Dopluizen kan je nú bestrijden

De keerzijde van de medaille is dat ook schadelijke organismen zich sneller gaan ontwikkelen. Niet alleen verschijnen ze enkele weken vroeger op het toneel, maar de kans bestaat dat bepaalde insecten een extra generatie zullen voortbrengen, waardoor ze in grotere aantallen zullen aanwezig zijn in de tuin. Gezonde planten zullen hier weinig hinder van ondervinden, maar planten die minder in conditie zijn (droogtestress, te weinig meststof, te oude potgrond, verkeerde standplaats,…), kunnen soms massaal worden aangetast door dergelijke plaaginsecten. Vaak is ingrijpen met een (natuurlijk) gewasbeschermingsmiddel dan echt wel nodig om de plaag onder controle te krijgen.

Dopluizen

Sommige plaaginsecten zijn eenvoudig waar te nemen omdat ze in omvangrijke kolonies samenleven op de jonge plantendelen (bladeren en bladtoppen) zoals de gewone bladluis of de zwarte bonenluis. In het geval van dopluizen is dit voor een leek vaak moeilijker, omdat ze zich het grootste deel van hun leven binnenin de plant verschuilen, waar ze zich voeden op oudere bladeren en takjes. Ook de bestrijding van dopluizen is een stuk moeilijker, omdat ze een groot deel van het jaar veilig ingekapseld zitten in hun dop of een eizak. Een voordeel ten opzichte van de gewone bladluis is dat de dopluis minder mobiel is en een lokale behandeling vaak volstaat om de plaag onder controle te krijgen.

Gevoelige planten voor de hieronder besproken dopluizen zijn voornamelijk : Taxus, Ilex , Hydrangea, Camellia, Magnolia en Acer, maar soms worden ook andere planten aangetast.

Twee soorten

De bij ons meest voorkomende dopluizen maken deel uit van de grote groep der schildluizen, waarvan er wel zo'n 7.000 gekend zijn. Vaak zijn deze insecten goed gecamoufleerd: ze lijken op vergroeiingen op de stam of imiteren bladknoppen, waardoor ze niet gemakkelijk te detecteren zijn.

De gewone dopluis is ongeveer een halve cm lang, min of meer ovaal; ruw, bruin en vaak glimmend. Soms komen ook mannelijke dopluizen voor. Deze zijn een stuk kleiner (2,5 mm) en gevleugeld, in sommige jaren komen geen mannetjes voor en planten de vrouwelijke dopluizen zich ongeslachtelijk voort. De massale hoeveelheid (tot 3.000) eitjes worden in mei-juni afgezet, waarna het vrouwtje afsterft en de eitjes beschermd liggen onder de dop. Zo rond eind juni (+/- 14 dagen) komen de bleekgrijze tot oranjebruine larven te voorschijn. De jonge larven (waarvan er slechts enkele overleven) verplaatsen zich naar de jonge twijgen en bladeren. In het najaar verplaatsen de larven zich naar het houtige gedeelte dieper in de plant, waar ze overwinteren. Hier groeien ze uit tot volwassen dopluizen (bruine kleur) en blijven gedurende de winterperiode mobiel. In het voorjaar zuigt de volwassen dopluis zich vast en wordt de dop dikker en ronder als voorbereiding op de eileg.

De wollige of pulvinale dopluis zit bijna de gehele levensduur vastgezogen op een vaste plaats op de plant en is gemakkelijk te herkennen aan het kleverige, witte, wollige spinsel. De eileg (tot 1000 eitjes per wijfje) van deze soort gebeurt in juni-juli in de typische eizak, gemaakt van kleverige wasdraden die het wijfje heeft uitgescheiden. Als de eitjes gelegd zijn, sterft het wijfje (net zoals bij de gewone dopluis) en blijft de eizak alleen onderaan een blad achter. De larven verschijnen rond eind juni - begin juli en leven aan de onderkant van de bladeren. De jonge larven gaan op zoek naar een goede plaats om zich vast te hechten. Hierbij kunnen ze zich verplaatsen met de wind en zich op die manier verder verspreiden. De jonge larven verliezen al vlug hun pootjes, zuigen zich vast aan de waardplant en ontwikkelen een geel, wasachtig schildje dat vastzit aan de dopluis, die nu ongeveer een 2 mm groot is. Deze dopluis overwintert zonder zich nog verder te verplaatsen en legt in de vroege zomer zijn eitjes in de zelfgemaakte eizak.

Nu bestrijden

Zoals reeds eerder gezegd zijn de aantastingen van dopluis vaak lokaal en is slechts één plant aangetast. Bestrijding dient dan ook lokaal te gebeuren met bijvoorbeeld een kleine vernevelspuit. Vaak is zo een kleine vernevelspuit voor de tuinier (die meestal toch op kleinere schaal dient te bestrijden) zeer handig. Ze zijn ook niet zo duur in aanschaf als een grotere tuinsproeier.

Dopluizen worden meestal opgemerkt in de periode van de eiafzetting, omdat de doppen dan vrij groot zijn (gewone dopluis) of omdat de opvallende, witte eizakken (wollige dopluis) dan onderaan de bladeren goed zichtbaar zijn. In dat stadium zijn de luizen echter zeer moeilijk te bestrijden omdat ze beschermd zitten in de dop. Het beste moment voor de bestrijding is bij het ontluiken van de eitjes, wanneer de larven uitzwermen en op zoek gaan naar een geschikte overlevingsplaats en nog geen beschermende dop hebben. Het ontluiken van de larven (van beide soorten) gebeurt tussen juni en begin juli. De ervaren tuinier kan dan de rondkruipende larfjes (crawlers) visueel waarnemen.

Vaak volstaat één, op het juiste moment uitgevoerde, behandeling. Zijn er toch nog levende larven waar te nemen na een eerste behandeling, dan kan na een tiental dagen een tweede bespuiting uitgevoerd worden.

De particuliere tuinbezitter kan dopluis bestrijden met pyrethroïden. Dit zijn kunstmatig gemaakte producten met een structuur die nauw verwant is aan pyrethrine, een natuurlijke insecticide dat geïsoleerd wordt uit de plant pyrethrum. Correct toegepast (lees het etiket) zijn deze producten niet schadelijk voor mensen en zoogdieren.

GB

Meest recent

Meest recent