Startpagina Maïs

Moeilijke onkruiden in maïs bestrijden (deel 2)

In een vorig artikel belichtten we de basisaanpak van een geïntegreerde onkruidbeheersing in maïs en gaven we belangrijke aandachtspunten mee.

Leestijd : 7 min

In dit artikel staan we stil bij de aanpak van moeilijke onkruiden in maïs.

Gierstgrassen

Bij glad vingergras is een vooropkomstbehandeling of een vroege naopkomst in het 1-2 bladstadium een belangrijk onderdeel van de strategie. Daarnaast is het belangrijk om het onkruid klein te behandelen.

Bij een te late eerste behandeling in het 3-4 bladstadium of het 4-5 bladstadium, zeker na de uitstoeling van de gierstgrassen, is een goede bestrijding praktisch niet meer te realiseren. Dat werd ook in 2021 in de proeven duidelijk bevestigd. Bij zeer hoge druk van gierstgrassen is een dubbele behandeling met regelmatige inspectie van het perceel een noodzaak. Ook het opnemen van Laudis in naopkomst is nog steeds een belangrijke meerwaarde.

Net als in 2020 gaf het object Frontier Elite 1,4 l + Stomp 2,5 l in vooropkomst in 2021 al een vrij goed resultaat. Starten met Frontier Elite 1 l + Stomp 1l/ha in vooropkomst en afwerken in het 2-3- of 3-4 bladstadium met een brede combinatie gaf ook een goede beheersing. Een vroege aanpak in het 1-2 bladstadium met de bodemherbiciden Adengo + Frontier Elite: 0,25 l + 0,8 l/ha en afgewerkt met brede combinaties in het 4-5 bladstadium bevestigde in 2021 dankzij de vochtige bodemomstandigheden.

De mechanische aanpak, al dan niet gecombineerd met een chemische correctie, gaf in 2021, in tegenstelling tot in 2020, teleurstellende resultaten door de zeer natte weersomstandigheden. Er moet evenwel op gewezen worden dat in droge omstandigheden een drieledige aanpak evenwel zeer succesvol kan zijn: bandbespuiting voor opkomst ter hoogte van de rij, gevolgd door vroeg schoffelen na opkomst (2-3 bladstadium) en afgewerkt met een onderbladbespuiting in het 8 bladstadium.

Haagwinde

Haagwinde is op veel percelen een aandachtspunt. Het werken met een gesplitste toepassing op basis van de bekende haagwindemiddelen, één keer in combinatie en dan nog eens later (4-5 bladstadium) is zeker een meerwaarde, maar geen must. Dit werd opnieuw duidelijk bevestigd in de proef in 2021.

Aardappelopslag

Voor aardappelopslag wordt verwezen naar de meerwaarde van toepassingen met Callisto, Monsoon Active TCmax in naopkomst, in combinatie met de positieve werking van Frontier Elite. Wanneer behandeld wordt op sterk afgeharde aardappelen in droge en schrale omstandigheden is het beheersingsresultaat doorgaans onvoldoende. Uiteraard is het gewasstadium van de aardappel hier ook een bepalende factor. Het gewasstadium bepaalt immers hoeveel werkzame stof kan opgenomen worden.

Wanneer de omstandigheden om te behandelen niet optimaal zijn, is het allicht beter om iets later te behandelen dan wanneer er weliswaar zicht is op betere groeiomstandigheden (groeizamer weer, minder schrale en droge omstandigheden). Het gewasstadium van de maïs is immers ook een belangrijke factor naar selectiviteit toe. Uit de resultaten in 2021 bleek duidelijk dat een behandeling in het 3-4 bladstadium te vroeg komt om een goed effect te hebben.

Een toepassing in het 4-5 bladstadium geeft bij de meeste objecten een goed resultaat op de beheersing van aardappelopslag. Aardappelplanten die snel afgedood werden, hebben geen knolletjes kunnen vormen. Het werken met een bijkomende correctiebehandeling gaf geen beter resultaat. Mesotrion in de combinatie is nog steeds een belangrijke meerwaarde bij veel aardappelopslag.

