Startpagina Akkerbouw

Diepwoelen bij niet-kerende grondbewerkingen

Luc Engelborghs, landbouwer uit Tongeren, is al jaren overtuigd van de voordelen van niet-kerende grondbewerking. Hij hecht er wel belang aan om dit goed te doen.

Leestijd : 6 min

Tijdens een thematisch uitwisselingsmoment (TUM) voor de regio Haspengouw, georganiseerd door B3W, de begeleidingsdienst voor een betere bodem en waterkwaliteit, liet Luc toe om op één van zijn percelen enkele diepwoelers te vergelijken met de manier waarop hij zijn grond niet-kerend bewerkt.

Ter voorbereiding van het thematisch uitwisselingsmoment werd er op 3 september 2021 gereden met 5 verschillende machines voor niet-kerende, diepe grondbewerking. Zo kwamen de volgende machines aan bod: Maschio Artiglio, Kuhn DC 301, Agrignia-decompacteur, Michel-tand van Grégoire Besson, Rabe-eentands woeler en geen diepe grondbewerking. Het hele proefvlak werd vooraf bewerkt met een schijfeg.

De zoektocht van Luc

Wat Luc nu doet, is met een schijfeg de stoppel verkleinen en daarna bewerken met de Agrignia-decompacteur op een diepte van 30-35cm. Gekoppeld daaraan gebeurt ook het inzaaien van de groenbedekker, een mengeling van Japanse haver met facelia. Luc doorging echter een hele zoektocht voordat hij tot deze combinatie kwam.

Voordat hij de Agrignia kocht, had Luc een Lemken-diepwoeler, type Dolomit. Zelfs met aanpassingen aan de vleugels was deze diepwoeler slecht op diepte te houden en hadden de gevleugelde tanden niet het gewenste effect in de bodem. Bovendien had Luc vaak last van opstoppingen van gewasresten omdat de tanden op één rij stonden, en vond hij dat de 4 tanden op de balk van de Lemken onvoldoende waren voor een goede bewerking van de bodem.

Hij ging dus op zoek naar een nieuwe machine: een die de harde lagen in de bodem zou breken zonder versmering te veroorzaken. Met andere woorden: de machine moet de bodem bewerken, maar ook de grond niet te agressief losmaken. Het doel is om een aanzet te geven voor een natuurlijk herstel van het bodemleven. Als de bodem te agressief bewerkt wordt, zoals bij het ploegen, wordt het bodemleven verstoord.

De machine die aan Luc zijn eisen voldeed, was een Agrignia. Wat aan deze machine verbeterd was, waren de beitels. De rechte beitels van de Agrignia losten het probleem van versmering op, en zorgden ervoor dat hij beter diepte kon behouden. Dankzij de smallere beitels kwam er meer ruimte op de balk en was er plaats voor 6 beitels in plaats van 4 op dezelfde werkbreedte van 3 m. Door de geschrankte positie van de beitels konden de gewasresten zich beter door de diepgronder bewegen en waren opstoppingen verleden tijd.

Bovendien is de Agrignia een compacte machine die hij makkelijk voor de zaaicombinatie rotorkopeg met zaaimachine kan monteren. Zo is er maar één persoon nodig op het veld en wordt de losgewerkte grond niet opnieuw aangeduwd door het gewicht van de tractor en machine tijdens het zaaien.

Naast de machine van Luc waren er nog 4 andere machines aanwezig tijdens het thematisch uitwisselingsmoment die naast elkaar gedemonstreerd werden: de Maschio Artiglio, een Kuhn DC 301, een Michel-tand van het merk Grégoire Besson en een Rabe-eentandswoeler.

Wat leren de profielkuilen?

Het perceel was gelegen te Tongeren en heeft als bodemtype leem. In 2019 werden op het demoveld in vrij natte omstandigheden wortelen gerooid. De hierbij aangerichte schade was moeilijker op te lossen, omdat Luc niet-kerend werkt. Bij structuurproblemen zoals deze biedt ook ploegen niet altijd verbetering. De schade uit 2019 was dus nog steeds zichtbaar in de diepere lagen, wat zich vertaalde in een scherpe afbrokkeling van de grond ten gevolge van weinig lucht tussen de bodemdeeltjes.

Op het demoveld hebben de machines telkens 6 m breed gewerkt, en over de gehele breedte van het demoveld werd een sleuf gegraven van ±60 cm diep om de inwerking van de verschillende diepwoelers op het bodemprofiel te kunnen beoordelen. Het aanleggen van de demo gebeurde in iets vochtigere bodem, vermits de zomer van 2021 vrij nat was.

Bij de zone waar er geen diepe grondbewerking werd uitgevoerd, werd snel duidelijk dat de groenbedekker minder goed stond. De structuur van de bodem was erg scherp, wat aantoonde dat er compactie van de bodem was. De beworteling van de groenbedekkers werd duidelijk afgestopt door een verdichte laag.

In de profielkuil van de Japanse haver met facelia, in een zone zonder diepe grondbewerking, was het duidelijk dat de Japanse haver zeer oppervlakkig wortelde, tot op de diepte waar de rotorkopeg bij inzaai heeft gewerkt. Ook in de profielkuil van een andere groenbedekker, gele mosterd, bleek de beworteling erg oppervlakkig: slechts een klein aantal wortels ging dieper dan 25 cm. Er werden ook weinig zijwortels waargenomen bij de gele mosterd. Wanneer we gingen kijken naar de groenbedekkers in een zone waar wel een diepe grondbewerking was uitgevoerd, werd snel duidelijk dat de combinatie Japanse haver met facelia het grootste wortelaandeel verwezenlijkt. Het was ook zichtbaar dat de fijne haarwortels van de facelia zich door de iets compactere laag een weg naar diepere grondlagen zochten. Omdat de gele mosterd de blad-rammenas overwoekerde, was er jammer genoeg weinig effect van de diepe penwortels van de bladrammenas in de bodem te zien.

Noodoplossing

Enkel met de eentandswoeler werd tot 50 cm diepte gewerkt, zo’n 15 cm onder de compactere laag die nog steeds zichtbaar was door het rooien van de wortelen onder natte omstandigheden. In de sleuf was goed zichtbaar waar de tand diep had gewerkt: de grond was er veel luchtiger. Toch is dit volgens expert Lieven Delanote van Inagro slechts een noodoplossing. Bewerking met dit type woeler is niet de oplossing voor dit perceel. Door de grond steeds dieper te bewerken kan ook de verdichting steeds dieper wegzakken, tot je er uiteindelijk niet meer aankan om ze los te maken.

Je kan de natuur een handje helpen, maar het zijn de regenwormen en plantenwortels zelf die het grootste herstelwerk uitvoeren. Door het bodemleven te stimuleren gaan regenwormen actiever gangen maken, wat ervoor zorgt dat plantenwortels hun weg zoeken naar diepere lagen. In de zone die de Agrignia had bewerkt, was de grond beter van structuur. Luc bewerkte tot 32 cm waar de verdichting zich op 35 cm bevond. Er mocht dus nog een tweetal cm dieper bewerkt worden om de compacte laag te helpen, zodat het bodemleven hier verder zijn werk kan doen. Bovendien was er nergens teken van versmering en was de hele bouwvoor over de werkbreedte losgemaakt.

Maximaal herstel

Het beeld van de zone bewerkt door de Michel-tand was zeer vergelijkbaar, al was deze strook net iets dieper bewerkt. Dit was het beeld dat we voor ogen hadden om maximaal herstel te bereiken. Naar inwerking toe is de Michel-tand dus perfect te vergelijken met de Agrignia.

In de sleuf van de Kuhn werd al snel duidelijk dat de brede ganzenvoeten niet geschikt zijn om diepe grondbewerkingen uit te voeren. In de zijkant van de sleuf was duidelijk terug te vinden waar de beitels gewerkt hadden. Met hun te grote contactoppervlak versmeren ze de grond, wat een soort ploegzool onder de vleugels creëert.

Ten slotte was er bij de strook van de Maschio een zeer mooie en luchtige bouwvoor zichtbaar: de bewerkingsdiepte was goed. Wel was er sprake van lichte versmering waar de zijwoelers door de grond waren gegaan, al kan je dit vermijden door de zijwoelers van de tanden af te nemen.

Conclusie

In de leembodem vielen de Agrignia en de Michel-tand het meest in de smaak. Met hun smalle beitel maken ze geen versmering in de bodem en dankzij hun compacte bouw is de aanbouw van een zaaimachine mogelijk. Ook de Maschio is een zeer efficiënte machine, maar daar kan je de zijwoelers het best afnemen om versmering tegen te gaan. Inzaaien achteraf bij de Mashio moet bovendien gebeuren met een licht type trekker met woelers achter de banden. Zo druk je de losgemaakte grond zo min mogelijk weer aan.

De Rabe eentandswoeler is dan weer eerder geschikt om kleinere zones met lokale problemen, zoals spuitsporen, op te lossen. Bij de Kuhn ten slotte is duidelijk vast te stellen dat ganzenvoetbeitels uit den boze zijn voor diepe grondbewerkingen in een leembodem. Dit type tand dient enkel voor oppervlakkige bewerkingen.

Meer weten?

Tijdens dit thematische uitwisselingsmoment kwam ook de keuze van de juiste groenbedekker aan bod. Ook daar kan je online alles over lezen op het B3W-platform.

Zit je na dit artikel nog met vragen? Aarzel niet en neem contact op via Jolien.bode@b3w.vlaanderen.be of Lieven.delanote@inagro.be

Jolien Bode – B3W

Lees ook in Akkerbouw

Bruine roest breidt uit in wintertarwe

Granen Waarnemingen in graanpercelen tonen een zekere uitbreiding van bruine roest, zo meldt het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG). Septoria blijft uiteraard aanwezig en zal door het buiige weer verder moeten opgevolgd worden. Ook de gevoelige variëteiten voor gele roest moeten in het oog worden gehouden.
Meer artikelen bekijken