Startpagina Varkens

Het makkelijkste is niet altijd economisch het meest rendabele

Een goede infrastructuur, focus op bioveiligheid en het zoveel mogelijk in handen houden van belangrijke kostenposten, dat zijn de belangrijkste elementen op het varkensbedrijf van de groep Beck- Van Thillo. De technische prestaties zijn uitstekend, maar ze zijn voor Dries Beck niet het enige wat telt. “Het belangrijkste is dat het vlot werkt”, aldus Dries.

Leestijd : 8 min

De taken die een moderne varkenshouder op zijn visitekaartje kan talrijk zijn veelvuldig, maar ‘telefonist’ is er bij Dries Beck zeker één van. De beltoon draait overuren. Dat komt door de schaal van het bedrijf en de nevenactiviteiten als mestverwerker. Deze maken bijna voortdurend overleg noodzakelijk, zo blijkt.

Specific Pathogen Free (SPF)

Dries Beck en diens vrouw Ilse Vanthillo baten het uit de kluiten gewassen varkensbedrijf uit samen met haar ouders Herman en Marijke en zo’n 8 personeelsleden. Het verhaal van het jonge koppel begint bij de overname van de locatie van een leghennenbedrijf in 2008, niet ver van het ouderlijk hof. Leghennen hebben ze er nooit gehouden: op het bedrijf komen 3.000 vleesvarkens. In 2012 wordt dit verdubbeld naar 6.000 vleesvarkens. Al van in het begin is het duidelijk dat er net zoals bij de ouders van Ilse een zeugentak zal komen. Het wordt een stal voor 2.000 Specific Pathogen Free (SPF)-zeugen op een locatie tegenover het ouderlijk hof.

In 2016 wordt het ouderlijk bedrijf van 1.200 zeugen overgenomen, leeggedraaid, gerenoveerd naar de normen van vandaag en weer bevolkt met 1.200 zeugen, ook SPF.

Filter en nog een filter

Dat het streven naar een SPF-bedrijf geen evidentie is, wist Dries van bij de start. In de regio rond de gemeente Meer zitten er namelijk heel wat grote varkensbedrijven. Maar dat weerhield Dries en Ilse er toch niet van om vol op bioveiligheid in te zetten. De stal uit 2015 kreeg een indrukwekkende reeks filters mee om deze stal luchtpathogenenvrij te maken. Een windbreekgaas houdt de grove delen (pluizen, blaadjes) tegen. Daarna volgt een fijne G4-voorfilter, op zijn beurt gevolgd door een nog fijnere F9-filter.

Op die manier worden virussen via de inkomende lucht maximaal geweerd. “De stal wordt ook op overdruk gehouden om ziektekiemen buiten te houden. Het systeem met de filters hadden we in Nederland en Frankrijk gezien, maar was het eerste bedrijf van dit type in België”, denkt Dries.

Niemand komt de stal binnen zonder douche. Materiaal wordt ontsmet via een uv-kast of ontsmetting met gas. Maar is het opzet gelukt? Het resultaat is gemengd. “We zijn met volledig vrije dieren gestart. Dat hebben we op het vlak van mycoplasma en prrs bij de zeugen helaas niet zo kunnen houden. Maar we zitten met een heel laag antibioticagebruik. We gebruiken nog maar zeer zelden iets bij de biggen in de categorie 7 tot 25 kg, en al helemaal niets meer preventief. Op de eerste vleesvarkenslocatie gaan we van 6.000 naar 9.000 dieren; we zullen er de ingeslagen weg verderzetten”, klinkt het resoluut.

Douchen onvermijdelijk

Die ingeslagen weg houdt in dat er een strikt bioveiligheidsbeleid wordt gevoerd. Bij de renovatie van de stallen op het ouderlijk bedrijf werden deze intern via corridors met elkaar verbonden, zodat mensen (en biggen) niet meer in de buitenlucht moeten komen bij een verplaatsing tussen stallen. Nooddeuren uitgezonderd is er maar één in- en uitgang per locatie. Op elke locatie is douchen verplicht en onmogelijk te vermijden. De deur naar de stal klikt maar open als het automatisch protocol in de douche - natmaaktijd, tijd zonder water om in te zepen, afspoeltijd - doorlopen is. “De kraan laten lopen en even terugstappen om iets te gaan halen is er niet bij; het protocol begint gewoon opnieuw”, is Dries duidelijk.

Uitzonderingen worden niet gemaakt. Adviseurs worden enkel op maandagochtend binnengelaten. Handelaars komen de stal niet in. Het materiaal van elke diergroep heeft een aparte kleur, zodat er geen materiaal meeverhuist.

De big via de zeug beschermen

Ook de bioveiligheid van de dieren zelf wordt heel ernstig genomen. Vaccinaties bij de zeugen spelen daarbij een belangrijke rol (prrs, mycoplasma, glässer, snuffelziekte, griep, clostridium...). “Er staat een kostprijs tegenover, maar als je de kostprijs rekent per big, valt de prijs van het vaccineren van de zeug nog mee”, argumenteert Dries. “Door bij de zeugen de ziektedruk laag te houden, bescherm je immers de biggen.”

Tweewekensystemen

Er zijn twee locaties waarop zeugen gehouden worden, en ook twee verschillende weeksystemen. Het ouderlijk bedrijf ging met de depop-repop van een eenweeksysteem naar een vijfwekensysteem. Er wordt op vier weken gespeend. “Het is het gewoon het systeem dat het beste paste in de bestaande infrastructuur”, is de verklaring. Op de nieuwe zeugenlocatie wordt het tweewekensysteem gehanteerd, met alternerend spenen op 3,5 weken. “Dat is niet het eenvoudigste systeem”, geeft Dries toe, “maar wij verkopen ook biggen en het laat toe om meer continuïteit in het aanbod van biggen te bieden.” Door een goede planning, kan er met medewerkers tussen de twee zeugenlocaties geschoven worden, waardoor het werk beheersbaar blijft.

Geen inductie

Sterk verbonden met het gekozen weeksysteem, is de speenleeftijd. Het is ook de indruk van Dries dat biggen voordeel halen uit een latere speenleeftijd. Maar een nog grotere waarde hecht Dries aan een voldragen dracht. “Onze Danbred-zeugen dragen standaard 116 tot 117 dagen. Met het nog steeds hoger aantal levendgeboren biggen, is het cruciaal dat de zeug zo lang mogelijk blijft dragen. Dat is ook de reden waarom we geboorte-inductie, enkele uitzonderingen daar gelaten, op het bedrijf niet toepassen”, legt Dries uit.

Productiegetal

De moderne infrastructuur, gecombineerd met een goede bioveiligheid en een uitgestippeld management laat zich ook opmerken in het productiegetal. In de stal uit 2015 bedraagt het productiegetal maar liefst 36, op het ouderlijk erf in de gerenoveerde stallen 34. Het verschil in beide stallen verklaart Dries door de in de nieuwe stal aanwezige combinatie van grotere kraamhokken, iets hogere worpindex (aantal worpen per jaar per zeug), overdekte biggennesten en een systeem van cups in de kraamhokken met automatische biggenmelkverstrekking. “Op het ouderlijk erf verstrekken we ook vier keer per dag melk voor de biggen in de kraamhokken, maar met de hand bereid. Dan loop je toch net iets meer achter”, oordeelt Dries. Hij schat in dat alleen het systeem van de cups toelaat een halve big per worp meer bij de zeug te spenen in plaats van moederloze opfok. Een prestarter kan niet met de cups meegegeven worden, al ziet Dries ook daar wel de voordelen van in.

Deuren openhouden

Op het bedrijf worden de eigen gelten gefokt. Er bevinden zich 200 zuivere Yorskhirezeugen. In combinatie met Danbred-sperma leidt dat tot de populatie F1-zeugen. De beste Yorkshire-dieren worden opnieuw gedekt met zuiver York om de populatie in stand te houden. Als eindbeer kiest Dries voor een Turbopiétrain van Gene+. “Deze biedt extra groei in vergelijking met de Belgische Piétrain, en kan ook qua conformatie nog behoorlijk goed mee”, is het oordeel van Dries. “Voor de verkoop van onze biggen en zeker ook van vleesvarkens houden we met een Piétrainachtig type vleesvarken zoveel mogelijk deuren open, zowel voor binnen- als buitenland.”

Het vervanginspercentage bij de zeugen zit rond de veertig procent. In de selectie wordt er veel belang gehecht aan grootbrengend vermogen, de moedereigenschappen. Daarnaast zijn ook het productiegetal en de vruchtbaarheid belangrijke selectiecriteria. Herlopende zeugen worden vrij snel afgevoerd.

Pleegmoeders

Een hoog productiegetal kan niet zonder pleegmoeders. De eerste dagen worden de sterkste biggen herlegd. In de periode erna worden de zwakste biggen verlegd om zo tot uniforme tomen te komen van 13 tot 16 biggen. In het vijfwekensysteem zijn de pleegzeugen de reforme zeugen van de vorige groep die goed biggen grootbrengen. In het tweewekensysteem gaat het om zeugen van de vorige groep van twee weken eerder die teruggehaald worden.

Diverse keuken

Een apart hoofdstuk op het bedrijf is het voederen. Op alle locaties wordt er brijvoer verstrekt uit de eigen voerkeuken. De basis bestaat uit vijf enkelvoudige grondstoffen: tarwe, gerst, soja, tarwegries en zonnebloempittenschroot. Daarnaast zijn er een aantal steekvaste producten: puree, cichoreipulp, ccm en friet. Deze worden verder aangevuld met natte producten: rijstzetmeel, tarwezetmeel, tarwegistconcentraat, aardappelstoomschillen en biergist.

De rantsoenen worden in samenwerking met een voederfabrikant samengesteld. Deze levert het kernvoeder. “De algemene regel is eenvoudig: hoe ouder het dier, hoe lager het aandeel voeder van de voederfabriek. Voor een big van 7 kg gelden er gewoon veel hogere eisen naar de kwaliteit van het voeder en de kwaliteit van de grondstoffen. Bij het zelf mengen van voeder moet je toch altijd rekening houden met afwijkingsmarges.” Onder meer het drogestofpercentage van het voeder kan variëren, waardoor er in volume aangepast moet worden.

Lange trog

Alle dieren krijgen brij in een lange trog. De biggen krijgen vier keer per dag eten verstrekt, de vleesvarkens drie keer, net zoals de zeugen in de kraamstal. In de drachtfase krijgen de zeugen twee keer eten, maar dan vrij kort na elkaar. Op die manier zijn de dieren de tweede keer nog wat verzadigd en kunnen ook ranglage dieren goed eten.

Op het bedrijf zijn er twee systemen om de drachtige zeugen te huisvesten: een systeem met voederligboxen met uitloop en op het ouderlijk erf een systeem met gewone hokken voor een 7-8 tal dieren. “Eigenlijk wat zoals vleesvarkens”, verduidelijkt Dries. “De twee systemen werken goed; bij het systeem met de voederligboxen is de zeug iets meer beschermd en kan je een dier met een probleem ook makkelijker vastzetten”, zo is de ervaring.

Mestverwerking

Het zelf mengen bevalt goed. Een tweede hamermolen staat op het wenslijstje om grover te kunnen malen en zo voor de zeugen wat meer structuur in het rantsoen te kunnen steken. De imposante voederkeuken is ook zo gebouwd dat er kan gefermenteerd worden. “Er zijn veel mensen mee gestart, maar ook weer mee gestopt. We beginnen er niet mee.”

Een deel van de maïs voor ccm wordt zelf geteeld. De recente overname van een akkerbouwbedrijf moet dat aandeel nog vergroten. Het akkerbouwbedrijf biedt uiteraard tevens een oplossing voor ‘de andere kant’ van het voeder: mest. Op het ouderlijk bedrijf bevindt zich een uit de kluiten gewassen mestverwerking van 60.000 ton. Het gaat om een biologie (Trevi). Extra werk, extra zorgen? “Het systeem werkt goed. Er zijn pompen en een centrifuge, dus helemaal zorgeloos is het nooit, maar dat is bij alles zo. Het simpelste is de telefoon nemen, en bellen naar een verwerker om de mest te komen ophalen. Het zou ook veel eenvoudiger zijn om gewoon naar de voerleverancier te bellen en hem alles te laten leveren, of om op gas te stoken in plaats van de houtsnippers die we nu gebruiken. Maar het makkelijkste is niet altijd het meest economische.” Naast de eigen mest wordt er ook nog wat mest voor derden verwerkt. De mest van melkveehouders heeft daarbij toch wat de voorkeur. “Melkveehouders hebben vaak land dat ze bewerken. Zij nemen dan dikwijls nog wat effluent af”, verklaart Dries.

Personeel

Het managen van een bedrijf met dergelijke omvang is niet eenvoudig. Dries en Ilse geven leiding aan acht medewerkers. “We zien niet alles zelf, dus dan moeten de dingen vlot gaan; dat is belangrijker dan de laatste gram winst in voederconversie of groei. Het is kwestie van het personeel op de juiste posities in te zetten en ervoor zorgen dat ze tevreden blijven. Vroeger dacht ik dat ik overal zelf moest bij zijn, maar nu weet ik dat er mensen zijn die in een bepaalde taak beter zijn dan ik. Bepalen waar het niet of juist wel nodig is om er zelf bij te zijn, is een van de grootste uitdagingen”, geeft Dries nog mee.

Op de Agridagen vertelt Dries nog meer over zijn bedrijf, over hoe hij omgaat met personeel, maar ook over hoe en waar hij schaalvoordelen ziet. En hoe wapent hij zich tegen lage prijzen? Het seminarie voor de varkenshouderij vindt plaats op de Agridagen op zaterdag 17 februari om 10 uur. Inschrijven via www.agridagen.be.

IDC

Lees ook in Varkens

Meer artikelen bekijken