Doornappel of datura in het kiemlobstadium.
Doornappel of datura in het kiemlobstadium. - Foto: LCV

Doornappel of datura

Deze plant behoort tot de nachtschadefamilie en zowel de zaden als de rest van de plant zijn in hoge mate giftig. Doornappel kan laat kiemen en ontsnapt op die manier wel eens aan de aandacht. De plant kan vrij groot worden en de doosvruchten kunnen honderden zaden bevatten. Ze mogen totaal niet voorkomen in de teelt van aardappelen en in alle gewassen bestemd voor menselijke consumptie. Sommige teelten kunnen zelfs niet geoogst worden bij een aanwezigheid van dit onkruid. Ook in maïskuil behoudt het zijn toxiciteit. Het is dus raadzaam om in de maïsteelt dit onkruid volledig te beheersen. Het is trouwens sinds dit jaar opgenomen in de IPM-checklist als minor om tegen 2026 een major verplichting te worden. Er moet ook steeds vermeden worden dat het in zaad komt.

Het integreren van triketones in het schema is een belangrijk beginpunt, maar ook middelen zoals Callam, Peak, Casper, Monsoon Active TCmax, Auxo en Kart in het schema vormen een meerwaarde. De rol van bodemherbiciden is ook niet te onderschatten, waarbij de meerwaarde van onder meer terbuthylazin naar datura toe bewezen is. Het verstoren van een herbicidefilm via mechanische onkruidbeheersing is voor datura dan weer niet aan te raden.

In een maïsveld is het minder evident om ontsnapte planten op te sporen, maar sowieso is het opsporen ervan op het bedrijf een must. De ontsnapte planten uittrekken (mét handschoenen) en van het veld verwijderen en vernietigen is aangewezen. Nadat je de plant uittrekt, zal de plant er alles aan doen om toch nog kiemkrachtige zaden te vormen door alle energie naar de zaden te pompen. De plant laten opdrogen op het veld is dus geen oplossing.

Knolcyperus

Opnieuw kwam uit de proefveldwerking vorig jaar duidelijk naar voren dat een meervoudige aanpak op knolcyperus belangrijk is. Het werken met een correct ingewerkte (10cm diepe) toepassing met S-metolachloor (Dual Gold, 1,5 l/ha) kan als een belangrijk vertrekpunt worden beschouwd. Verder kan een vooropkomsttoepassing van Frontier Elite 1,4 l/ha of Dual Gold 1,5 l/ha ook al een verschil maken op het eindresultaat. Er moet hierbij opgemerkt worden dat de toepassing van s-metolachloor op zandgrond niet wordt geadviseerd vanuit het Stewardshipprogramma.

De voorzaaitoepassing of vooropkomsttoepassing fungeert als een soort van ‘verzekering’ voor een goed jaar. Bij hoge druk kan je niet zonder een dergelijke toepassing. Tevens kan moeilijk ingeschat worden wat de rest van het teeltseizoen zal brengen (zullen de volgende behandelingen succesvol zijn, enzovoort).

In naopkomst heeft een combinatie van mesotrion en pyridaat (bv. Callisto + Onyx) in dubbele toepassing al zijn meerwaarde bewezen. Ook in 2021 bleek dat een onderbladbehandeling in het 8 bladstadium een meerwaarde heeft tegenover de klassiekere schema’s met 2 naopkomsttoepassingen voor het 8 bladstadium. Het werken met een groot watervolume (500 l/ha) is een meerwaarde en het werken met een uitvloeier (bv. Actirob, Tipo) is ook zeker aangewezen.

Doornappel in volwassen stadium.
Doornappel in volwassen stadium. - Foto: LCV

Chemisch-mechanische onkruidbeheersing

In Bree werd ervaring opgebouwd met een combinatie van een chemisch met een mechanische onkruidbeheersing. De resultaten op knolcyperus waren evenwel minder goed, gezien de zeer natte weersomstandigheden in 2021. Zo gaf het starten met een bandbespuiting (bv. Callisto+Frontier Elite + Monsoon Active : 0,75 l + 1,4 l + 1l/ha) + schoffelen tussen de rij in het 2-3 of 3-4 bladstadium, gevolgd door nog 1 of 2 schoffelbeurten en afgewerkt met een onderbladbehandeling, een teleurstellend resultaat. In droge omstandigheden was dit allicht wel veel beter geweest! De schoffelmachine moet hierbij zo afgesteld worden dat de messen slechts enkele cm onder het grondoppervlakte lopen om te vermijden dat er anders knolcyperusplanten gaan ophopen, waardoor knolletjes kunnen getransporteerd worden. De planten mogen dus ook niet te groot zijn om een goed resultaat te hebben.

Bovengronds werden de mechanische objecten wel gekarakteriseerd door een goed groei-effect op de maïs in het voorjaar, en dit zowel bij een wekelijkse als bij een niet-wekelijkse schoffelbeurt. Mogelijk komt dit het positieve groei-effect door mineralisatie of door een betere lucht-waterverhouding in de bodem. Tijdens de tellingen werden in de mechanische objecten wel veel secundaire nieuwe kiemers dicotylen en zomeronkruiden waargenomen als gevolg van de natte weersomstandigheden.

Ondergronds is de knolcyperusdruk na 1 tegenvallend proefjaar 2021 in Bree terug gestegen tot het startniveau in 2019. De ingezette arbeid tijdens 2 proefjaren werd op 1 jaar tenietgedaan.

Onderbladbehandeling

De daling van de ondergrondse knolaantallen bij de vooropkomst- en voorzaaiobjecten, gevolgd door een dubbele naopkomstbehandeling, liep gedurende het volledige proefverloop (2019-2021) gelijkaardig, maar kende een groot verschil in het tegenvallende proefjaar 2021: de vooropkomstobjecten met dubbele naopkomstbehandeling kenden een veel sterkere stijging van het gevonden aantal levende knollen na proef dan bij de voor-zaaitoepassing gevolgd door een dubbele naopkomstbehandeling. De voorzaaitoepassing lijkt dus een betere verzekering te zijn voor tegenvallende omstandigheden later in het groeiseizoen.

Afhankelijk van het toepassingsjaar scoort een onderbladbehandeling beter dan een reguliere tweede naopkomstcorrectie, dit is zeker in nattere jaren een feit. In zeer droge en warme omstandigheden werden op de zandgrond in de regio Bocholt evenwel al minder goede resultaten bekomen met de onderbladbehandeling. Indien er geen mogelijkheid is tot toepassing van een onderbladbespuiting, is het nog steeds aangewezen om een tweede reguliere naopkomstcorrectie uit te voeren, aangezien de vermenigvuldigingsfactor sterk stijgt bij toepassing van 1 naopkomstcorrectie in plaats van 2. De winterperiode zorgt voor een grote gemiddelde daling op het proefperceel. Het effect van een goede dormantie/winterperiode op de levende knollen is niet te onderschatten.

Belangrijk

Tot slot dient nog gewezen te worden op een paar belangrijke aanvullende aandachtspunten voor de praktijk in het komende groeiseizoen! We moeten extra inspanningen doen om puntvervuilingte vermijden door zeer zorgvuldig te handelen vóór, bij en na het spuiten. Verder bedraagt de minimale afstand tot oppervlaktewater (bufferzone) bij bespuitingen 1 m voor volleveldsspuiten. Voor een groot aantal producten geldt echter een grotere bufferzone. De specifieke bufferzonebreedte staat vermeld op het productetiket en kan teruggevonden worden op www.fytoweb.fgov.be / gewasbeschermingsapp inagro. Bij het gebruik van erkende driftreducerende technieken – een combinatie van type spuittoestel en specifieke spuitdoppen – wordt de bufferzone kleiner. Hoeveel precies hangt af van de bereikte driftreductie (50%, 75%, 90% of 99%). Een handige website voor wie zijn weg zoekt in de bufferzonereglementering is www.spuithulp.be. In 2018 en 2019 kon in het kader van het demoproject ‘Spuittechniek in de akkerbouw onder de loep’ van de Vlaamse overheid in Nieuwenhove en Bottelare aangetoond worden dat met doppen met 90% driftreductie eenzelfde onkruidbestrijdingsresultaat werd bereikt als met klassieke doppen. Als we willen vermijden dat naar analogie met terbuthylazin nog technisch sterke bodemherbiciden aan zware beperkingen zullen onderworpen worden, moeten we met z’n allen inspanningen doen!

Joos Latré, Geert Haesaert, Elias Van de Vijver ( Hogent-Ugent); Gert Van de Ven (Hooibeekhoeve-LCV); Shana Clerckx en Sander Palmans (PVL Bocholt);Patrick Vermeulen (VTI Poperinge); Jürgen De Poorter (CIPF);Marleen Delanoy, Mathias Abts (Vlaamse overheid)

Lees ook in Maïs

Meer artikelen bekijken