Startpagina Actueel

Gemiddelde meerwaarde bedraagt 77.000 euro op bedrijven met hoeveverwerking

Zonder rekening te houden met bijkomende kosten als gevolg van de keuze voor de korte keten werd gemiddeld een meerwaarde van 77.000 euro gerealiseerd op bedrijven met zuivelverwerking thuis. Dat blijkt uit een uitgebreide studie van Steunpunt Korte Keten en SBB, met financiële steun van de FOD Economie. De studie geeft een richting aan voor anderen.

Leestijd : 3 min

Objectieve cijfers over de korte keten zijn in Vlaanderen heel moeilijk te vinden. Maar een zicht krijgen op het hoe en wat is belangrijk om ook beleidskeuzes te maken om de verdere korte keten in Vlaanderen te ondersteunen. De FOD Economie steunde financieel een studie, die werd uitgevoerd door Steunpunt Korte Keten en SBB.

31 zuivelbedrijven

Steunpunt Korte Keten analyseerde 11 hoevezuivelaars in detail vertrekkende vanuit de SBB-resultaatrekening 2020. SBB focuste zich voornamelijk op de investeringen. Zo benaderde zij haar klanten die tussen 2015-2020 VLIF-investeringsteun door korte keten zuivelverwerking aanvroegen. 20 hoevezuivelaars stemden in om hun bedrijven op te nemen in de analyse.

“We streefden naar een homogene pool van bedrijven”, zegt Koen Vanhentenrijk van het Steunpunt Korte Keten. Dat bleek niet zo eenvoudig. Op de bedrijven varieerde het aantal liters verwerkte melk tussen 1.420 en 200.000 l. De omzet zat tussen 28.000 euro en 549.000 euro. De omzetmediaan geeft 102.681 euro aan. De omzetcijfers van verwerking op het bedrijf schommelden tussen 3 tot 88 %. Gemiddeld kwam op deze bedrijven 36 % van de omzet uit de zuivelverwerking.

Arbeidsinkomen per uur

Ook voor de totale kosten (exclusief loonkosten) waren er heel grote verschillen: tussen 21.000 en 443.000 euro. “Door de omzetten te gaan verminderen met totale kosten werd een arbeidsinkomen bekomen. Dat varieerde voor de zuivelverwerking tussen 1.300 en 106.000 euro op jaarbasis. Het arbeidsinkomen per gewerkt uur lag tussen 0,85 en 11,58 euro. 60 % van de bedrijven houdt meer dan 5 euro per uur aan arbeidsinkomen over.”

Er werd meestal voor verschillende categorieën investeringssteun aangevraagd. “Meer dan 2/3 van de onderzochte groep vraagt een investering aan in 3 of meer van de subcategorieën (gebouwen en inrichting, verwerkingsmateriaal algemeen, verwerkingsmateriaal per productgroep, verkoopmateriaal, marketing)”, stelt Gert Van Thillo van SBB.

Liefst 85 % vroeg investeringssteun aan voor een investering voor de verwerking van een bepaalde productgroep, bijvoorbeeld een ijsturbine... Slechts 10 % van de ondernemers vroeg steun aan voor een marketinggerichte investering (website, webshop...).

Investeringen

In deze analyse werd ook gekeken naar de investeringen die op de zuivelverwerkende bedrijven werden uitgevoerd. Ook hier is er een grote spreiding in de hoogte van de investeringen. “Vier bedrijven investeerden minder dan 20.000 euro, terwijl 5 bedrijven meer dan 120.000 euro investeerden. Het mag niet verwonderen dat de 3 bedrijven met de hoogste investeringkost alle 3 bedrijven zijn die starten met hoevezuivel”, aldus Gert Van Thillo. De helft van de bedrijven investeert meer dan 75.000 euro.

Dan nog de gecreëerde meerwaarde: dat is de omzet zuivelverwerking min de verwerkte liters melk vermenigdvuldigd met de eigen gemiddelde melkprijs, aangezien de melk ter plaatse wordt verwerkt en niet meer naar een melkerij gaat. De meerwaarde varieert tussen 23.000 tot 526.000 euro. Gemiddeld genomen werd op deze bedrijven een meerwaarde van 77.000 euro gecreëerd, zonder rekening te houden met de extra kosten als gevolg van de keuze.

Lieven Vancoillie

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken