Startpagina Schapen

Coccidiose bij jonge lammeren vormt een bedreiging op elk bedrijf

In een vorig artikel hebben we een overzicht gegeven van de diverse (maagdarm)wormsoorten, die onze lammeren en schapen kunnen bedreigen. Dit artikel behandelt coccidiose. Wormen zijn op elk schapenbedrijf aanwezig, maar ook coccidiose loert op elk bedrijf om de hoek.

Leestijd : 5 min

In dit artikel baseren we ons op de bevindingen van het demonstratieproject ‘Geïntegreerde aanpak van de gezondheidszorg bij schapen en melkgeiten’ (coördinator vzw Vlaamse Schapenhouderij) en de hieraan gekoppelde brochure opgemaakt door Bert Driessen en Guido Bertels, beiden dierenartsen respectievelijk bij Dier & Welzijn en bij DGZ.

Wat is coccidiose?

Coccidiose vormt een bedreiging voor vele diersoorten. Welbekend zijn de problemen (soms sterfte), die veroorzaakt worden bij pluimvee, bij konijnen, maar ook bij kalveren en honden.

Coccidiose bij schapen komt frequent voor en dit wereldwijd. Coccidiose wordt veroorzaakt door ééncellige organismen die de darmwand beschadigen. Deze protozoaire organismen behoren tot één van de Eimeria-soorten. Twee daarvan kunnen bij jonge lammeren een besmettelijke darmaandoening veroorzaken: de Eimeria ovinoidalis en Eimeria crandallis.

Hoewel coccidiose en maagdarmwormen diarree kunnen veroorzaken, behoren ze tot verschillende morfologische groepen zodat aanpak en bestrijding duidelijk verschillen. Diergeneeskundige producten tegen coccidiose zijn niet werkzaam tegen wormen en omgekeerd.

De levenscyclus van coccidia

Een lam neemt parasieteneieren of oöcysten op via besmet drinkwater of bezoedeld voeder.

Onder invloed van de verteringssappen ontstaan sporozoïten die binnendringen in de cellen van het darmslijmvlies. Daar kunnen verschillende fases van ongeslachtelijke vermenigvuldiging plaatsgrijpen. Daarna heeft een fase van geslachtelijke vermenigvuldiging plaats. Hieruit ontstaan finaal nieuwe oöcysten, die na barsten van de celwand in de darminhoud terecht komen en zo via de mest uitgescheiden worden en nieuwe dieren kunnen besmetten. De tijdsduur tussen opname van een oöcyste en de uitscheiding van nieuwe oöcysten bedraagt 12 tot 20 dagen. Uit één oöcyste kunnen in het lam miljoenen nieuwe oöcysten ontstaan. Een besmetting kan zich zo snel en spectaculair van omvang verspreiden.

Oöcysten zijn zeer resistent tegen koude, hitte of (chemisch) ontsmetten. Dus moet men ervan uitgaan dat de besmettingskans op quasi alle bedrijven aanwezig is. Oöcysten overwinteren ook op het weiland.

Wat gebeurt er bij het lam?

Na de opname via water of voeder tasten de coccidia de darmwand aan. De darmcellen worden beschadigd en zo worden voedingsstoffen minder goed opgenomen vanuit het spijsverteringsstelsel richting bloed. Anderzijds is er door schade aan de cellen verlies van vocht en bloed. Dit bloed wordt verteerd in de darm en zo krijgen we mest met een specifieke donkere tot zwarte kleur.

Lammeren die een lichte besmetting ondergaan bouwen immuniteit op. Bij een hogere besmetting is er door de beschadigde darmwand beïnvloeding van het verteringsproces, met minder opname van voedingsstoffen, maar soms is er onopgemerkt ook verminderde eetlust, verminderde voederopname en bijgevolg een verminderde groei.

Bij ernstige aantasting zien we diarree (zwart gekleurd of bloederig). Maar deze lammeren blijven frequent met opgestoken rug geregeld persen om zich te ontlasten, dikwijls gebeurt dit onder een klagend geluid. Gevolg kan ook een prolaps van de endeldarm zijn. Het vaststellen van permanent persen en diarree bij één of meerdere lammeren moet voor de schapenhouder meer dan een oranje knipperlicht zijn. Dringend optreden is hier meer dan wenselijk, maar soms is men al te laat voor de zwaar aangetaste lammeren.

Van waar komt de besmetting ?

Oudere dieren kunnen beperkt oöcysten uitscheiden. In de periode rond het werpen kan een verhoogde uitscheiding optreden. Als de jonge lammeren via voeder of drinken oöcysten opnemen begint de (eerst interne) cyclus. Als de lammeren bij de geboorte voldoende goede biest opgenomen hebben, zijn ze 2 tot 4 weken beschermd. Vooral lammeren tussen 3 en 12 weken kunnen aangetast worden.

Op stal kunnen een ligbed van droog strooisel, een droog stalklimaat, vers, niet gecontamineerd voeder en zuiver water de besmettingsdruk laag houden. Ook een niet te dichte stalbezetting verlaagt de druk.

Oudere lammeren die immuniteit hebben opgebouwd kunnen zelf nog oöcysten uitscheiden. Dit betekent dat als men op stal of op de wei jonge lammeren samen brengt met oudere lammeren de jonge lammeren onder een grote ziektedruk zullen komen. Op stal is het zeker te mijden om jonge lammeren in een groep met oudere lammeren in te brengen. Ook een doordacht weidebeleid kan aan de orde zijn. Weidebeloop met jonge lammeren in natte/koude omstandigheden geeft vaak problemen.

Belangrijk is ook te vermelden dat coccidiose-uitbraken in de praktijk ook geregeld te koppelen zijn aan stress situaties: plotse weersveranderingen, spenen, overbevolking, slechte hygiëne, maar vooral bij situaties van verzwakking.

Vaststelling

Om te zien of de lammeren oöcysten uitscheiden en hoeveel kan men meststalen laten onderzoeken.

Uw dierenarts kan dit hetzij zelf hetzij via DGZ (Dierengezondheidszorg Vlaanderen ) laten uitvoeren. De besmetting wordt uitgedrukt in een OPG-waarde (Oöcysten per gram). Uit proeven/observaties uitgevoerd in het kader van het demo-project ‘Geïntegreerde aanpak van de gezondheidszorg bij schapen en melkgeiten’ bleek dat quasi alle bedrijven besmet zijn , dat quasi alle lammeren op de proefbedrijven oöcysten uitscheidden; maar toch werd slechts op één bedrijf diarree vastgesteld. De telling van het aantal oöcysten per lam is erg verschillend van enkele honderden tot vele tienduizenden oöcysten per gram mest. Dus tellingen kunnen waarnemingen van diarree of groeivertraging ondersteunen, maar geven geen absolute duidelijkheid.

Behandeling

Aangezien coccidiose een groepsaandoening is die veelal bij jonge lammeren van 4 tot 6 weken optreedt, is bij uitbraak behandelingen van alle lammeren in de groep aangewezen. Er zijn enkele goede geneesmiddelen beschikbaar, consulteer daarom het advies van uw veearts.

Uit waarnemingen tijdens het reeds eerder genoemde demo-project is gebleken dat na behandeling de OPG sterk daalt, maar niet nul wordt. Na drie weken treedt opnieuw een stijging op die minder hoog is dan de meting bij de eerste besmetting. Belangrijk is bij een uitbraak niet alleen alle lammeren in de groep te behandelen, maar vooral de bedrijfsvoering scherp onder de loupe te nemen. Worden de stallen voldoende ingestrooid en droog gehouden? Mengt men jonge lammeren met oudere? Worden jonge lammeren bij nat en koud weer het grasland ingestuurd? Is de bezettingsgraad van stal of weide niet te hoog?

Besluit

Coccidiose komt bij veel diersoorten voor, maar ook frequent op schapenbedrijven. Quasi alle bedrijven en quasi alle lammeren zijn besmet, maar dit hoeft niet tot problemen te leiden als men de besmettingsdruk onder controle weet te houden. Maar vaststellen van een uitbraak vergt bijzondere aandacht omdat er snel uitbreiding kan komen en omdat lammeren waarvan de darmen sterk geraakt zijn ofwel sterven, ofwel mager blijven, maar zeker ten prooi zijn aan een ernstige groeivertraging. Dus moet men in de periode dat er jonge lammeren van 4 tot 10 weken op het bedrijf zijn voldoende aandacht schenken aan mogelijke symptomen, donkere diarree en blijvend persen om zich te ontlasten. Maar ook hier is voorkomen beter dan genezen !

André Calus

Lees ook in Schapen

Mooie Belgische finale van de Ovinpiades 2023

Agribex Wat in 2019 begon met een voorzichtige toenadering vanuit de Waalse schapensector naar Vlaanderen, groeide uit tot een volwaardige wedstrijd voor jonge schapenherders met een Belgische finale op Agribex in Brussel.
Meer artikelen bekijken