Startpagina Actueel

Joris Coenen (BMO): ‘Tendensen opvolgen is belangrijker dan de marktprijs zelf’

Als individuele veehouder heb je geen impact op de marktevoluties. Dat wil niet zeggen dat je de markt zomaar moet ondergaan. “Volg zeker de markttendensen op”, adviseert Joris Coenen, manager van Belgian Meat Office (BMO). “Neem ook het heft in eigen handen en maak duidelijke afspraken met je afnemers.”

Leestijd : 9 min

Markten opvolgen is niet evident, voorspellingen maken nog minder. Internationale gebeurtenissen hebben immers dikwijls een grote impact op de marktsituatie. Daardoor zijn onder meer de marktprijzen van zowel varkens als runderen de voorbije jaren door diepe dalen gegaan. Joris Coenen maakte ons (een beetje) wegwijs in de prijsvorming.

LBL: “Bestaat er zoiets als ‘een’ marktprijs?”

JC: “Jawel, de marktprijs is eigenlijk een gemiddelde van alle mogelijke noteringen. De overheid wil dat er een prijsnotering wordt gedaan. Dat is in Europa zo, maar we zien dat weliswaar ook in de rest van de wereld. Het is dus een instrument om de markt te monitoren.”

Waarom bestaan er dan – zelfs in één land – zoveel noteringen binnen een bepaalde sector?

Er bestaan inderdaad heel wat variaties in noteringen. Dat komt omdat er nogal wat onderlinge verschillen zijn in de grondslag die wordt gehanteerd. Zo spreekt men over ‘de varkensprijs’, maar waarover gaat dit dan? Is het een prijs van levende of geslachte varkens? Gaat het over koud of warm gewicht? Is het met of zonder toeslagen? Is de btw inbegrepen?

Deze verscheidenheid maakt dat deze noteringen niet allemaal één op één met elkaar te vergelijken zijn. Eigenlijk zou je al die cijfers moeten kalibreren. En dat wordt ook wel gedaan. Er zijn bijvoorbeeld formules om van levend naar geslacht gewicht om te rekenen (door een factor 81,5% te gebruiken). Er zijn ook methoden om een varken met 61% mager vlees naar een standaard varken met 57% mager vlees om te rekenen. Deze mechanismen bestaan om een standaardvergelijking te kunnen maken, maar hoe dan ook blijft dit een theoretische oefening. Je kan nooit met zekerheid de absolute waarden met elkaar vergelijken. Er blijft steeds een voetnoot nodig die wijst op de verschillen.

Vooral trends vergelijken

Hoe kun je dan wel de (varkens-) markten opvolgen?

Belangrijker dan de eigenlijke marktprijzen zijn de trends. De evolutie van de trends kun je wel vergelijken. Als je een prijsgrafiek ziet, dan moet je eerder kijken naar de bewegingen dan naar de absolute waarden. De beweging die de prijzen maken over een bepaalde tijdsduur, is veel relevanter. Als we bij de vergelijking van een vaste notering tussen 2 slachthuizen, in binnen- of buitenland, plots een verschil zien in de evolutie moet je alert zijn. Wat is er aan de hand? Technische argumenten kunnen aan de oorzaak liggen, maar dus ook marktbewegingen.

De verandering in een markt – dikwijls ook aangeduid met een plus of min, of zichtbaar in een bijhorende grafiek – is dus belangrijk om op te merken.

De varkensprijs (hier Belgian Pork Group, geslacht, 24 maanden) evolueerde de voorbije weken van een lage prijs naar een piek na de start van de oorlog in Oekraïne.
De varkensprijs (hier Belgian Pork Group, geslacht, 24 maanden) evolueerde de voorbije weken van een lage prijs naar een piek na de start van de oorlog in Oekraïne. - Beeld: Markten www.landbouwleven.be

Prijzen worden ook officieel gepubliceerd door de Vlaamse overheid. Alle Vlaamse slachthuizen moeten immers de werkelijk uitbetaalde prijzen publiek maken. Deze publicatie ontstond door de nood aan markttransparantie voor de producenten. Ook de Europese instanties houden soortgelijke databanken met noteringen van de verschillende EU-lidstaten bij. De verschillen tussen die EU-noteringen – wat zit wel of niet in de genoteerde prijs – zijn evenwel nog groter. Het vergt dus kennis van zaken om te kunnen vergelijken. Er gebeuren trouwens overal ter wereld prijsnoteringen. Je kunt in China zelfs per provincie de prijzen volgen – wat BMO trouwens ook doet. De prijsvergelijkingen op wereldvlak zijn nóg moeilijker dan binnen de EU, maar het is wel mogelijk om de markten te volgen.

Is het nuttig om die internationale noteringen op te volgen?

Het is erg belangrijk om markten op te volgen. De prijs is daar echter slechts een onderdeel van. De marktprijs is de enige harde parameter die er bestaat. Veel analyses die we over marktbewegingen maken om vraag en aanbod in kaart te brengen, baseren zich op oudere en ‘zachtere’ informatie. De prijs zelf is de harde info die je objectief kunt vaststellen. In Noord-Amerika zijn de statistieken van de veestapel bijvoorbeeld snel beschikbaar en ook heel betrouwbaar, waardoor je de evoluties in die regio goed kunt opvolgen. Wanneer we kijken naar de cijfers van onder meer China, dan blijken deze verre van betrouwbaar. De Chinese statistieken zijn een zeer creatief gegeven. Die diensten rapporteren wat de Chinese overheid wil dat ze rapporteren... Wil de overheid dat er x miljoen zeugen in de officiële statistieken staan, dan zal dat ook gebeuren. Het werkelijke aantal zullen wij hier niet kennen, maar we kunnen wél enkele harde gegevens opvolgen, waaronder de prijs. De Chinese marktprijs is voor mij dus een veel relevanter criterium dan de aanbodbalans. De prijs is namelijk wat vandaag betaald wordt voor die kilo varkensvlees en deze is gebaseerd op hoe de marktdeelnemers de verhouding van vraag en aanbod inschatten.

Vraag en aanbod

De markprijs wordt dus voortdurend bepaald door het spel tussen vraag en aanbod...

Dat is zo. De prijselasticiteit – een economische term – van de vraag naar varkensvlees is zeer gering. Deze vraag naar varkensvlees is zelfs inelastisch. Dit betekent dat wanneer er 1 kg teveel is op de markt, de prijs keldert, bij 1 kg tekort zal de prijs sterk stijgen. Voor rundvlees geldt dit in principe ook, en bij uitbreiding ook voor de meeste landbouw- en voedingsproducten. Je eet immers op een dag wat je eet. Wanneer voeding duurder wordt, dan eet je misschien wel wat minder, maar je eet nog wel. Andersom zal je, wanneer voeding goedkoper wordt, niet zoveel extra verorberen. Voor luxeproducten ligt dit anders. Als de aankoopprijs van een auto plots verdubbelt, dan koop ik die wagen niet; ik zoek een alternatief of ik stel de aankoop uit. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor een vakantie. Je kunt kiezen om niet te consumeren. Voor voeding bestaat die keuze niet, je moet eten. De prijselasticiteit is dus veel geringer. Voor de vleessectoren is er nog een tweede moeilijkheid. De doorloopcyclus is immers relatief lang. Eer een kotelet op je bord ligt, gaat daar meer dan een jaar productie(planning) aan vooraf, zeker indien je ook de zeugen-opfok meetelt. Daarom is het voor de zeugenfokkerij, maar evengoed voor de rest van de keten (grondstoffenhandelaren, slachthuizen...) belangrijk om de markt goed te volgen. Dat is immers de enige manier waarop men een beetje kan anticiperen op de toekomst.

Moet de veehouder dit ook doen? Heeft hij vat op de prijs?

Landbouwers moeten inderdaad het best ook de markten opvolgen. Als individuele producent heeft hij echter maar weinig vat op de marktprijs en op het aanbod. De prijs en het volume zijn immers vaste gegevens. Dit is opnieuw anders voor landbouwsectoren dan voor andere sectoren. De boer heeft immers dus geen vat op de globale bevoorradingsbalans. Een individuele boer is te klein om daar impact op te hebben. Een teveel aan varkens(vlees) is voor hem een gegeven. Daar kan hij niets aan doen. Hij zal sowieso zijn slachtrijpe dieren moeten verkopen. Hij zit in een situatie waarin hij zowel in prijs als in volume een marktnemer is. Wat hij wel kan doen, is maximaal inspelen op de parameters die hij wél in handen heeft.

Goede afspraken beperken het risico

Wat zijn de mogelijkheden?

Een veehouder kan bijvoorbeeld zijn risico afdekken door voor een deel van zijn productie termijncontracten af te sluiten. Hij kan daarbij het risico spreiden in de tijd door verschillende termijnen te negotiëren: een deel van de productie afdekken op een langere periode, een ander deel op een kortere periode of deels op de spotmarkt inzetten. Daarnaast kan hij ook zijn activiteiten spreiden door naast het afmesten ook eigen voeders te mengen, zeugen te houden, de vermarkting zelf in handen te nemen... Een goede boer houdt deze parameters in het oog en speelt daar – in de mate van het mogelijke – op in. Ik pleit ervoor dat een veehouder zulke zaken zelf in handen neemt. Hij moet onderhandelen met zijn afnemers en goede afspraken maken, zowel over de prijs als over het volume en de kwaliteit. Hier kun je nog aan verdienen. Duidelijkheid hierover is immers een win-winsituatie voor beide partijen. Daarnaast moet die boer ook oog hebben voor zijn kostenstructuur. Dit betekent niet alleen je kosten voorspellen, maar ze ook onder controle houden! Sommige veehouders zijn echte specialisten in deze aanpak. Dat zijn dan ook diegenen die zelfs in slechte omstandigheden het verlies beperken.

Wat met de varkenscyclus?

Nog een economische term... de varkenscyclus. Bestaat deze nog?

De varkenscyclus stelt dat bij een stijgende prijs de productie sterk toeneemt. Het zorgt na verloop van tijd voor een overaanbod, met een scherpe prijsdaling tot gevolg. Die onderliggende mechanismen van de varkenscyclus bestaan nog steeds, maar de ‘vaste’ golfbeweging is weg. Deze vanouds trage beweging wordt namelijk overroepen door allerhande externe factoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Afrikaanse varkenspest (AVP), de oorlog in Oekraïne... Het ritme en de amplitude van de cyclus zijn veel minder voorspelbaar geworden. Als boer is het dus belangrijk om daar wat door te kijken. Eigenlijk moet je anticyclisch reageren door in te schatten hoeveel van de cyclus ‘ruis’ is en hoeveel werkelijkheid. Vorig jaar zagen we dat in China. De prijzen waren er ontzettend hoog, waardoor letterlijk iedereen er met varkens startte. Tegen dat deze dieren slachtrijp waren, was de markt alweer ontploft, met drastisch gedaalde prijzen tot gevolg. Ik verwacht komende zomer terug een stijgende vraag en bijhorende prijzen in China. Dit zal volgens heel wat analisten gevolgen hebben voor de mondiale markt.

Impact van de oorlog in Oekraïne

De oorlog gooide de marktsituatie om...

Niet echt, hij versterkt en versnelt veeleer de tendens. De marktprijzen in onze varkenssector bevonden zich einde februari op een absoluut dieptepunt. Geen enkele boer kon hier nog rendabel produceren, zeker gelet op de gestegen grondstoffenprijzen. Een daling van het aanbod moest volgen. Nu – 7 weken na de start van de oorlog in Oekraïne – staat de Duitse referentieprijs AMI op 1,95 euro/kg, een stijging met ruim 50%. We zitten dus plots in een heel ander verhaal. Let wel, de grondstoffenprijzen blijven ontzettend hoog, waardoor de zware verliezen van vorig jaar natuurlijk niet gecompenseerd raken. Hopelijk helpt het China-effect, waarvan eerder sprake, om de vraag en de prijs nog aan te trekken. De oorlog versterkt ook nog de inflatie. Op termijn zal een recessie een ongunstige impact hebben op de economische welvaart en dus vermoedelijk ook op het vleesverbruik, wat dan weer een negatieve invloed zal hebben op de marktprijzen.

Varkensmarkt verschilt van rundveemarkt

Wat zijn de grote verschillen tussen de varkensmarkt en de rundveemarkt?

Dé belangrijkste exportmarkt voor ons varkensvlees is de EU. De evoluties in de EU volgen we dus zéker van nabij. De varkensmarkt is echter een mondiaal gegeven. Wat er in de wereld gebeurt, heeft dus vaak ook een weerslag op onze markt(prijzen). Zo mogen we niet vergeten dat er al sinds 2014 een embargo geldt vanuit Rusland. Dat was een typische markt voor onze varkensvetten en voor heel wat andere bijproducten. Zelfs voor Rusland Oekraïne binnenviel, waren we die markt dus al kwijt. De voorbije jaren hebben de Russen immers een eigen performante varkensindustrie opgezet. Heel wat vijfdekwartierdelen vonden vervolgens hun weg naar Azië, maar toen dook AVP op. AVP was bij ons en in de EU vooral een handelsbelemmerende factor. Onze varkens waren immers niet besmet, AVP werd aangetroffen bij everzwijnen. In landen zoals China, de Filippijnen, Thailand waart AVP wel rond in hun varkensstapel. In deze landen werd de stapel, en dus ook hun aanbod, fors gereduceerd. Heel wat exportlanden, waaronder dus ironisch genoeg het zelf getroffen China, namen geen varkensvlees meer van ons af. Vijfdekwartierdelen hadden daardoor opnieuw geen bestemming meer. Het verstoorde danig onze afzet en dus ook de marktprijzen. Met BMO proberen we daarom andere afzetmarkten, zoals bijvoorbeeld Vietnam of de Filipijnen – te vinden. Dat is een werk van lange adem. Rundvlees is voornamelijk een intra-Europees verhaal. De impact van wat er in de rest van de wereld gebeurt, is veel beperkter voor onze markt. De import/export van rundvlees is immers veel minder groot. De grootste leverancier van rundvlees op de Europese markt is eigenlijk... de zuivelindustrie. Wat er gebeurt met de melkprijs heeft dus een impact op het aanbod van melkvee en dus op de rundvlees- en kalfsvleesprijzen. De prijzen van witblauwrunderen lopen hier deels synchroon mee. Als rundveehouder moet je dus zeker ook de melkprijzen monitoren. De rundvleessector is bovendien veel minder geconsolideerd en er zijn dikwijls nog meer plaatselijke actoren actief. Ook voor veehouders is het van belang om de slachtkwaliteit van hun runderen en de marktprijzen zelf op te volgen!

Anne Vandenbosch

Lees ook in Actueel

Milde melkaanvoer in Europa

Economie Raf Beyers, adviseur bedrijfsontwikkeling en risk management bij United Experts, overliep op 20 maart met ons de financiële wereldsituatie en de internationale zuivelmarkten. De melkpoederprijzen gaan nog steeds in dalende lijn. Op de GDT-veiling werd 27% minder product verkocht dan vorig jaar.
Meer artikelen bekijken