Startpagina Bieten

Voederbieten als derde teelt, makkelijker dan je denkt

Hoewel voederbieten rond WOII een areaal bereikten van ongeveer 75.000 ha in België, daalde dat areaal door het succes van maïs, het vele handwerk, gebrek aan premies in het kader van GLB en de problemen door de Rhizoctoniaschimmel naar 2.600 hectare in 2007. De laatste jaren lijkt het tij gekeerd en worden voederbieten toch weer aanzien als een interessante derde teelt.

Leestijd : 9 min

Voederbieten hebben dan ook meer voordelen dan gedacht. Vooral de voedertechnische, milieutechnische en bedrijfseconomische aspecten en de veerkracht van het gewas zijn belangrijke troeven die ook het LCV in de verf wil zetten. Met de komst van het Rhizoctonia-tolerante ras Rialto en onder de impuls van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is het Vlaams areaal gestegen naar 3.500 hectare in 2017. Ook de evolutie in de mechanisatie maakt de teelt weer wat aantrekkelijker.

Rond de bewaring van de voederbieten waren er nog problemen, en met die focus werd een project voorgesteld dat ook werd aanvaard. Het PWO-project ‘Feedbeet’, dat door de Vlaamse overheid wordt gefinancierd, legt de proefhoeve Bottelare HoGent - UGent in samenwerking met het Ilvo zich toe op hoe voederbieten jaarrond bewaard kunnen worden zonder te veel verlies aan kwaliteit. Er werd nagegaan of voederbieten samen met droge voedermiddelen ingekuild kunnen worden.

Het project ging van start in het najaar van 2015, met de demodag als sluitstuk. Bovendien zal later een vervolgproject rond voederbieten van start gaan, waarbij de focus zal liggen op de multifactoriële aanpak voor een betere beheersing van Rhizoctonia solani.

Keuze uit zeven Belgische rassen

Rhizoctonia solani was een schimmel waar men, zeker vroeger, voor moest uitkijken. Afgestorven bladeren en wortelrot zijn de belangrijkste symptomen waaraan men de boosdoener kan herkennen. Vooral op lichte gronden en plaatsen met slechte structuur komt de schimmel gemakkelijker voor. De aangetaste bieten kunnen bij bewaring een enorm probleem vormen door verdere rotting. Met de komst van een Rhizoctonia-tolerant ras, Rialto zijn die problemen voor een groot deel van de baan. Aantasting is echter wel nog mogelijk, maar de uitval en de ernst is beperkt.

Verder zijn er nog zes rassen te vermelden. In totaal zijn er zeven voederbietrassen ingeschreven op de Belgische rassenlijst. De rassen Bartha, Colosse, Rialto, Bolero en Ribondo worden gekenmerkt door een gemiddeld tot hoog gehalte aan droge stof. De rassen Tarmina KWS en Godiva KWS hebben een hoog tot zeer hoog gehalte aan droge stof, maar ook een hoog suikergehalte. Het best is een ras te kiezen dat bij uw manier van vervoederen en productiecapaciteit past. Voor het project ‘Feedbeet’ koos men voor een ras van KWS met een hoog tot zeer hoog gehalte aan droge stof.

Wat met bemesting...

Naargelang de grondsoort moet een bepaalde pH worden nagestreefd, en dus een correcte bekalking worden uitgevoerd. Niet voor niets want bij een te lage pH is ook de productie niet goed. Bij een te hoge pH kunnen gebreksziekten opduiken.

Qua bemesting kunnen best alle hoofdelementen beschikbaar zijn, namelijk N, P, K, Ca, Mg en Na. K en N bleken wel de elementen die voederbieten het makkelijkst opnemen, wat niet automatisch betekent dat men dit steeds als bemesting moet geven: men moet rekening houden met het vrijgeven van de elementen uit de bodem. Een bodemanalyse voor bemesting blijft noodzakelijk, en op basis hiervan en gegevens over de voorgeschiedenis kan een bemestingsadvies voor de volgende drie jaar geleverd worden.

... en gewasbescherming?

Als het op onkruidbeheersing aankomt, kan gewerkt worden met het FAR-systeem. Hierbij worden vier of vijf behandelingen uitgevoerd, meestal met een interval van een week. Telkens worden verschillende herbiciden met bodem en/of bladwerking gecombineerd. De diversiteit aan onkruid en het stadium bepaalt welke herbiciden wordt gebruikt en in welke dose. Het KBIVB geeft ook nader advies. Verder kunnen bladziekten zoals Cercospora, roest en witziekte op een later tijdstip in het seizoen opduiken. Om toch een hoge opbrengst te garanderen, kan men een fungicidebehandeling uitvoeren vanaf eind juli. Ook hier kan het waarnemingsnetwerk van het KBIVB info bieden.

Voederbieten

in de rotatie

Voederbieten zijn een duidelijke meerwaarde in de rotatie. Om dit aan te tonen werd in 2006 op de proefhoeve een vruchtwisselingsproef aangelegd. Zo wordt onder andere een rotatie van twee jaar grasklaver en twee jaar maïs uitgetest. Er zijn ook ruimere rotaties waarbij er ook een graangewas in wordt gestoken.

Voederbieten zijn ook perfect in te passen in het project ‘Richtsnoeren voor een betere bodemvruchtbaarheid voor het doorbreken van de monocultuur maïs’. Tijdens wintervergaderingen zullen de opbrengstanalyses en rendabiliteit hierover gecommuniceerd worden. Uit de opbrengstcijfers nu blijkt al dat de opbrengst gemiddeld overheen de jaren bij monoculturen maïs lager is. Zeker in jaren wanneer maïs wat meer onder druk komt door extremere weersomstandigheden zoals droogte of wateroverlast. Verder zijn er ook meer problemen naar bodempathogenen toe zoals Rhizoctonia. Bij een minder goed jaar zal maïs in vruchtwisseling een betere opbrengst geven in vergelijking met monoculturen maïs.

Het is aangetoond dat de voederbieten interessant zijn in een rotatie na grasklaver omdat ze de stikstof uit de bodem halen. In een zevenjarige rotatie met grasklaver, voederbieten, maïs en triticale, kan men tot 12 % hogere voederwaardeopbrengst per hectare halen. Als grasklaver niet in de rotatie past, kan men kiezen voor een zevenjarige rotatie met maïs, gevolgd door triticale met groenbedekker, voederbieten, korrelmaïs, maïs en veldbonen kan men tot 29 % meer voederwaardeopbrengst halen. In het algemeen wordt aangenomen dat bij voederbieten een rotatie van 1 op 4 goed is om de ziektedruk te verlagen, ruimer is wel noodzakelijk bij lichtere gronden.

Rooien met de juiste instellingen

Het rooien van voederbieten kan op twee manieren. Een eerste manier is nuttig bij zonnig weer: een eerste machine ontbladert de biet, haalt die uit de grond en legt ze in de rij zodat die kan drogen, waarna een tweede machine de bieten opraapt, reinigt en laadt. Een tweede manier wordt populairder, omdat alles (het ontbladeren, het uit de grond halen, reinigen en laden van de bieten) slechts met één machine gebeurt in één werkgang, en dat met een zes- of achtrijige rooier.

Ook van belang is het juist instellen van de rooier. Algemeen wordt aangeraden om enkel te ontbladeren of niet agressief te reinigen als men de bieten vers wil vervoederen: de biet moet zo min mogelijk gekwetst worden. Ze mogen wel wat agressiever gereinigd worden en ontkopt als de bieten ingekuild moeten worden. Voor een voldoende reiniging moet men ook kijken naar snelheid en toerental.

Algemeen wordt aangeraden om enkel te ontbladeren of niet agressief te reinigen als men de bieten vers wil vervoederen.
Algemeen wordt aangeraden om enkel te ontbladeren of niet agressief te reinigen als men de bieten vers wil vervoederen.

Reinigen en versnijden

Voor het reinigen en versnijden van voederbieten werden op de demodag twee machines gebruikt van het bedrijf VDW Constructie: de bietenreinigingsmand met versnijder en de Cleaner Tiger bietenreiniger. Ook andere systemen zijn mogelijk zoals een reiniger/snijder voor op een verreiker en een snijder op een tractor. Het reinigen van de voederbieten is noodzakelijk, aangezien grond de energiewaarde van de bieten verlaagt en het asgehalte verhoogt.

De Cleaner Tiger is een continue reiniger/snijder die de bieten reinigt door middel van het draaien van een wals. Geleidelijk gaan de bieten naar de zijkant waarna ze door een snijder gaan. Op die manier kan 2 ton op ongeveer vijf minuten versneden worden. De machine kan samengaan met een losband. Stenen worden in dit systeem ook gemakkelijk verwijderd: 80 % van de stenen wordt verwijderd.

De Cleaner Tiger is een continue reiniger/snijder die de bieten reinigt door middel van het draaien van een wals.
De Cleaner Tiger is een continue reiniger/snijder die de bieten reinigt door middel van het draaien van een wals.

De bietenreinigingsmand is een niet-continu systeem. Eerst worden de bieten met de mand opgeschept, waarna die wordt gesloten. De bieten worden gereinigd door het ronddraaien van de mand. De machine is ook gemaakt om in water te kunnen reinigen, wat zijn nut kan betekenen bij zwaardere grond. Een nadeel aan een niet-continu systeem is dat men slechts één batch tegelijkertijd kan reinigen en versnijden. Een ander nadeel is dat bij stenen een blokkage kan ontstaan: de stenen moeten eruit gehaald worden. Qua reinigingssysteem werkt de bietenreinigingsmand wel het beste omdat je zo lang kan reinigen als je wil.

Bij de bietenreinigingsmand worden de bieten gereinigd door het ronddraaien van de mand, wat ook mogelijk is in water.
Bij de bietenreinigingsmand worden de bieten gereinigd door het ronddraaien van de mand, wat ook mogelijk is in water.

Ten slotte worden de versneden bieten in een voedermengwagen vermengd met tarweglutenfeed (amyplus), hier wou men een drogestofgehalte bekomen van ongeveer 40 %. Door middel van een walking floor gaat het materiaal naar achter en wordt via de vijzels de slurf ingeduwd.

Kiezen voor openlucht- bewaring...

Bij bewaring in openlucht is geweten dat vers vervoederde bieten heel goede voederwaarde geven en heel goed zijn in het rantsoen. Toch moet er opgepast worden met het suikergehalte die hoog kan zijn. De limiet van 150 g suiker per kg droge stof mag niet overschreden worden in het rantsoen.

Ook is er sprake van beperkte houdbaarheid. Als verse bieten onder gunstige omstandigheden bewaard worden, kan dat leiden tot 4-5 % drogestofverlies, terwijl dat bij ongunstige omstandigheden kan oplopen tot meer dan 50 %. Een vroege oogst, diepe ontkopping of lange bewaarduur kunnen daar factoren in zijn. Bieten die in november en oktober geoogst werden, werden bewaard gedurende de winter. Door het warme najaar waren de in oktober geoogste bieten in december al beschimmeld. Die in november konden beter worden bewaard, omdat ze minder onderhevig zijn aan die temperatuur. In het algemeen kan openluchtbewaring zijn nut bewijzen wanneer men de eerst maanden vers wil vervoederen, inkuilen zorgt echter voor een betere bewaring en meer behoud van nutritionele waarde.

... of eerder een mengkuil

Een mengkuil met kuilmaïs en 25 % voederbieten aan droge stof geven wel een goed resultaat rond de bewaring van bieten. De voordelen zijn dat men langer kan bewaren en er een arbeidsgemak is. Een nadeel is dat je de bieten een maand vroeger moet oogsten wat een mindere opbrengst en lager droge stofgehalte als gevolg heeft. Daarom werd gezocht naar andere voedermiddelen die met de voederbieten ingekuild kunnen worden: tarweglutenfeed, cichoreipulp, maïsglutenfeed, droge bietenpulp, perspulp, kuilmaïs, voordrooggras, tarwestro, CCM, vlaskaf, geplette gerst, gerstestro, palmpitschilfers en sojahullen.

Uit de proeven bleek dat de mengkuilen met geplette gerst en die met CCM geen sap hebben opgevangen, wat CCM en geplette gerst dus tot een slechte mengpartner maken. Ook het droge stof verlies is bij deze mengpartners nog boven de 20 %, net als bij maïsglutenfeed, vlaskaf en gehakseld gerstestro. Toch is dit nog steeds minder dan bij de ingekuilde bieten, waarbij het droge stof verlies 47 % bedraagt. De kuilkwaliteit werd beoordeeld op de som van de fermentatieproducten azijnzuur, melkzuur en alcohol. Maïsglutenfeed, voordrooggras, tarwestro, gerstestro en vlaskaf geven hierin hoge waarden, ten gevolge van het hoge alcoholgehalte. Dit geeft aan dat het inkuilproces niet goed verliep.

Bij de analyses van de overblijvende voedermiddelen (tarweglutenfeed, cichoreipulp, perspulp, droge bietenpulp, kuilmaïs, palmpitschilfers en sojahullen) kon men concluderen dat de VEM-waarden gelijkaardig waren aan die van de verse bieten en de DVE-waarden het hoogst zijn bij cichoreipulp, perspulp, droge bietenpulp en de sojahullen. Belangrijk te vermelden is wel het hogere aandeel voederbieten bij de sojahullen om een droge stof gehalte te bekomen van 35 %.

Rendabiliteit bij inkuilen

Voor de kostprijs van de voedermiddelen werd er gebaseerd op de basisprijs van afgelopen zomer, met een minimum afname van 10 ton. Hierbij werd een mengkuil met vochtige ruwvoederpartner (perspulp of kuilmaïs) vergeleken met een krachtvoederkuil in een sleufsilo/betonnen plaat en een krachtvoederkuil in een worst ingekuild. Bij de krachtvoederkuilen werden tarweglutenfeed, cichoreipulp, droge bietenpulp palmpitschilfers en sojahullen met elkaar vergeleken.

Als de kost van de mengkuil lager is dan de krachtvoederwaardeprijs (in EUR/ ton droge stof) kan men spreken van rendabiliteit. De mengkuil met perspulp kende de laagste kostprijs. Bij kuilmaïs was de kostprijs van de mengkuil gelijk aan de krachtvoederwaardeprijs. Verder waren de kostprijzen van de mengkuilen sleufsilo/beton met droge bietenpulp, palmpitschilfers en sojahullen lager dan de krachtvoederwaardeprijs, en dus rendabel. De kostprijs van de mengpartner en de inkuiltechniek spelen hier een belangrijke rol. Bij de worst was enkel de mengkuil met palmpitschilfers rendabel. De worst maken heeft al een meerprijs, alleen al door de transportkosten, de uren van de chauffeur en loonwerker,...

Men kan besluiten dat wanneer de maïsoogst laat genoeg is, vanaf de tweede helft van oktober, men voor de beste voederwaarde en kostprijs de voederbieten best inkuilt met kuilmaïs. Valt de maïsoogst in september-begin oktober, is een mengkuil met een droog voedermiddel beter. Op die manier krijg je de grootste bietenopbrengst en de rendabelste kuil.

M.V.

Lees ook in Bieten

Meer artikelen bekijken