Startpagina Akkerbouw

Syngenta vestigt aandacht op maïskopbrand

Eind vorige week namen de technische medewerkers van Syngenta ons mee naar het Nederlandse Megen om de ziekte maïskopbrand (Sphacelotheca reiliana) onder de aandacht te brengen.

Leestijd : 4 min

Syngenta wil deze ziekte onder de aandacht brengen omdat dit niet mag doodgezwegen worden, aldus Kurt Goethals en Roel Van Avermaet. Er mag volgens hen geen scenario zijn waarbij we een sluimerend probleem doodzwijgen om erna voor feiten te staan die we niet meer kunnen beheersen. Ze maken de vergelijking met de knolcyperusproblematiek. Syngenta wijst erop heel wat tolerante rassen aan te bieden, zodat het probleem het hoofd kan geboden worden.

Recent probleem

In 2012 is in Nederland voor het eerst de ziekte maïskopbrand officieel vastgesteld, door Wageningen Universiteit, op een perceel in Megen (nabij Oss). Het is naar dit perceel dat Syngenta ons had mee genomen. In 2012 raakte een landbouwer gealarmeerd tijdens het hakselen van de snijmaïs. Een grote zwarte stofwolk ontstond op het perceel en bij het inkuilen werd een zwarte, vloeibare brij gezien die later de koeien niet wilden eten. De maïskuil werd uiteindelijk op de mesthoop gevoerd.

De ziekte verspreidt zich zeer makkelijk, hoofdzakelijk via de bodem maar ook via de hakselaars. In België duiken de eerste gevallen op.

Dit is builenbrand, een ander  ziektebeeld dan kopbrand.
Dit is builenbrand, een ander ziektebeeld dan kopbrand. - TD

Builenbrand

Het eerste probleem bij de identificatie van de ziekte is de onwetendheid. Men is zich er niet van bewust dat de ziekte in het maïsperceel kan zitten, het wordt niet opgespoord of maïskopbrand wordt verward met builenbrand.

Deze laatste ziekte is een schimmel die groeit buiten op de kolf of de plant. Maïskopbrand is daarentegen een ziekte die groeit onder de schutbladeren. ‘In de kolf’ dus, hierom niet altijd zichtbaar is als er niet te nauw wordt gekeken. En ook ontstaat snel de verwarring met builenbrand.

Voorkomen

Het lijkt erop dat maïskopbrand vooral in lagere, natte gebieden voorkomt. De kans op een zware aantasting is groter als de beginontwikkeling van de maïs tot het vierde à vijfde bladstadium slecht is door stress (koude, natte gronden, nachtvorst).

De infectie is systemisch waarbij de schimmel via de wortel binnen in de kiemplant groeit. Als de maïs in het tweede à derde bladstadium te langzaam groeit, kan de schimmel de groeipunt bereiken met aantasting van de bloeiwijzen, pluim en kolf van binnenuit.

Pas vanaf de bloei is de infectie zichtbaar. Tot eind augustus valt er nauwelijks iets te zien; alleen de plantlengte die wat achter blijft. Na de bloei ontstaat soms zwart schimmelpluis op de pluim en in het schutblad op de plaats van de kolf ontstaat een grote harige schimmelbol, die de gehele kolf vervangen heeft. Vooral als de schutbladeren de infectie bedekken is het moeilijk om de ziekte in het veld vast te stellen.

Bij het hakselen is soms een zwarte stofwolk te zien van de schimmelsporen. Naast verspreiding via de bodem is er ook verspreiding van de ziekte via de wind en machines.

Soms zien we ook een aangetaste pluim bij een maïsplant die maïskopbrand heeft.
Soms zien we ook een aangetaste pluim bij een maïsplant die maïskopbrand heeft. - TD

Gevolgen

Er is momenteel nog maar weinig gekend over de giftigheid. De smakelijkheid van met maïskopbrand besmette percelen neemt wel flink af. Onder de 5 % aantasting (5 op 100 planten), kan de maïs ingekuild en vervoederd worden. Bij een aantasting van 10 tot 25% is het aangeraden om de maïs apart in te kuilen en op basis van een analyse na te gaan of hij nog vervoederd kan worden.

Bij aantastingen boven 25% is het advies om de maïs niet te oogsten, noch te vervoederen. Maïskopbrand is hierdoor een veel groter probleem voor veehouders dan builenbrand.

Maatregelen

De meest aangewezen maatregel tegen maïskopbrand is vruchtwisseling zodat de schimmel kan uitzieken. Zo kan vier jaar gras verbouwd worden of een akkerbouwrotatie worden toegepast.

Een andere maatregel is om een ‘ongevoelig’ ras te verbouwen. Zo zijn er tolerante rassen die het hoofd bieden aan de ziekte en op die manier nieuwe sporenvorming tegen gaan.

Bepaalde zaadontsmettingen beperken de aantasting, maar dit is onvoldoende bij gevoelige en zeer gevoelige rassen.

Rassen

Bij Syngenta geven ze aan dat de rasverschillen gemakkelijk zijn vast te stellen. Zelf hebben ze reeds drie jaar hun rassen gescreend en stellen bij slechts 2 op de 25 rassen een matige gevoeligheid vast. (SY Talisman en SY Rotango). Alle andere geteste Syngenta variëteiten tonen zich zeer weinig gevoelig tot tolerant.

Het nieuwe ras SY Skandik behoort naar hun zeggen tot de best tolerante rassen, net als SY Telias en SY Madras. In eerdere proeven toonden ook SY Fanatic en SY Madras respectievelijk amper 0,2% en 0,4% aantasting.

In Nederland wordt kopbrand tolerantie sinds 2018 binnen het officiële rassenonderzoek gescreend. Het is echter nog niet zeker dat er dit najaar al cijfers gepubliceerd zullen worden.

Gezien de ernst van de ziekte, en de mogelijk snelle verspreiding dringt Syngenta aan dat ook andere kwekers open kaart zouden spelen en de toleranties van hun rassen bekend zouden maken. Er zijn immers heel wat gevoelige rassen op de markt die de verspreiding in de hand werken.

“Het volstaat niet dat een bedrijf een paar rassen naar voren schuift die tolerantie tonen, en zwijgt over al de gevoelige rassen in hun pakket en deze gewoon volop promoot in regio’s waar de ziekte al aanwezig is. De zaadfirma’s zouden hier dringend hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de landbouwers correct informeren, “ besluit Kurt Goethals.

TD

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken