Startpagina Bieten

Ervaringen in (biologische) cichorei en suikerbieten toegelicht tijdens proefveldbezoek Pibo

In een vorig artikel brachten we een eerste verslag van ons bezoek aan de proefvelden van de Pibo-Campus in Tongeren.

Leestijd : 9 min

In dit artikel geven we de ervaringen in cichorei en suikerbieten mee die er gecommuniceerd werden.

Cichorei biologisch telen

Beneo-Orafti startte in 2020 met de teelt van biologische cichorei omdat er vraag was vanuit de markt en de samenleving, legt landbouwkundige Kristof Vrancken uit. Voorlopig is er nog niet genoeg aanbod om aan de vraag te voldoen. Een vijftigtal planters zetten het, maar er zijn valkuilen. Een eerste valkuil is de onkruiddruk en de perceelkeuze. Kristof Vrancken raadt aan om geen percelen te gaan huren die je niet kent, net omdat je ook de onkruiddruk niet kent. “Je eigen percelen ken je het beste, hier kan je dus de onkruiddruk beter inschatten.” De onkruiddruk dient uiteraard laag te zijn, omdat cichorei een traag groeiend gewas is.

De teler van biologische cichorei dient zeker een vals zaaibed aan te leggen. De onkruidbestrijding wordt hierop uitgevoerd door te branden of door verschillende passages met de wiedeg. Beneo-Orafti heeft een voorkeur voor branden, omdat dit een groot percentage van het onkruid bestrijdt. Hun advies is om te branden voor de zaai en eventueel nog eens tussen zaai en opkomst. Na de opkomst van de cichorei is ook nog een mogelijkheid om te branden, maar dit heeft niet de voorkeur en is een laatste redmiddel, omdat je ook inboet aan rendement.

Een nadeel van de onkruidbrander is dat deze niet goed op alle onkruiden werkt. Vooral de onkruiden die beter geworteld zijn, worden moeilijker bestreden. Zwarte nachtschade, perzikkruid, grassen en distels groeien bijna automatisch terug. De onkruidbrander is wel efficiënt op melganzenvoet.

Eens de opkomst er is, heeft de teler nog een arsenaal aan mogelijkheden om het onkruid te bestrijden. Vanaf het 2-4 bladstadium kan het onkruid met de schoffel bestreden worden of met de wiedeg. Het is echter aan te raden om niet te agressief met de wiedeg te agressief. De agressiviteit hiervan kan omhooggetrokken worden vanaf het 6-8 bladstadium van de cichorei. Er is ook nog de roterende wiedeg, maar hier is het advies van Kristof Vrancken om deze pas in te zetten vanaf het 8 bladstadium.

Hij gaf aan dat een teler van biologische cichorei gemiddeld op 200 wieduren per ha mag rekenen. Zeker als er manueel wordt ingegrepen, bijvoorbeeld met een wiedbed, loopt het aantal uren snel op. Beneo-Orafti betaalt biologische cichorei driemaal meer dan conventionele. Hiertegenover staat dan wel een stevige personeelsinzet.

Hoe meer mechanische onkruidbestrijding je uitvoert, hoe meer je inboet op je opbrengst. Dat is logisch, verklaart Vrancken, want bij iedere doorgang verlies je planten en dus cichoreiwortels. Onderzoekers aan de Pibo-campus berekenden zelf dat het plantenverlies kan oplopen tot 17%. Werktuigen moeten dus goed afgesteld zijn en personeel goed opgeleid.

Vlak, fijn en vast zaaibed

Net als bij de gangbare cichoreiteelt, geldt ook voor de biologische teelt dat het zaaibed vast, fijn en vlak moet liggen. Ligt het zaaibed te grof, dan wordt er aan opbrengst ingeboet, doordat er zaden zijn die niet of te laat kiemen en zo de ruimte laten aan onkruid om te kiemen.

Tot slot gaf Vrancken nog mee dat de teler van biologische cichorei op een minopbrengst van 10 à 20% moet rekenen. Enerzijds komt dit doordat hij vroeger moet leveren (ergens eind augustus). Anderzijds komt het door de latere zaaidatum (eind april - begin mei) om een lagere onkruiddruk te hebben.

Droog voorjaar

Jos Piffet, landbouwkundige Beneo Orafti, verwijst in zijn betoog onmiddellijk naar de weersomstandigheden. Het voorjaar van 2022 kan de vergelijking maken met dit van 2020, namelijk dat het ongeveer even droog was. Dit jaar was er wel nog iets meer grondwaterreserve, maar we hebben toch 3 droge voorjaarsmaanden achter de rug. De regen die hier en daar viel in de maanden maart, april, mei heeft soms meer kwaad dan goed gedaan door de vorming van een korst. Koude nachten en slecht staande wind hebben de bodem dit jaar duidelijk uitgedroogd en geleid tot opkomstproblemen. Enkele honderden ha zijn dit voorjaar herzaaid, enkele tientallen ha zijn verloren en ingezaaid met een ander gewas.

Een winterakker is een must voor cichorei. Die akker moet verweerd en gerijpt zijn alvorens het zaaibed te maken. Net als Kristof Vrancken deed voor de biologische teelt, verwijst Jos Piffet voor de gangbare cichoreiteelt naar een zaaibed dat vlak, zeer fijn en vast ligt. Vooral dat vastliggen kwam dit jaar meer tot uiting dan andere jaren. Zo werd gezien dat op de wendakker de cichorei soms beter stond dan in het perceel zelf. Het vastliggen van het zaad op 1 centimeter diepte is belangrijk om de capillaire opstijging van het bodemvocht te bevorderen, zodat het zaad goed kan kiemen.

Beredeneerd handelen

Jos Piffet legt in zijn betoog ook de nadruk op het belang van beredeneerd omgaan met meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, omwille van hun fors gestegen kostprijs. Hij wijst op de mogelijkheid van een rijenbemesting, waardoor een derde bespaard kan worden. In de suikerbietenteelt is dit nog interessanter, omdat je rijkere bieten levert en bieten die rijper zijn aan het begin van de campagne.

Op het demoperceel hadden ze een grondstaal genomen en bodemanalyse laten uitvoeren om zicht te krijgen op de bemesting. Dit perceel had maar een heel beperkte stikstofvraag en zo kon Jos Piffet nog voorbeelden aanhalen. Zijn boodschap is dan ook om niet zo maar uit te gaan van een bemesting met 100 of 150 eenheden stikstof.

Korstvorming

Dit voorjaar merkte hij een trage groei van de cichorei, die ook nog eens belaagd werd door bosduiven die alsmaar moeilijker te bestrijden zijn. Geluidskanonnen en bejaging zijn amper nog aan de orde tegen bewoond gebied. Door de vraatschade van de duiven is de impact van herbiciden nog zwaarder op de jonge cichoreiplantjes.

De cichoreiteler kon dit voorjaar ook geplaagd worden door korstvorming. Hierop hebben een aantal telers verschillende technieken geprobeerd, zoals met een zacht werkend ingestelde wiedeg vlak na een regenbui een behandeling doen om te korst te breken. Ook een Cambridge-rol werd met succes ingezet. Er was zelfs iemand die met het wiel van het zaaimachine de korst ter hoogte van de zaairij heeft gebroken, zonder opnieuw te zaaien. Volgens Jos Piffet is het belangrijk om zo snel mogelijk de korst te breken, alvast voor de kiemen tegen de korst duwen.

In de suikerbietenteelt werd stilgestaan bij de seizoenskenmerken en bij een beredeneerde aanpak van plagen.
In de suikerbietenteelt werd stilgestaan bij de seizoenskenmerken en bij een beredeneerde aanpak van plagen. - Foto: TD

Vooruitkijken

Vooruitkijkend naar de bladziektenbeheersing heeft hij liefst dat er behandeld wordt met middelen op basis van de actieve stof difenoconazool. Voor de vroege leveringen is het zelden rendabel om te spuiten. Het komende najaar wordt er snel gestart met de campagne, om tijdig klaar te raken, omdat na de campagne de diffusie-installatie wordt vervangen in de fabriek. Hiervoor is er voldoende tijd nodig om klaar te zijn met de bouw voor de campagne van 2023.

Verder vooruitkijkend naar de komende campagne oppert Jos Piffet de mogelijkheid om de cichoreihopen aan te leggen op een graanstoppel. “Wordt er gerooid met hoge grondtarra’s, zoals het geval was in 2021, denk dan eens na om de hopen aan te leggen met kipkarren. Met het overladen van de cichoreiwortels van de rooier naar de karren, vindt er immers nog eens een extra reiniging plaats alvorens het op hopen komt. Hierdoor is er ook een betere bewaring van de cichorei.”

Suikerbieten

André Wauters, projectleider en expert zaad & rassen bij het Bieteninstituut (KBIVB), geeft aan dat de uitzaai van bieten dit jaar 10 dagen voorsprong kende ten opzichte van vorig jaar. Het was begin maart niet regenachtig en de bodems waren goed om te zaaien, dus ga dan maar aan de slag, luidt zijn advies. De geploegde velden zijn niet bevroren door een gebrek aan vorst deze winter. Wel hebben ze de velden veel regen gekend, niet in hoeveelheid, maar wel in aantal regenbuien. Daardoor zijn ze ineen gezakt. Voor de verdere bodembewerking kampten we met een goede laag bovenop, een gecompacteerde laag van 10-15 cm en daaronder terug een goede laag. Een goede zaaibedbereiding was dan ook geen evidentie, zeker als je een fijn zaaibed wil dat niet snel uitdroogt en dat toch een regenbui kan verwerken.

Begin april hebben de jonge bietenvelden een koudeprik gekend. Tot -4°C is dit geen probleem, geeft André Wauters aan. Percelen die fijner waren klaargelegd, ondervonden meer invloed van de nachtvorst. Waar er toch schade was, in de vorm van ingesnoerde bieten, moet goed geëvalueerd worden en zeker niet te snel beslist worden om te herzaaien. “Dit doen we nooit als we onder een norm komen van 18 planten per 10 m.” Korstvorming was in suikerbietenpercelen dit jaar veel minder een probleem dan we gekend hebben bij cichoreipercelen.”

Het droge voorjaar heeft gezorgd dat er heel wat minder vooropkomstmiddelen zijn gespoten voor de onkruidbeheersing. Er is dus minder bodemwerking van de herbiciden, waardoor sommige onkruiden, zoals melganzenvoet, uitstaande melde en veelknopigen, ontsnapten. Door het droge weer gaan we ervan uit dat ook de contactwerking van de herbiciden minder gewerkt heeft. De dosering olie verhogen, kan hierbij iets helpen.

Het was ook een seizoen waar na de eerste 3 FAR-behandelingen eens geëvalueerd kon worden of er een doorgang met een mechanisch onkruidbestrijdingsmachine kon, alvorens het spuitschema verder te zetten.

Ook bladluizen moesten dit voorjaar bestreden worden, en daar zat plaatselijk een stevig verschil op. Het ontbreken van vorst en van een echte winter wordt hier als mogelijke verklaring gegeven. Afhankelijk van de velden zijn er al vroeg 3 behandelingen nodig geweest.

Meerkoppige bieten

Een ander fenomeen dat dit jaar meer gezien werd dan andere jaren, is dat van meerkoppige bieten. In plaats van centrale bladvorming, worden hierbij aan 2 zijden van de bietenkop bladeren gevormd en zijn er 2 koppen. Ook deze kunnen aangetast worden. Dit komt door de beschadiging van het centrale groeipunt. Stengelaaltjes kunnen een oorzaak zijn, maar dat is niet het geval in 2022. Schade van kleinwild, zoals hazen en konijnen, kan een oorzaak zijn, net als schade van wantsen.

Percelen waarvan het zaaizaad behandeld behandeld was met Gaucho, toonden het fenomeen van meerkoppige bieten veel minder. Daardoor wordt de oorzaak niet gezocht bij schade door klein wild. Tegen bomenranden was het fenomeen meer aanwezig dan in het midden van het veld. Doorgaans groeien deze bieten nog goed, maar blijft de wortel kleiner en loopt de opbrengst dus iets achter.

Via een feromoonval met plakplaat,  die Kathleen Antoons (KBIVB) hier toont, kan de aanwezigheid van de bietenmot gemonitord worden.
Via een feromoonval met plakplaat, die Kathleen Antoons (KBIVB) hier toont, kan de aanwezigheid van de bietenmot gemonitord worden. - Foto: TD

IPM

Kathleen Antoons, projectleider gewasbescherming en expertise plagen bij het Bieteninstituut (KBIVB), geeft toelichting bij een demoproject ‘IPM in de akkerbouw’. Het doel hiervan is om plagen, zoals onkruiden, bladluizen en ziekten, op een geïntegreerde manier aan te pakken. Daarvoor zijn er volgens haar 3 belangrijke sleutelwoorden: (her)kennen, doen en evalueren. Zo is het belangrijk om een plaag in het veld te herkennen, om te verifiëren of de behandelingsdrempel overschreden wordt, om dan te gaan spuiten en achteraf te evalueren hoe rendabel de actie was.

In het project zijn er meerdere partners, waarbij het Bieteninstituut zich focust op groen en zwarte bladluizen in de bietenteelt. Door het wegvallen van neonicotinoïden, wordt deze plaag terug actueler en moet de bietenteler ermee weten om te gaan. Hij dient in het veld 2 ongevleugelde groene bladluizen per plant te herkennen om te weten dat de spuitdrempel overschreden wordt. Heeft hij behandeld, dan dient hij het veld te blijven opvolgen door waarnemingen en te evalueren of er terug een behandeling moet gebeuren.

Opmerkelijk is dat tijdens het proefveldbezoek op 1 juni in Tongeren de Pibo-campus er het proefveld nog maar eenmaal had moeten behandelen, terwijldit op het demoplatform van de Vlaamse overheid in Lennik al driemaal aan de orde was. Dit toont het belang van waarnemingen in eigen percelen aan.

Bietenmot

Een nieuwe plaag waar Kathleen Antoons op wijst, is de bietenmot. Door het veranderende klimaat en de droogte is dit steeds meer aanwezig. In Frankrijk wordt de bietenmot al gezien en die komt jaar na jaar meer noordelijker. De vlinder op zich is niet schadelijk, maar wel de larve, die in het bietblad gangen maakt. Deze zijn dan weer een toegangspoort voor andere ziekten en/of veroorzaken het afsterven van het blad.

Feromoonvallen met een plakplaat zijn goed om de aanwezigheid van de bietenmot in het veld na te gaan. Ideaal is om deze vallen te zetten naast een perceel waar vorig jaar bieten stonden omdat de poppen van de bietenmot in de bodem overleven. “We moeten ons nog geen grote zorgen maken, want het is een nieuwe plaag die voet aan wal krijgt, maar vooralsnog in zeer kleine getalen”, klinkt het nog.

Tim Decoster

Lees ook in Bieten

Meer artikelen bekijken