Startpagina kleinvee

Elke productiegroep vergt zijn eigen aanpak bij melkgeiten

Het rantsoen bij melkgeiten is voornamelijk gebaseerd op ruwvoer van een goede kwaliteit. Zo zal de krachtvoergift geen onnodig grote kostenpost vormen. Dit is echter niet tijdens elk levensstadium van de geit hetzelfde. De voeding heeft ook een effect op de voortplanting, wat bijdraagt tot de rendabiliteit van een bedrijf.

Leestijd : 6 min

De cyclus van de geit komt op gang wanneer er aan bepaalde criteria voldaan wordt. Een melkgeit zal cyclisch worden bij een lichaamsgewicht van 30-35 kg, meestal rond de leeftijd van 6-8 maanden.

Body Condition Score en lichaamsgewicht

De Body Condition Score (BCS) is een waarde van 1 tot 5 waarmee de algemene lichaamsconditie van een dier wordt beoordeeld. Meestal kijkt en voelt men ter hoogte van de heupen, ribben en ruggenwervels. Een geit met waarde 1 of 2 is te mager en heeft weinig vetreserves. Een geit met waarde 4 of 5 daarentegen is te vet. De optimale BCS van een geit hangt uiteraard af van de productiegroep waarin ze zich bevindt. Een geit met een score van 3-3,5 zal optimaal ovuleren, waarbij ze tijdens de dracht zal afnemen in conditie. Aflammeren gebeurt het beste met een conditie van 3. Opmerkelijk bij melkgeiten is dat ze meer vet hebben rond de interne organen in vergelijking met dieren die geen melk produceren: dit is niet te zien van buitenaf en wordt dus vaak onderschat.

Wanneer melkgeiten voldoende eten, zullen de BCS en ook het lichaamsgewicht goed zitten. Dat heeft dan weer effect hebben op de voortplanting en productie. Bij een BCS van 3-3,5 zal er een korter seizoensgebonden anoestrus plaatsvinden met meer gelijke cycli. Het is altijd nuttig om systematisch een aantal geiten per productiegroep te scoren op BCS: deze gegevens kunnen wel degelijk een verschil maken, zeker bij de droge geiten.

Het is belangrijk dat het voeder van melkgeiten van goede kwaliteit is, omdat ze gedurende het productieleven voor uiteenlopende metabole uitdagingen staan.
Het is belangrijk dat het voeder van melkgeiten van goede kwaliteit is, omdat ze gedurende het productieleven voor uiteenlopende metabole uitdagingen staan. - Foto: SN

Drogestofopname en soort voeder

Het soort voeding dat wordt gegeven zal zowel bij vrouwelijke als mannelijke dieren een effect hebben op de voortplanting. Meestal zijn er op korte termijn geen verschillen qua voeding, maar een goed basisrantsoen met specifieke aanpassingen per productiegroep blijft belangrijk bij melkgeiten.

Het basisrantsoen van melkgeiten bestaat uit gras- en maïskuil. Daarnaast kan bijvoorbeeld luzernegras, bierbostel en bietenpulp erbij. Wanneer er enkel maïskuil gegeven wordt, zullen de geiten erg gaan vervetten en hebben ze een eiwittekort. Voederbieten kunnen krachtvoer vervangen. Extra brok kan bijvoorbeeld gegeven worden via de automaat. Andere producten, zoals gerst, lijnzaadschroot, sojaschroot of tarwe, zijn energierijk en worden geregeld gebruikt als aanvulling.

Het is belangrijk dat het voeder van melkgeiten van goede kwaliteit is, omdat ze gedurende het productieleven voor uiteenlopende metabole uitdagingen staan. Verschillende schimmels en toxines kunnen een negatief effect hebben op de voortplanting: bijvoorbeeld lupines, mycotoxines, fyto-oestrogenen en isoflavones. Ook vitamines en mineralen spelen een grote rol, met name selenium en vitamine E specifiek voor de reproductie. Meestal gaat dit over tekorten, maar bij een te- veel aan zout (natriumchloride) zal de voortplantingscyclus niet op gang komen. Dit komt omdat insuline niet in voldoende concentraties aanwezig is in het bloed bij een overmaat aan zout. Ook na de lammering zal dit mechanisme een grote rol spelen om de geit terug ritsig te krijgen. Bij melkgeiten is er weinig bekend over tekorten en/of een teveel aan mineralen en sporenelementen. De belangrijkste ruwvoeders van bij ons zullen voldoende mineralen bevatten.

De melkgeiten indelen per productiegroep is overzichtelijk en efficiënt bij het verdelen van het rantsoen.
De melkgeiten indelen per productiegroep is overzichtelijk en efficiënt bij het verdelen van het rantsoen. - Foto: Marjolein Brack

Watervoorziening

Het is vanzelfsprekend dat vers en proper water ook belangrijk is, niet enkel wanneer geiten drachtig zijn , maar zeker tijdens de lactatie. Normaal gezien drinkt een geit ongeveer 4 tot 7 l per dag. Tijdens de dracht en lactatie kan dit tot wel dubbel zo veel zijn. Andere factoren die een rol spelen in de wateropname zijn tweelingdracht, de opname van voer met een hoog drogestofgehalte, veel eiwit en het al dan niet geven van mineralen.

Rantsoen tijdens de dracht

Vooraleer de productie opstart, klinkt het logisch dat een geit enkel in cyclus komt met een positieve energiebalans. Nog belangrijker is het anticiperen met voeder tijdens en na de dracht, wanneer de geit in toplactatie komt. In het begin van de dracht heeft de geit minder energie nodig dan tijdens de eerste weken van de lactatie. Naarmate de dracht vordert, nemen de lammeren meer plaats in de buikholte, waardoor de geit minder ruimte heeft in de pens. Hierdoor is het uitermate belangrijk dat er toch voldoende energie opgenomen wordt met hoogkwalitatief ruwvoeder. Op het einde van de dracht zal er minstens 1,7 kg ruwvoeder per 100 kg lichaamsgewicht per dag gegeven worden, liefst in combinatie met 400-500 g krachtvoer per geit.

Te weinig energieopname tijdens de dracht vergroot de kans op het verliezen van de vrucht. Te veel energieopname zal dan weer de kans op geboorteproblemen doen stijgen. Er wordt algemeen aangenomen dat er de eerste 3 maanden van de dracht ongeveer 3% extra voer nodig is om aan de energiebehoefte te voldoen. Nadien loopt deze hoeveelheid op tot wel 20%. Te weinig energieaanvoer en dus een daling van het gewicht van de geit leiden tot een lager geboortegewicht van het lam. Dit zorgt op zijn beurt voor een tragere ontwikkeling en voor eventuele problemen op latere leeftijd. Ook de puberteit en dus het cyclisch worden verlaat.

Rantsoen na de dracht

Na het lammeren zal de voederopname moeten stijgen om een negatieve energiebalans, en dus ketose, te beperken. Dit komt omdat de melkproductie maar liefst 50% van de totale energievraag uitmaakt. Ketose is een metabole reactie van het lichaam bij te weinig aanvoer van suikers, waardoor er ketonen geproduceerd worden. In principe zal het opdrijven van de krachtvoergift dit tegengaan, maar bij te veel opname van krachtvoer kan de pens verzuren. Daarom is een hoogwaardig ruwvoer belangrijk. De gemiddelde drogestofopname van een melkgeit bedraagt dus ongeveer 3-4% van het lichaamsgewicht, waarbij de maximale ruwvoer opname op 2,5-3% ligt. Vooral de smakelijkheid van het voer zal een invloed hebben op de droge opname. Ook eten geiten liever iets vochtiger voer dan te droog. Drogere maïs bijvoorbeeld kan in een gemengd rantsoen samen met nattere bijproducten gegeven worden.

In de eerste 100 dagen van de lactatie bevinden melkgeiten zich in negatieve energiebalans: er gaat meer energie naar de lactatie dan dat ze kunnen opnemen. De maximale drogestofopname is hier dus de beperkende factor. Daarom is het van belang om het rantsoen te baseren op de verwachte en niet op de huidige productie. Voornamelijk bij jaarlingen is dit belangrijk, omdat er nog geen beeld is van de prestaties. De pieklactatie wordt bereikt rond dag 60 na het aflammeren. Tegen dat moment moet er veel krachtvoer gegeven worden, maar dit moet geleidelijk aan gaan, anders kan er pensverzuring optreden. In principe kan een melkgeit een grote krachtvoedergift aan, in tegenstelling tot sommige andere herkauwers, maar toch is het veiliger om dit op te voeren met 0,1 kg per dag. Bij jaarlingen kost het meer tijd om de maximale krachtvoergift te bereiken. Voldoende hoogwaardig ruwvoer is de belangrijkste basis.

Tijdens de tweede helft van de lactatie is er meer nood aan persistentie van de melkproductie. Op dit moment zal de opnamecapaciteit terug in evenwicht zijn met het verlies door de melkproductie. De BCS optimaliseert, maar de kans op vervetting wordt wel groter. Om dit te voorkomen is het beter om het energieniveau in het rantsoen te verlagen en om meer structuur aan te brengen. Meer eiwit voeren zou vervetten ook voorkomen, maar dit is een duurdere oplossing en zal grotere stikstofverliezen in de hand werken.

Tegen het einde van de lactatie hangt de keuze van het rantsoen af van de keuze van het bedrijf voor droogzetten of duurmelken. Een typisch rantsoen voor duurmelkers zal meer eiwit bevatten, vaak soja. Bij droogzetten wordt de productie stopgezet door de krachtvoergift sterk te verminderen in combinatie met het geven van ruwvoer van goede kwaliteit. Let wel: de krachtvoergift kan gereduceerd worden tot een 0,5 kg per geit per dag, maar mag nooit op 0 kg vallen.

Het droogzetten van de melkgeit

Het is belangrijk dat melkgeiten een goede conditie hebben vooraleer ze de droogstand ingaan. De lammeren nemen een groot deel van de buikinhoud in, waardoor het moeilijk is om de geiten te laten aankomen. Zowel te magere als te vette melkgeiten hebben een groter risico op slepende melkziekte (ketose). Dit chronisch probleem zal niet altijd meteen opvallen en zal symptomatisch sterk gelijken op melkziekte (calciumtekort). Om het onderscheid te maken kunnen calcium en bètahydroxyboterzuur bepaald worden in het bloed bij een referentiepool van de stal. Natuurlijk kunnen beide metabole aandoeningen samen voorkomen. Bij verdachte dieren kan er propyleenglycol of glycerol bijgegeven worden tegen de ketose.

Twee tot 3 weken voor de verwachte datum van aflammeren kan de hoeveelheid krachtvoer en/of bijproducten voorzichtig worden opgedreven. De geiten kunnen weer vervetten wanneer dit te snel gebeurt.

Marjolein Brack

Lees ook in kleinvee

Terug veel belangstelling voor voorlichtingsvergaderingen

kleinvee Naar jaarlijkse gewoonte ging onlangs op 3 plaatsen in Vlaanderen een voorlichtingsvergadering voor schapenhouders door georganiseerd door het Praktijkcentrum voor Kleine Herkauwers (PCKH). Deze vergaderingen werden telkens gekoppeld aan een bedrijfsbezoek.
Meer artikelen bekijken