Startpagina Veeteelt

''Dierenwelzijnsconcept wordt binnen vijf jaar de standaard''

U zou het haast vergeten in Fipronil-tijden, maar er zijn nog heel wat andere thema’s bijna permanent actueel in de veehouderij. Landbouwleven ging aan tafel zitten bij ‘s lands tweede grootste veevoederleverancier, en dan weet u dat we bij Vanden Avenne in Ooigem zitten. Het bedrijf is in volle ontwikkeling: in Oevel komt het nagelnieuwe slachthuis op toeren. En daar zou dierenwelzijn wel eens om meer dan één reden belangrijk kunnen worden. Ook voor u.

Leestijd : 8 min

Patrick Vanden Avenne geeft het stokje van de operationele leiding steeds meer door aan zonen Thomas en Maurits. “Ik word meer coach”, aldus vader Vanden Avenne. En een coach, die moet de visie kunnen helpen vorm geven en uitleggen. “Ik zie dierenwelzijnlabels zoals bijvoorbeeld het Nederlandse Beter Leven-keurmerk ook hier in de Belgische grootdistributie de standaard worden. En dat zal geen vijf jaar meer duren”, zo klonk een boude voorspelling.

Landbouwleven (LBL): Jullie kondigden deze zomer aan een deel varkens volgens het Nederlandse Beter Leven-keurmerk van 1 ster in de markt te willen zetten. Richtlijnen daarin zijn onder meer later spenen, meer ruimte... dat klinkt als minder opbrengsten voor de varkenshouder. Niet iets waar iedere varkenshouder zit op te wachten.

Patrick Vanden Avenne (PVDA): “Het is nochtans een lonende zaak, en dat moet ook. Je krijgt er als veehouder een toeslag voor, die ruimschoots de kosten moet dekken. Je kan ook niet geloven wat meer ruimte per vleesvarken doet voor de voederconversie, de groei, de ziektedruk en de darmgezondheid. De omloopsnelheid gaat ook naar omhoog, zodat het naar aantal minder geproduceerde kilo’s op het einde van het jaar goed meevalt.”

Thomas Vanden Avenne (TVDA): “Dierenwelzijn is in dat opzicht meer dan een doel op zich. Het kan ons ook helpen om gezondere en beter presterende varkens te hebben.”

(PVDA): “Het hoeft inderdaad geen antithese te zijn van economisch werken. Ik voorspel dat lastenboeken van de grootdistributie en mogelijks wellicht zelfs het generieke lastenboek Certus hier werk van gaan maken, zij het onder Beter Leven, dan wel een ander label. Zijn dergelijke labels een oplossing voor iedere varkenshouder? Misschien niet, maar het gaat om een lastenboek, dat wel voor een stuk een oplossing kan zijn voor een deel van de varkenshouders.”

Is een hogere dierenwelzijnstandaard wel iets wat we ons als varkensexporterend land kunnen permitteren?

PVDA: “In Nederland worden drie miljoen varkens als ‘Beter-Leven’-varken opgekweekt. Ik vermoed dat daarvan ook nog een heel stuk als generiek varken verkocht wordt. Het zogenaamde vijfde kwartier van onder meer oren en poten zal sowieso geëxporteerd worden. Dierenwelzijn zal hoedanook steeds meer in het gedachtengoed van de retail komen, onder druk van consumenten - en een aantal ngo’s die hen vertegenwoordigen - die aan die kar duwen.”

In het Beter Leven-keurmerk kiest men als oplossing voor de castratieproblematiek voor intacte beren. Niet iedereen verderop in de keten ziet die echter even graag komen. Hoveel beren kan de markt aan?

TVDA: “Je hoort daarover tegenstrijdige berichten; het is een beetje een continu spel van wel en dan weer niet. Er zijn ook gewoon al veel minder beren dan vroeger met berengeur.”

Maurits Vanden Avenne (MVDA):“De kern van het probleem is of je dieren van de slachtlijn kunt weghalen. Dat is een technisch probleem, en als dat probleem opgelost is, dan is er geen probleem meer. Berenvlees kan ook geconsumeerd worden; je kan er perfecte hesp mee maken. Maar ik steek niet weg, dat ook wij nog geen commerciële oplossing hebben moesten er van vandaag op morgen enkel nog intacte beren zijn.”

Boeren nemen vaak een afwachtende houding aan: uiteindelijk is het de afnemer die het laatste woord heeft.

PVDA: “Die houding is niet de onze; je moet een oplossing forceren en creëren. De toekomst zal het uitwijzen of het immunocastratie of intacte beren wordt. Ik denk dat het voor de varkenshouder beter is om met intacte beren te werken omdat ze beter presteren.”

Beren hebben de reputatie om wat droger vlees te leveren. Misschien te droog?

PVDA: “Als je intacte beren hebt, heb je de optie om wat meer met een groeibeer te werken. Op die manier kan je compenseren.”

MVDA:“Het is ook een trend dat het iets vetter mag zijn voor de consument, zeker als het om intramusculair vet gaat. Ook Aziatische landen kiezen vaker voor een iets vetter vlees.”

Beter Leven vraagt voor 1 ster dat de big minimum 23 dagen bij de zeug blijft. Het begin van het einde voor het vierwekensysteem?

PVDA: “Wij hebben een pak klanten die in een vierweken- of tweewekensysteem zitten. Uiteraard blijven we die ondersteunen. Het vierwekensysteem heeft ook voordelen: de investering is lager, het productiegetal wordt geoptimaliseerd, net als de worpindex. Het nadeel is dat er meer lichtere biggen zijn met een grotere heterogeniteit. Maar er is niet one size fits all; we zeggen enkel dat het niet in aanmerking zal komen voor het Beter Leven-keurmerk. Maar de wereld is de markt, er zijn mogelijkheden voor iedereen. Het gaat niet om of de binnenlandse markt of de exportmarkt, maar om een en-enverhaal. De wereld is groot. ”

Vlaanderen mag een exportland blijven?

TVDA: “Absoluut. Het komt er op neer ieder stukje maximaal te gaan vermarkten om de vierkantsverwaarding goed te doen lukken. Dat garandeert de best mgoelijke prijs voor de varkenshouder. Onze varkenshouders moeten overigens niet onderdoen voor collega’s uit andere landen. Ik denk dat we eerder nog te bescheiden zijn. De technische cijfers die we in de varkenshouderij, maar ook in de kippenhouderij neerzetten; daar mogen wij echt fier op zijn. Er is veel kennis en knowhow in de Vlaamse veehouderij.

De eerste Vlaamse slachthuizen exporteren al rechtstreeks naar China. Hoe zit het met jullie gloednieuwe slachthuis in Oevel dat jullie met Noordvlees Van Gool uitbaten?

MVDA: “Er is afgelopen december een delegatie uit China gekomen. Ze waren heel enthousiast. We kunnen de zogenaamde rode organen binnen de drie uur onder de drie graden brengen, en dat zijn zaken die de Chinezen wel weten te appreciëren. Kunnen starten van nul biedt op het vlak van infrastructuur veel voordelen. Maar langs de andere kant moeten we er ons voor hoeden dat China geen verhaal wordt zoals Rusland. Voor sommige producten gaat al 36 % naar China. Als die markt zou sluiten ooit, en dat risico heb je altijd, is het wel een risico. Vandaar is het belangrijk om zo veel mogelijk markten te openen en open te houden.”

Slachthuizen kwamen afgelopen jaar niet bepaald positief in het nieuws, althans één ervan. Kunnen slachthuizen het vertrouwen herstellen?

TVDA:“Spijtig genoeg is een minimale foutenmarge eigen aan elk productieproces. Zo ook aan het slachten van dieren. We moeten antwoorden met volledige transparantie naar de officiële instanties toe, en tot op een zeker niveau tegenover de burger. Ik maak graag de vergelijking met een kinderdagverblijf, waar men best geen camerabeelden beschikbaar stelt aan de overbezorgde ouders.”

MVDA:“We hebben ons ook maximaal op diercomfort gericht bij het slachthuis in Oevel. Ik vind dat de essentiële dierenwelzijnsprincipes ook goed zijn voor de business: rustigere dieren leiden tot een betere vleeskwaliteit. Je moet kritieken op dat vlak ook een stukje voor zijn, wat we met het Beter Leven-label willen doen.”

Enigszins verwant met dierenwelzijn is de hele antibioticadiscussie. Ons land zet stappen, maar het moet nog beter. Hadden we niet al langer definitief komaf moeten maken met bijvoorbeeld met antibiotica gemedicineerde voeders?

PVDA: “Er is de doelstelling om dit jaar op dit vlak te dalen met 50 % ten opzichte van het referentiejaar 2011. Individuele bedrijven kunnen altijd naar minder streven, wat wij ook doen. Maar het gaat toch de goede kant uit. Nederland en de Scandinavische landen reageerden sneller en wat grondiger, maar we geraken er ook wel. Ook is het antibioticagebruik bij iedere veehouder bekend en bespreekbaar geworden. We merken dat dit leidt tot een veel grotere bewustwording. Boeren denken in plaats van twee keer, drie keer na eer ze antibiotica inzetten.”

Antibioticagebruik, dierenwelzijn, fipronil... de veeteelt zit in de hoek waar de klappen vallen.

MVDA: “Dat in de hoek zitten stoort mij. Zo worden er allerlei theorieën afgevuurd dat vlees niet gezond is, maar wat is ervan bewezen? Vlees is wél gezond, al is te veel van iets nooit goed. We nemen als sector onvoldoende tijd om een tegenargumentatie te vormen, we wachten tot de volgende klap volgt. Het is een taak voor de hele voedselketen om op basis van wetenschappelijke argumentatie meer weerwerk te bieden, vind ik. Onze landbouworganisaties staan een beetje machteloos.

De afstand burger-boer neemt met elke generatie weer toe.

TVDA: “Vroeger had iedereen nog een ouder of grootouder die boer is geweest, maar die tijd is voorbij. De burger heeft alleen een nostalgisch beeld en een herinnering aan een boer met tien kippen, twee koeien en één hectare land. De realiteit van grote stallen en dieren die op een intensieve manier gehouden worden, is iets waar de burger maar moeilijk voeling mee krijgt. De wereld heeft nochtans de intensieve veeteelt nodig om iedereen te voederen op een goedkope manier.”

MVDA: “De consument wordt ook op de foute manier geïnformeerd. We moeten de consument meer bij de boer krijgen, zodat die weet waarover het gaat.”

De afstand tot de burger neemt allicht ook toe door de schaalvergroting en de integratie. Een integratie waarbij voederleveranciers toch een actieve rol in spelen.

PVDA: “Voor ons is het interessant om zelf een aantal dieren te hebben om te kijken wat bepaalde voeders doen, maar we streven niet naar meer of minder integratie. Wij staan neutraal tegenover het gegeven. Het is aan iedere individuele landbouwer om te beslissen of hij het volledige marktrisico, een deel van het marktrisico of géén marktrisico wil dragen. Wel zie ik in de toekomst meer samenwerkingsverbanden komen over slachthuizen tot de retail via concepten. Op zich zal dit wel enige belemmeringen met zich meebrengen voor de veeteler, maar ook een beloning in zich houden via minder prijsschommelingen of een hogere prijs. Een grotere schaal maakt de varkens- of kippenhouder ook een interessantere schakel voor de retail voor samenwerking.”

Schaal is misschien ook nodig om als landbouwer iets op langetermijnmarkten te kunnen doen, een strategie die veevoederfabrikanten al lang toepassen.

PVDA: “Langetermijnmarkten zouden een hele goede oplossing kunnen zijn. In de States werkt het wel, maar alles is daar ook gestandaardiseerd. Hier zien we gewoon te weinig beweging in de markten.

Wat is de plaats van de veevoederfabrikant in die schaalvergroting?

PVDA: “Die vergroten mee, maar niet zo vlug als ooit is voorspeld. Er is eerder een sluipende schaalvergroting geweest de laatste 20 jaar. De 25 grootste bedrijven hebben misschien 80 % van de markt, maar daaronder zit een hele reeks performante familiale veevoederbedrijven, die toch goed bezig zijn. Dat zijn bedrijven die morgen niet zomaar gaan stoppen. Het is onze opdracht om de schaal van ons bedrijf te combineren met de betrokkenheid van een kleiner bedrijf.

IDC

Lees ook in Veeteelt

Meer artikelen bekijken