlakte door de zware windstoten.

We konden het fenomeen ook waarnemen op een aantal rassenproeven. Hierbij waren een aantal rassen duidelijk meer gevoelig dan anderen. Ondanks dat de maïsplanten tegen de grond gewaaid waren, bevonden de planten zich nog in een zeer flexibel stadium. Bij controles na de bloei bleken alle rassen zich volledig gestrekt te hebben zonder visuele gebreken. In enkele gevallen vertoonde het onderste van de stengel nog een lichte kromming (wandelstokvorm).

Door de warmere temperaturen van juni kreeg de maïs zijn eerste grote groeispurt. De vertraging die eerder op het jaar opgelopen was, kon wel niet worden ingehaald. De bloeiperiode kwam gemiddeld 2 tot zelfs 3 weken later dan gewoonlijk. Daar waar we normaal al in juni vroeg gezaaide maïs in bloei waarnemen, was dit in 2021 zo goed als onbestaande. Juli was een sombere maand met relatief frisse temperaturen en minder zonneschijn dan normaal. De grootste afwijking ten opzichte van een normale maand juli viel opnieuw bij de hoeveelheid neerslag te noteren: 167 mm neerslag te Ukkel, vergeleken met een normaal gemiddelde van 77 mm. In deze fase van het seizoen waren er al een aantal velden volledig verzadigd geraakt met water. Het water bleef op het veld staan en de volgende bui kwam al voor de vorige bui goed en wel verwerkt was. Een aantal maïsvelden zijn volledig verloren gegaan door verstikking van de plantenwortels. De bloei vond in vele gevallen pas eind juli plaats, met uitlopers tot in augustus. De bevruchting was op de meeste velden toch nog goed verlopen.

Geen verbetering in augustus

Augustus bracht geen verbetering in de situatie met koude temperaturen (gemiddeld 2,3°C lager dan normaal), 25% minder zonne-uren dan normaal en opnieuw veel neerslag (123 mm vergeleken met 86 mm voor een normale augustus). In deze omstandigheden bleef de vegetatieve fase van de groei lang aanhouden. In de loop van augustus werden in Vlaanderen reeds monsters genomen om drogestofbepalingen te doen en de start van de afrijping op te volgen. Het duurde tot midden september voor de drogestofpercentages duidelijk begonnen te stijgen. In het zuiden van het land werd de opvolging later opgestart, want op de zwaardere grondsoorten was de achterstand in de evolutie nog groter.

September was een warme, droge en heel zonnige maand. Deze omstandigheden hebben geholpen om de afrijping op gang te brengen. Midden september kon men stijgingen op weekbasis van gemiddeld 3% noteren met uitschieters tot 5 tot 6%. Rond 20 september bereikten de eerste velden het optimaal stadium om in te kuilen. Daarna bleef de afrijping aan een normaal tempo verlopen.

Eind september – begin oktober was in Vlaanderen een groot aandeel van het maïsareaal in een hakselrijp stadium gekomen. De loonwerkers waren toen volop actief. In Wallonië waren de drogestofpercentages gemiddeld een 10-15 dagen achter op de situatie in Vlaanderen en daar begon de piek van de maïsoogst pas in oktober. Gemiddeld genomen werd aan lagere droge- stofpercentages ingekuild, vergeleken met voorgaande jaren. Dit was een positieve evolutie, gezien er – zeker in Vlaanderen – in het verleden soms maïs ingekuild werd in een overrijp stadium. Oktober was opnieuw een zeer natte maand, met een aantal hevige regenzones in de eerste week van de maand. De omstandigheden waren dus zeker niet altijd optimaal: soms werden er zeer diepe sporen gereden bij het hakselen.

Korrelmaïs kende doorgaans een heel goed teeltrendement in 2021.
Korrelmaïs kende doorgaans een heel goed teeltrendement in 2021. - Foto: TD

Recordopbrengsten met matige voederwaarden

Door de natte omstandigheden tijdens het teeltjaar waren de opbrengsten gemiddeld genomen aan de zeer hoge kant, met ook op de lichtere (droogtegevoelige) gronden opbrengsten die men nog nooit eerder kon behalen. Op een aantal percelen werd de neerslag eerder een nadeel: door de aanhoudende waterstress was de ontwikkeling van de plant en van de kolf sterk geremd en vielen de opbrengsten erg tegen. Na een aantal jaren met minder goede opbrengsten waren de meeste landbouwers dit jaar uiteindelijk wel tevreden met het eindresultaat in de kuil.

Bij de oogst kreeg men soms te maken met oogstverliezen door sterk gelegerde planten of planten met stengelbreuk. Door de overvloedige regen, het late seizoen en een aantal periodes met veel wind kregen een aantal percelen met meer gevoelige rassen het soms zwaar te verduren. Als de planten allemaal tegen de vlakte liggen, werd het soms moeilijk om alle planten te oogsten. Er waren in de praktijk ook wat problemen met stengelrot en met builenbrand op de stengels. Ook in de rassenproeven zagen we verschillen tussen de variëteiten, maar doorgaans bleven de problemen in de proeven beperkt.

De voederwaarde was in 2021 gemiddeld lager dan in 2020, met gemiddeld een iets lagere verteerbaarheid en ook een iets lagere energiedichtheid: 924 VEM/kg voor de zeer vroege tot vroege rassen en 910 VEM/kg voor de halfvroege tot late rassen (vergeleken met respectievelijk 939 en 925 VEM in 2020). Deze lichte terugval valt te verklaren door de massaal ontwikkelde planten. Ondanks een correcte kolfvulling resulteerde dit soms in een iets lager kolfaandeel en dus een lagere VEM-waarde. De iets lagere energiedichtheid werd ruimschoots gecompenseerd door de gemiddeld veel hogere opbrengst. Het zetmeelgehalte was dan weer lichtjes hoger dan in 2020 (35,3% voor de vroege en 34,2% voor de late rassen, in vergelijking met 34,3 en 32,1% in 2020).

Ook een late oogst voor korrelmaïs

De omstandigheden voor korrelmaïs waren uiteraard even uitdagend als voor hakselmaïs. Korrelmaïs wordt doorgaans het vroegst gezaaid en dus hadden deze percelen bij de start ook de meeste hinder van de gure omstandigheden. De achterstand in afrijping bij hakselmaïs kon men doortrekken naar korrelmaïs. De planten konden niet zoals in september 2020 genieten van een aanloopperiode met zeer gunstig weer om een snelle duik in de vochtgehaltes te kunnen realiseren. De afrijping diende te gebeuren op een later tijdstip op het jaar en daardoor is het ook logisch dat de vochtgehaltes dit jaar niet sterk konden zakken.

Voor een oogst als CCM stelden er zich gelukkig weinig problemen, buiten het feit dat men later dan gewoonlijk diende te oogsten. Voor de oogst als te drogen graan was de situatie minder gunstig, omdat men ideaal toch mikt op een vochtgehalte onder de 30% om de droogkosten te beperken. In de omstandigheden van 2021 was dit een onrealistisch streefdoel, en hoewel er percelen onder de 30% zijn geoogst, moest men op zwaardere gronden eerder tevreden zijn met een vochtgehalte van 30-32%. Langer wachten heeft op een bepaald ogenblik geen zin meer, omdat de risico’s op oogstverliezen door stengelbreuk, stengelrot, legering, enzovoort steeds groter worden. Door de uitzonderlijke omstandigheden van dit jaar waren er velden met uitzonderlijk grote planten met hoog ingeplante kolven. Dit is uiteraard niet het meest gewenste profiel voor een korrelmaïsplant. Bij wind en een toenemende ontwikkeling van stengelrot worden de planten extra gevoelig voor stormschade.

Naast de hogere vochtgehaltes waren de droogkosten omwille van stijgende brandstofprijzen een tweede minpunt voor de korrelmaïsteler. Gelukkig waren de rendementen op de meeste velden meer dan uitstekend en ook de sterk gestegen graanprijzen waren een opsteker. De financiële opbrengsten per ha voor korrelmaïs waren bij de beste resultaten van de afgelopen 10 jaar.

Jurgen Depoorter, Michaël Mary, Guy Foucart, CIPF vzw

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken