Startpagina Vleesvee

Kalveren verkopen of zelf afmesten?

Goedele Vrints van het departement Landbouw en Visserij onderzocht het verschil in rendabiliteit tussen gesloten vleesveebedrijven en veebedrijven die voornamelijk stierkalveren verkopen. Het verschil tussen beide blijkt beperkt, maar de spreiding tussen de bedrijven is groot.

Leestijd : 5 min

Het Vleesveecongres vond dit jaar plaats op 8 juni in Kruibeke en op 1 juli in Glabbeek. Met het Vleesveecongres willen het departement Landbouw en Visserij, Coöperatie Rundveeverbetering (CRV), Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), MSD, Dierengezondheidszorg Vlaanderen( DGZ), KBC, Inagro en Boerenbond, de meest recente ontwikkelingen in de vleesveehouderij onder de aandacht brengen. Thema’s zoals rendabiliteit, kalveropfok, waterkwaliteit en voerefficiëntie kwamen er uitgebreid aan bod.

In dit eerste artikel vergelijken we de rendabiliteit van het zelf afmesten van stieren ten opzichte van het verkopen van stierkalveren.

Uitgebreide economische en technische vergelijking

Op het Vleesveecongres werd een voorproefje gebracht van een studie die later dit najaar zal verschijnen. De studie behandelt de economische en technische prestaties van bedrijven met vleesvee-activiteiten en tracht de rendabiliteit te verklaren aan de hand van technische en economische kengetallen.

Met behulp van de data van het Landbouwmonitoringnetwerk (LMN) van het departement Landbouw en Visserij worden economische resultaten van een groep bedrijven onder de loep genomen. Op basis van de bedrijfsvoering worden 2 homogene groepen gedefinieerd: gesloten bedrijven met vleesvee en bedrijven die voornamelijk stierkalveren verkopen. De data worden geanalyseerd voor de boekjaren 2016 tot en met 2020.

Negatieve netto- bedrijfsresultaten

Eerst worden de resultaten van de categorieën ‘gesloten vleesvee’ en ‘verkoop stierkalveren’ met elkaar vergeleken door het gemiddelde van de periode 2016-2020 naast elkaar te leggen.

De totale opbrengsten zijn bij de gesloten vleesveebedrijven –logischerwijs – veel hoger dan bij de bedrijven met verkoop van stierkalveren, met respectievelijk bedragen van 2.025 euro en 1.382 euro per zoogkoe. Daartegenover staan uiteraard lagere variabele kosten bij de categorie ‘verkoop stierkalveren’, met 1.012 euro ten opzichte van 1.488 euro per zoogkoe bij de categorie ‘gesloten vleesvee’.

Gemiddeld gezien is het brutosaldo hoger bij het ‘gesloten vleesvee’ dan bij de ‘verkoop stierkalveren’, met respectievelijk een brutosaldo van 537 euro en 369 euro per zoogkoe. De totale vaste kosten zijn iets hoger bij de gesloten vleesveebedrijven, wat resulteert in een klein verschil in het familiaal arbeidsinkomen (FAI) tussen de 2 categorieën (-333 euro voor ‘gesloten vleesvee’ en -398 euro per zoogkoe voor ‘verkoop stierkalveren’). Als van het FAI de vergoeding voor eigen arbeid nog afgetrokken wordt, hebben we in beide categorieën een negatief nettobedrijfsresultaat ( -1035 euro bij de gesloten vleesvee en -1095 euro bij de ‘verkoop stierkalveren’)

Spreiding en evolutie in cijfers

Op deze resultaten zit echter een spreiding over de jaren heen én tussen de bedrijven. Uit de resultaten blijkt dat de categorie ‘gesloten vleesvee’ van 2016 tot en met 2019 een dalend verloop vertoont van het brutosaldo (BS), familiaal arbeidsinkomen (FAI) en het nettobedrijfsresultaat (NBR). In 2020 stegen deze economische indicatoren weer. Het BS bedraagt 663 euro per zoogkoe in 2020. Het verloop van het brutosaldo bij de categorie ‘verkoop van stierkalveren’ bereikt een minimum in 2017, waarna het in de daaropvolgende jaren stijgt, met een hoogtepunt in 2020 van 392 euro per zoogkoe.

Categorie gesloten vleesveebedrijven

Om de spreiding tussen de bedrijven bij de categorie gesloten vleesvee aan te tonen, worden de bedrijven ingedeeld in kwartielen op basis van hun brutosaldo.

In 2020 bedraagt het verschil in brutosaldo tussen de 25% best en de 25% slechtst presterende groep 1.075 euro per zoogkoe. Het verschil in brutosaldo wordt verklaard door het verschil in de totale opbrengsten (respectievelijk 2.666 euro en 1.587 euro voor de best en slechtst presterende groep). De totale variabele en vaste kosten daarentegen vertonen geen grote verschillen tussen de groepen.

Ook in de technische parameters zijn er grote verschillen tussen de bedrijven. De betere opbrengsten in de groep best presterende bedrijven zijn te verklaren door het feit dat deze bedrijven meer stieren per zoogkoe kunnen voortbrengen. Zo is de leeftijd eerste kalving 4 maanden eerder, en de tussenkalftijd 45 dagen minder bij de best presterende groep. Het sterftepercentage van zowel de stieren als de zoogkoeien is bovendien beduidend lager bij de best presterende groep. De verschillen in verkoopprijs van de stieren zijn veel minder groot.

Ook uit de regressieanalyse, die zoekt naar verklarende parameters in het inkomen tussen bedrijven, blijkt de kalvingsindex en het sterftepercentage significant. Op bedrijven met 50 zoogkoeien kan een verschil van 0,17 op de kalvingsindex een verschil van meer dan 6.854 euro brutosaldo betekenen. Ook blijkt uit de regressie dat het krachtvoederverbruik een belangrijke parameter is: een lager krachtvoederverbruik brengt een hoger brutosaldo met zich mee. Belangrijk is om dit vanuit het breder voedermanagement te interpreteren, het toont dan ook vooral het belang van een optimale ruwvoedergift aan.

Categorie ‘verkoop stierkalveren’

Bij de categorie ‘verkoop stierkalveren’ wordt de populatie bedrijven in 2020 opgesplitst in 2 groepen op basis van het brutosaldo per zoogkoe. De beste 50% van de bedrijven hebben zowel een gemiddeld hogere opbrengst (1.648 euro ten opzichte van 1.311 euro per zoogkoe) als een lagere totale variabele kost (1.073 euro ten opzichte van 1.183 euro per zoogkoe). De totale vaste kosten zijn eveneens lager bij de beter presterende groep (808 euro tegenover 931euro per zoogkoe). Dit resulteert in een FAI van -232 euro per zoogkoe voor de beter presterende groep in vergelijking met -804 euro per zoogkoe voor de slechtere groep.

Ook hier zien we betere vruchtbaarheidskengetallen en lagere sterftepercentages bij de betere groep. Bovendien halen de stierkalveren een betere verkoopsprijs.

Vooral verschillen tussen bedrijven

Het verschil in familiaal arbeidsinkomen (FAI) en nettobedrijfsresultaat (NBR) tussen de gesloten vleesveebedrijven en de bedrijven die hun stierkalveren verkopen, is eerder gering (resp. 65 euro en 60 euro per zoogkoe), maar in het voordeel van de gesloten bedrijven.

De bedrijfseconomische indicatoren BS, FAI en NBR van de gesloten vleesveebedrijven kenden een stijging in 2020, na 4 jaren van daling, voor de bedrijven die hun stierkalveren verkopen werd het minimum reeds in 2017 bereikt.

De verschillen tussen de bedrijven zijn groot, voornamelijk aan de opbrengstenzijde. Dit is te verklaren doordat de best presterende bedrijven meer dieren per zoogkoe voortbrengen dankzij betere vruchtbaarheidskengetallen en lagere sterftecijfers.

Goede Vrints, dep. Landbouw enVisserij

De studie ‘Rentabiliteits- en kostprijsanalyse Vleesvee’ zal in november verschijnen op de cijferwebsite van de departement Landbouw en Visserij: Landbouwcijfers Vlaanderen: cijfers over de Vlaamse landbouw. Vanaf november vind je op de datapagina van deze website ook recentere cijfers van boekjaar 2021.

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken